Categorie archief: Uitjes

Terras weer

Soms maak je met z’n tweeën wat mee en beleef je dezelfde dingen net een beetje anders. Daarom vandaag een gecombineerde blog van gastschrijfster Irene en mijzelf.
Voor de duidelijkheid is Irene’s tekst cursief, dan weet de lezer wie wat geschreven heeft.

We gingen van de week samen naar de stad. Het was allang afgesproken, omdat we allebei vakantie hadden. Irene wilde in ieder geval naar een speciale winkel om een feestjurk te kopen. (och als ik het zo opschrijf zie ik gelijk weer het kleine meisje voor me die voor haar verjaardag altijd een mooie nieuwe feestjurk kreeg. Maar dat terzijde)
Het beloofde slecht weer te worden, met storm en regen, dus ik appte of we het wel door zouden laten gaan.Volgens Irene scheen de zon en zou ze die meenemen. Nou prima, als zij een bikkel was kon ik dat ook zijn, dus ik ging gewapend met stormparaplu naar de stad.

We spraken om half 11 af in de stad. Eerst gingen we naar een winkel om een jurk uit te zoeken voor een bruiloft die ik eind volgende maand heb. Ik slaag daar altijd en voor elke gelegenheid, dus ik moest en zou er heen. Het is een jurkenwalhalla, echt zoveel moois! Ik heb veel jurken gepast, en het werd de allereerste haha. Na een klein uurtje waren we klaar en gingen we verder de stad in.

Ze heeft echt een heel mooie jurk gekocht maar ik mag natuurlijk geen foto laten zien, het moet een verrassing blijven. Zelf zag ik ook iets moois en omdat ik over 2 maanden 60 word dacht ik: passen! Toen ik in de spiegel zag dat ik leek op een bejaarde versie van Wilma Flintstone heb ik mijn feestjurk nog maar even uitgesteld.
Goed, we gingen dus verder de stad in.

Eerst naar de Rituals. Hui? Ineens zagen we ergens anders een bord voor Rituals. Ze waren verhuisd. Nou prima, niks mis mee. We hoefden maar een minuutje of twee in de rij en mochten naar binnen. Behalve dat moeders van een afstapje kwakte is er verder niks raars gebeurd. Maar ja dat vind dat ik inmiddels niet meer raar.

Dit is wel weer een beetje kort door de bocht, Irene. Ik lette juist heel goed op, dat ik niet tegen de uitstekende punt van een display vol mooi uitgestalde heerlijkheden aan liep. Dat ik daardoor de ijzeren voet van een veiligheidsscherm naast de kassa niet zag en er gracieus over struikelde, daar kon ik helemaal niets aan doen.

5 over 12 liepen we de winkel uit.

Nee,we waren eerder klaar. En kreeg ik een zware Rituals tas in de handen gedrukt met de medeling dat er een cadeau inzat van de kinderen voor moederdag en dat ik het zondag pas open mag maken. Spannend!
Daarna gingen we naar van Haren alwaar we niet de enkellaarsjes gekocht hebben die ik wilde hebben en ook niet de passende schoenen voor bij Irene’s jurk. Nutteloze info, ik weet het maar toen was het pas 5 over 12. Wel een beetje accuraat blijven natuurlijk.

Ik had een groot overdekt terras gespot met terras-heaters. Je mag natuurlijk nog niet binnen in de horeca, maar sinds deze week wel weer op de terrassen, dus daar moesten we gebruik van maken. Alleen het moest wel overdekt want het stortregende en stormde alsof het herfstvakantie was in plaats van meivakantie.
De inschatting van mij was dat we beter nu direct konden gaan, omdat het later vast heel vol zou zitten. We liepen er heen en er was nog precies 1 tafeltje vrij, op de hoek van het terras, nog net overdekt en onder de heater. Top! Wij zaten. En inmiddels ontstond er een giga rij. We waren dus echt perfect op tijd.

Niets aan toe te voegen

De obers en serveersters liepen in poncho’s af en aan van het restaurant (telkens weer de lange trap op en af) en trotseerden het slechte weer. Heel eensgezind bestelden moeder en ik allebei een kop thee en brood met garnalenkroketjes. Het begon inmiddels steeds harder te stormen, maar we zaten er best oke.
Daar kwamen de thee en de kroketten, jeeej. Het waaide best hard dus moeder verkondigde dat ze het even handig aan ging pakken. Wat ze nou precies handig wilde doen weet ik nog steeds niet. Behalve dan dat ze met haar mouw in de truffelmayonaise hing.

Nou, dat zal ik even uitleggen dan. Dat handig aanpakken had niet zozeer met de storm dan wel met de ruimte te maken. Grote borden, kleine tafel, dicht naast elkaar zitten zodat we allebei in de droge hoek bleven, zo bleef er niet veel ruimte over om netjes met mes en vork te eten, dus ik klapte mijn boterhammetje dubbel over mijn kroketje. Die mouw in de mayonaise was een ongelukkige bijkomstigheid.

We hadden amper goed en wel één hap genomen of er kwam echt een gierende windstoot, niet te geloven. Een van de armen van de parasol waar wij (en nog 3 andere tafels) onder zaten brak af. Met heater en al. Ondertussen hing moeder over de tafel om te zorgen dat de garnalenkroketten niet weg zouden waaien (stel je voor, prioriteiten he). Maar de situatie met die bungelende heater en zo was niet veilig meer. Dat vond het personeel ook. We werden opgehaald, en mochten de rest van onze lunch binnen op eten. We hadden tenslotte al eten, en daar blijven zitten kon echt niet meer. Jongens wat een luxe, want inmiddels was er ook sprake van een moesson. Een hele aardige jongen nam onze thee mee en zelf spoedden wij er heen met onze handtassen, shoptasjes én natuurlijk het bord met de broodjes garnalenkroket.

Kijk, en dat heb ik nu heel anders ervaren. Door de windstoot hing ik in een reflex over tafel om boterhammen, sla, theezakjes, menukaarten, servetten en boterkuipjes niet weg te laten waaien, die kroketten waren mijn minste zorg, die zijn wel zwaar genoeg. En achter mijn rug zijn er dus blijkbaar heel gevaarlijke dingen gebeurd ondertussen, ik heb zelf helemaal niks meegekregen van die brekende parasol.
Voor mij vanuit het niets stond er ineens een ober bij ons die zei: “Dames! Gauw met me mee naar binnen!” Hij greep de theeglazen en ging ons voor. Maar ik moest nog een stormparaplu, een schoudertas, twee Ritualstassen en een bord met garnalenkroketten plus garni verzamelen en dat allemaal in twee handen meenemen.

We liepen de lange trap op naar binnen. En achter mij kwam maar niks. Waar hing moeders nou weer uit. Ik draaide me om en van het beeld wat ik toen zag heb ik nog ruim een half uur de slappe lach gehad. Een soort verwilderde eskimo stond achter me in de deuropening. Met een bontcapuchon die over de helft van haar ogen gezakt waardoor ze vrij weinig zag. Wat ze sowieso al deed want haar bril besloeg gelijk in de warmte van het lekkere knusse restaurant. Ze had natuurlijk haar handen vol met tassen en garnalenkroketten dus kon de capuchon niet van haar hoofd afkrijgen. Waardoor ze half headbangend in de deuropening stond om zonder handen de capuchon af te krijgen.

Ik zag geen moer door de beregende brillenglazen die ook nog besloegen, mijn te grote muts die over mijn voorhoofd zakte, met handenvol eten en tassen en een stormparaplu die zich steeds tussen mijn enkels wilde dringen tijdens het beklimmen van een trap die zo lang was als de stairway to heaven.

De geduldige ober stond ondertussen nog steeds de deur voor haar open te houden.

Hij had best even mijn muts af kunnen doen.

Uiteindelijk kwam ze achter me aan en werden we de lounge in gebracht. We werden serieus in heeeerlijk grote fauteuls geparkeerd, echt recht voor de open haard. Man man man wat zaten we daar luxe. We kregen voor het ongemak nog een gratis drankje van het huis. We vonden eigenlijk dat de gasten op het terras dat verdienden want wij zaten warm, droog en rozig te zijn.

Het was dus echt de stairway to heaven. Echt zelden zo in de watten gelegd als daar op dat plekje. Stoelen waar je volledig in wegzonk, zacht rood pluchen tapijt, een knapperend haardvuur, mensen die maar af en aan bleven lopen om te vragen of het goed met ons ging en of we nog iets wilden hebben…..

Ik heb er een half uur over gedaan om moeders te vertellen wat ik nu zo vreselijk grappig vond en moest daarbij zo’n beetje gereanimeerd worden. Ze zag er zelf ook wel de humor van in dus hingen we samen als een slappe vaatdoek in onze veel te grote luxe stoelen. Het was ook allemaal zo vreselijk stompzinnig hahaha.

Afijn, in alle luxe hebben we onze lunch opgegeten en het personeel zo’n 300 keer bedankt.

De rest van de middag hebben we ons keurig gedragen en niks raars gedaan. Maar goed we konden er dan ook weer compleet tegen na zo’n enorme boost!

En daar stopt het relaas van Irene. En vul ik het gewoon nog even aan. Want hey, ik ben niet de enige bij wie het niet altijd vlekkeloos verloopt. Ze had nog een paar minuten om de trein te halen en holde het perron op. Maar door de regen was haar papieren Ritualstas gaan scheuren en rolde de inhoud over het perron. Karma. Nee, niet dat haar dat overkwam, maar dat is de naam van de producten die ze had gekocht.
Maar misschien was het inderdaad toch Karma. Want doordat ze alles weer op moest rapen, had ze een trein later, die niet door naar Zwolle kon omdat er een boom op het spoor lag. Dus moest ze eerder overstappen en was ze langer onderweg dan gepland. Maar had ze wel in de trein gezeten die ze had willen halen was ze onderweg ergens op het spoor gestrand omdat die trein een boom voor zich kreeg.

In mijn eentje winkel ik altijd heel saai. Als we samen zijn gebeurt er altijd van alles.

Water

Nederland verdroogt. Dat schijnt echt zo te zijn maar vanmorgen dacht ik toch wel het tegenovergestelde. Ik ging met Lenny naar het bos en ik heb werkelijk geen droge stap kunnen zetten. Nou is dat bos in het Lauwersmeergebied en dat is altijd wel wat vochtig. Maar nu, na dagenlang regen, regen en nog eens regen, is de inpoldering bijna ongedaan gemaakt. Oké, dat is niet waar, maar ik hou van overdrijven in mijn taalgebruik. Erfenis van mijn vader, die het had over ‘nog een pond eten op je bord’ als je een kruimeltje had laten liggen, of dat iets al zo was ‘sinds de ochtendschemering der mensheid”.
Maar ik dwaal af.


Vanmorgen had ik vrij, het was redelijk helder weer en Lenny en ik moesten nodig eens een poos lekker naar buiten! Omdat ik wel verwachtte dat het nat zou zijn in het Ballastplaatbos trok ik eerst de sokken aan die mijn zus voor mij gebreid heeft en daarna de de fantastische laarzen die ik van haar heb gekregen. (Lieve zus heb ik, hè?)
Het bos ligt naast een vakantiepark en ik had wel wat meer wandelaars verwacht zo tussen Kerst en Oud-en-Nieuw. Maar behalve Lenny was er geen hond. Ikzelf was overigens niet het enige tweebenige wezen, integendeel. Ik heb zelden zoveel vogels gezien als tijdens deze wandeling, waarschijnlijk juist omdat er verder niemand was en omdat het zo verschrikkelijk nat was. Want het waren allemaal watervogels.
Ik heb echt genoten! Er zwommen kuifeenden, waterhoentjes, meerkoeten, wilde eenden en smienten. Het waren er zoveel dat Lenny niet eens de behoefte had om zijn geliefde “kiekeboe-ik-laat-je-schrikken’-spelletje te spelen, hij was onder de indruk. Er waren aalscholvers en reigers, er verhief zich een enorme roofvogel uit de bomen naast mij. Ik durf niet te zeggen of het een visarend was, maar hij was groot en imponerend genoeg.

Nu het winter is kon ik door de oeverbegroeiing heenkijken en zag ik in het rustgebied enorme aantallen ganzen. En al had ik ze niet kunnen zien, dan kon ik ze wel horen, er werden luidkeels honderden gesprekken gevoerd.
Grote groepen brandganzen, rietganzen en rotganzen. Die laatste soort heeft z’n naam niet mee, ik heb me altijd afgevraagd waarom zij nou juist rotganzen genoemd worden, ze doen hetzelfde als andere ganzen. Maar het komt door hun geluid, dat klinkt als ‘rot rot’ zegt de vogelgids.
Nou vooruit dan maar. Beetje raar blijft het wel, die anderen zeggen toch ook niet ‘brand brand’ of ‘riet riet’.


Lenny danste met z’n vier hondenvoetjes gemakkelijk door de plassen, ik had er iets meer moeite mee. De modder zoog, zodat ik moest opletten dat ik niet uit mijn laarzen schoot. Iedere stap veroorzaakte een onsmakelijk geluid. Maar ach, er was toch niemand die er aanstoot aan kon nemen!

De lucht kleurde goud door de lage zon en ik voelde me een stuk gelukkiger dan tijdens alle grauwigheid van de afgelopen tijd.


Toen we bijna rond waren begon het toch nog weer te regenen. Ik had de auto voor de zekerheid op het verharde pad geparkeerd, ik wilde niet vast komen te zitten in de modder.
Lenny stapte braaf in en gaf me een soort hondenbedankje voor de leuke wandeling.

We zaten behoorlijk te dampen met onze natte lijven en de ramen besloegen. Omdat ik een stukje achteruit moest rijden schoof ik het zijraam een beetje open zodat ik de buitenspiegel kon zien. Maar mijn Mazda is al een oud k(n)arretje en niet alles werkt meer optimaal. Het raam ging niet meer dicht, sterker nog het ging spontaan helemaal naar beneden en kwam niet meer omhoog. Ik had gelijk heimwee naar de tijd van de mechanische bediening, laat mij maar aan een slinger draaien in plaats van op een knop drukken. Heb er al vele discussies met een zekere automonteur over gevoerd, maar wat mij betreft is meer elektronica alleen maar meer kans op storingen. Hoe het ook zij, het regende en ik moest met open raam naar huis rijden. Dan eerst maar over de paralel weg, dan hoefde ik niet 80 km per uur te rijden maar kon ik met 30 kachelen en ondertussen proberen het raam met veel geduld centimeter voor centimeter dicht te krijgen.

Het leek wel wat op het spiraalspel uit de Willem RuisShow vroeger. Ieder keer dat ik dacht: het lukt!, hoorde ik een klik en schoof het raam weer naar beneden en moest ik weer opnieuw beginnen. Ik mag dan niet de geduldigste zijn, ik ben wel een volhouder en net voordat ik toch echt de autoweg op moest had ik het raam dicht! Gauw het slotje erop, voordat hij weer spontaan open zou schuiven.

En toen hield het natuurlijk op met regenen. In het veld waar ik langsreed zag ik een hele grote groep witte ganzen. “Sneeuwganzen”! riep ik tegen Lenny en neuriede het thema van The Snowgoose van Camel, een van mijn favoriete albums.
Toch leek het me een beetje raar, zoveel sneeuwganzen in de winter in Nederland.
Toen ik het thuis nazocht bleek het inderdaad niet te kloppen. Deze hadden geen zwarte punten aan de vleugels, ze waren gewoon helemaal wit.
Het was de Anser anser forma Domestica, oftewel de Soepgans. Afstammelingen van voormalige tamme ganzen. Soepgans, rotgans… wie verzint dat en, nog erger, wie keurt dat goed?
Het wordt tijd dat ze mij eens gaan betrekken bij de naamgeving.
Ik zou soepgans veranderen in weidegans, en de rotgans zou ik prachtgans noemen. Dit als compensatie voor al die jaren gescheld.

Zo, en nu ik ga The Snowgoose opzetten. En daarna mijn modderlaarzen schoonmaken en Lenny’s vacht borstelen. Alles weer klaar voor de volgende waterwandeling.

Wandeling

We houden van wandelen, dat is geen nieuws. Ik ben dol op de bossen, dat is ook geen nieuws.
Na een wandeling mogen we graag ergens lekker een biertje gaan drinken, maar dat kan nu niet. Dat is wel nieuws. Hopelijk kan het over een poosje wel weer, want het is het kersje op de taart.
Gelukkig kan wandelen in de bossen nog wel. Dus ook vanmiddag. We hadden een leuke wandeling uitgekozen, 6 km in het Noordlaarderbos en 50 Bunder. Dat laatste klinkt of we een bezoek gingen brengen aan Winnie de Poe, maar het was gewoon in Groningen.


Normaal komen we af en toe iemand tegen op onze wandelingen. Maar nu leek heel Groningen verzameld op die 50 Bunder. Ja, het was goed weer, maar het zal ook komen omdat iedereen zich juist nu een beetje beperkt voelt in het gaan en staan.
Ten eerste hadden we al moeite om een parkeerplek te vinden. Dat benauwde me, ik zei zelfs tegen Bert dat ik net zo lief weer omkeerde, want het zou wel takkedruk (leuke woordspeling als je naar een bos gaat) zijn. Maar we hadden bijna 3 kwartier gereden en het was stom om zomaar weer naar huis te gaan. Dus hup, we stapten uit en zochten de start van de wandeling. Dat was niet zo moeilijk, gewoon de menigte volgen. En echt, ik vind veel mensen aardig maar ik hou niet van menigtes. En al helemaal niet in het bos. Maar iedereen had net zoveel recht om in het bos te wandelen als ik, dus ik moest niet zo zaniken vond ik zelf.
Ik moet echt zeggen dat iedereen netjes afstand hield, maar we liepen wel in een soort colonne. En daar had ik zo heel erg geen zin in….. Mijn hoop was dat veel mensen 6 km te lang vonden en dat we alsnog een stukje wat rustiger konden lopen. En mijn hoop werd vervuld. In het begin was het erg druk, maar in de loop van de wandeling (alweer een leuke woordspeling) werd het rustiger. En pas tegen het eind weer drukker.
Wat ik best leuk vind zijn de gezinnen: blije kinderen rennen door de herfstbladeren, juichen over paddenstoelen en zeggen “O, wat een lief hondje!” als ze Lenny zien.
Wat ik enorm irritant vind zijn de tweetallen, meest vrouwen, die alleen maar lopen te kakelen met het volume op 10 en totaal geen oog hebben voor waar ze lopen en geen oor voor de vogels die zelfs op een herfstdag nog willen zingen. Ik stel me zo voor dat ze normaal ergens tegenover elkaar in een restaurantje zitten met koffie en het onvermijdelijke appelgebak om even lekker bij te kletsen. En dat kan nu natuurlijk niet, dus dan maar ergens afspreken om te wandelen.
We troffen het op een gegeven moment dat we tussen 2 van die stellen inliepen. We hielden heus voldoende afstand, maar de schelle stemmen waren niet te missen. De dames liepen stug door naast elkaar, hoofd een beetje gebogen (stel je voor dat je iets zou zien van het bos!) en maar tetteren.
“Nou, toen heeft ie maar een auto gehuurd, want ik zei nog dat hij dat veel beter kon doen! Ik zei nog tegen hem, ik zeg…..” schalde mevrouw voor ons.
We hielden even in, konden we mooi de paddenstoelen bewonderen die eruit zagen als strandparasols.


“Maar als je nou die website wilt, dan moet je er wel een goed websitebouwer voor hebben, want….” kakelde mevrouw achter ons.
Dames….. HOU JE KWEK NOU EENS EEN KEER!
Dat had ik graag geroepen maar dat deed ik natuurlijk niet, het was tenslotte geen privé terrein.
Zoals gezegd, het middelste gedeelte van de wandeling hebben we gelukkig in de door ons zo gekoesterde rust kunnen afleggen.
Maar het geheel inspireerde mij tot een Haiku (knipoog naar pa), die je mag interpreteren zoals je wilt:

Op zondagmiddag
Geen stilte in de natuur
Een pad vol eikels

Thuis smaakte het biertje (een Westmalle Dubbel) trouwens ook prima, dat dan weer wel.

In eigen omgeving

Van de week droomde ik dat Bert het huis ging verkopen omdat hij nou eindelijk eens ergens anders heen wilde, hij woont immers zijn hele leven al in Leens. In mijn droom was ik een erg volgzame vrouw (in Berts dromen misschien ook wel) en vond het allemaal wel best. Maar toen ik wakker werd dacht ik: NEEEEEEE! Dat gaat dus gewoon ècht niet gebeuren. Bij de gedachte alleen al krijg ik heimwee. Ons lieve huis, de tuin, de plek voor de dieren, de omgeving, ik kan dat allemaal niet missen.
Ik mijmer wel eens over een klein boerderijtje met een stukje grond erom heen, maar als dat betekent dat ik hier dus weg moet, weet ik dat ik daar voorlopig nog helemaal niet aan toe ben.

Net als iedereen blijven we zoveel mogelijk thuis nu. Geen bezoekjes aan familie (gelukkig kunnen we beeldbellen), geen uitjes naar een museum of een restaurantje.
Het is prachtig weer vandaag, we willen wel even naar buiten. Niet met de auto naar een natuurgebied, wat we anders waarschijnlijk hadden gedaan, maar gewoon vanuit huis samen een wandeling maken met Lenny.

In de eigen omgeving dus.
En wat is het prachtig! Alle bomen en struiken lopen uit, er bloeien overal narcissen en wilde hyacinten, vogels zingen, het zonnetje schijnt, de lucht is blauw… het lijkt wel een scène uit de Teletubbies, gelukkig blijven die toch wel lichtelijk irritante figuurtjes achterwege.
De koeien staan weer in de weiden en er zijn lammetjes. Heel veel lammetjes. Sommige zijn nog heel pril en blijven zo dicht mogelijk bij mama. Anderen zijn al ietsje groter en durven met elkaar rond te rennen en te stuiteren. Ieder jaar verbaas ik me er weer over hoe die kleine schattige diertjes, die zo barstensvol levensvreugde zitten, uiteindelijk van die passieve schapen worden.
Ik wilde trouwens nog een foto maken, maar eh…..img-20200405-wa0012~28236829344299117621..jpg

We liepen ook langs een boerderij, waar ik heel erg blij van werd. De kippen en eenden daar hebben het zo goed, heel veel ruimte om te scharrelen en eten te zoeken, plekjes om te schuilen, vijvers om te zwemmen, ik kreeg er zelf zin in om ook zoiets aan te leggen. Maar ja, dat kan dan weer niet als ik niet wil verhuizen.

Het Groningse platteland is weids en aards. Het was dan ook heel erg vreemd dat we opeens muziek hoorden. Er was niemand in de buurt maar we hoorden duidelijk een soort orgelmuziek, het klonk ijl en mysterieus. Direct dacht ik aan oude sagen, wat zou er vroeger op deze plek gebeurd zijn? We bleven een poosje staan luisteren en ik kreeg een beetje kippenvel.

De verklaring was echter een stuk minder spannend: de muziek kwam uit de palen van een knooppunten-bord! De wind blies in de gaten, er klonken verschillende toonhoogtes en die vormden samen de spookachtige melodie.

img-20200405-wa00144452263989791603622.jpg
Ok, toch aards misschien, maar ook wel weer heel bijzonder vind ik.

Ik poseerde nog even voor een foto en toen ik ‘m thuis bekeek zag ik mijn schaduw…. een dreigende klauw boven Lenny’s hoofd………

img-20200405-wa00135800074177536848618.jpg
De natuur zit vol mysterie, ik begrijp best dat er zo allerlei verhalen zijn ontstaan.

Mijn eigen omgeving. Ik denk na zoveel jaar ieder plekje wel te kennen, maar toch zijn er steeds weer verrassende dingen. Heerlijk. Ik blijf dicht bij huis.

Bingo!

Ik ben vandaag weer met een van mijn kinderen naar Ballorig geweest.
En zoals altijd hebben we genoten. Kind met spelen, ik met kijken.
Het is echt geweldig om je op een bankje te posteren en alleen maar te kijken. En soms proberen om je gezicht in de plooi te houden en niet voluit te gaan zitten schateren.
Er kwam een hele Bingokaart in me op , die heb ik hieronder maar even uitgewerkt:

Bingokaar Blog

National Lampoons Dwingeloo

Ken je ze, de National Lampoons Vacation films? Wij voelden ons dit weekend een beetje Clark en Ellen Griswold. Ik denk dat we een heel eind komen met een Nederlandse versie, scenarioschrijvers kunnen me bellen!

Een weekendje naar RCN de Noordster, lekker even er tussenuit. We zijn er al vaker geweest, dus ik had niet de moeite genomen om de mailtjes met titels als ‘Het aftellen begint’ en ‘Zijn de koffers al gepakt?’ goed door te lezen.
Had ik dat nou wel gedaan, dan had ik geweten dat de receptie sloot om 17.00 u. En wij kwamen aan om 17.08 u. Alles donker…. lichte paniek…. Ik zag ons al huilend weer terug naar huis rijden.
Maar blijkbaar zijn ze bij de Noordster wel gewend aan eigenwijze vakantiegangers, er was een jongen buiten die nog weer naar binnen ging, een lijst ophaalde, ons vertelde dat ons huisje open was en helemaal klaar voor ons. Onze dank was groot. Mijn opluchting nog groter.
Het voelde als een welkom: lampen waren aan, de verwarming ook, ik was weer blij.
Maar nu hadden we geen hout voor de kachel kunnen kopen bij de receptie, dat was wel erg jammer! Daar ging mijn visioen van een knusse avond bij het houtvuur.
Dus ging Bert er weer op uit en kocht bij een benzinestation een zak haardhout en een zak frustratiehoutjes. De naam aanmaakhoutjes verdienden die namelijk niet.
Want toen Bert ging eten koken en ik enthousiast een vuurtje ging bouwen, bleek dat alleen het bouwen lukte, het vuurtje niet. In 5 minuten had ik de nieuwe gasaansteker leeg en was er nog steeds niks anders dan een zwartgeblakerd houtpuntje met een miniem kringeltje rook. Ik probeerde het smeulende houtpuntje aan te blazen.
“Lukt het niet?” vroeg Bert vanachter het fornuis. “Het lukt prima”, hoestte ik kribbig omdat ik juist het sliertje rook inademde.
We gingen eerst maar eten. Daarna ging Bert met het vuur aan de gang, het lukte me niet. Toch weer iets vanuit de prehistorie denk ik, de man zorgt voor het vuur en de vrouw gaat besjes zoeken. Maar het was te donker om besjes te zoeken dus ik bleef met belangstelling volgen of het hem wel lukte. En natuurlijk lukte het hem wel. Niet zonder moeite, maar op den duur brandde er een mooi vuurtje. Hij deed het deurtje van de houtkachel dicht. En zagen we geen vuur meer. De ruit van de kachel was zo zwartgeblakerd dat die ondoorzichtig geworden was. Ach, dat was nou jammer.
Bert deed het deurtje weer open en onmiddellijk stond de kamer vol rook. Oef. Deurtje weer dicht, lukte niet, er zat iets tussen. Knop van het deurtje werd te heet om vast te houden, Bert werd een beetje paniekerig, ik zag ineens een pook liggen, griste die weg en gaf hem aan Bert, die daarmee op tijd het deurtje èn kon sluiten èn kon loslaten, zodat verdere ongelukken achterwege bleven. Pfff. We openden de ramen om de rook te laten ontsnappen, en gaven het voor nu verder maar op met de kachel.

Ik ging, met mijn superhippe RCN-app, broodjes bestellen voor de volgende ochtend. Zo gezellig, ze komen dan versgebakken broodjes bij je huisje bezorgen.
Alleen nu niet. De app werkte wel hoor. Maar de app en de informatiemap gaven heel tegenstrijdige berichten over tot wanneer je kon bestellen. Er kwam ook geen betaalverzoek dus ik had er een hard hoofd in. Nou dat weer, geen broodjes morgenochtend. Maar toen kwam er toch een smsje:

screenshot_20191111-071837~21126307321466696936..png

Hoe dan, want ik had helemaal geen bereik in het bos, ik moest om het te beantwoorden een heel eind richting de ingang van het park lopen. Maar hey, we zouden morgen toch broodjes kunnen eten.

Lenny moest nog even uit. In het donkere bos zag hij iets bewegen, waarschijnlijk een konijn. Omdat Bert daar niet op verdacht was, werd de rolriem uit z’n handen gerukt en zagen we de lampjes van Lenny’s halsband zich in een grillig patroon snel van ons verwijderen. We riepen dingen als “LENNY WACHTEN” en “HIER” en “HEY” maar het jachtinstinct was sterker. Toch ging hij niet ver weg. Hij kon niet, want de 5 meter lange rolriem was om alle boompjes en struiken gewikkeld waar hij doorheen was gezigzagd. In het pikkedonker moesten we zien hoe we die boel weer gingen ontwarren, het was chaos. We zijn erg lang weggeweest voor een korte wandeling.

We moesten onze bedden nog opmaken. Och heden, het waren seniorenbedden of zoiets, zo hoog dat de prinses op de erwt er met gemak op had kunnen slapen. Nou ja, we lopen tenslotte al tegen de 60 dus vooruit dan maar.
Ik ging douchen. Omdat het zo’n eenvoudig huisje was, was het echt een douchecel, geen plankjes voor toiletspullen en ik kon ook mijn bril niet neerleggen. Shampoo en doucheschuim maar op het richeltje bij het raam,maar dat durfde ik met mijn bril niet aan. Die stopte ik dus  in mijn pantoffel. Ik vond mezelf erg slim, totdat ik het weer vergat en na het afdrogen mijn pantoffel aan wou doen. Help er zat iets in. Sjongejonge. Gelukkig niet doorgeduwd anders had ik de rest van het weekend nog brilloos moeten doorbrengen ook.
We beklommen onze bedden. Ze lagen wel erg lekker.
Toen ik ’s nachts naar de wc moest was ik weer vergeten dat het zo’n hoog bed was, dus nadat ik mijn voeten over de rand had gezwaaid maakte ik een hele afdaling met mijn rug langs de rand van de matras voordat ik de grond raakte. O ja, dat was ook zo, het bed was hoog. En daarna weer een hele klauterpartij in het donker om weer in bed te geraken. Bert knoerde door, dat is dan weer het voordeel van twee losse bedden.

De volgende ochtend ging Bert om 10 uur de bestelde broodjes halen. Ik kookte ondertussen eitjes en vond dat ik erg handig was om de juslepel te gebruiken om het eitje in het kokende water te laten glijden. Maar er gleed helemaal niks. De juslepel was zo diep dat het eitje onderin bleef liggen en met geen mogelijkheid uit die lepel wilde komen. Ik moest in een anatomisch haast onmogelijke houding de lepel onderstboven houden voordat het eitje eruit kwam. Pats op de bodem, barst in de schaal. Potverdorie.
Bert bleef wel lang weg trouwens. De broodjes moesten dus nog gebakken worden, het was helemaal niet de bedoeling geweest dat we konden bestellen. Morgen moesten we dus iets anders bedenken.

Toen kreeg ik een appje:

screenshot_20191111-071819~2594179450356032908..png

We gingen naar buiten. Na een lekkere boswandeling waren we net op tijd thuis, want het begon te gieten. Voor de gezelligheid maakten we een kruiswoordpuzzel. Je kon daarmee een weekend weg winnen.
Het was echter zo’n rare puzzel dat we ons hele weekendje-weg eraan konden besteden om een weekendje-weg te kunnen winnen. Bijna ieder woord moesten we opzoeken. Ik bedoel: olim, argot, silex, nol en stoa zijn nou niet de woorden die in mijn toch wel ruime vocabulaire voorkomen. Wil je weten wat het is, zoek het maar lekker zelf op. Ik werd er tureluurs van, maar het was tijd om op te tutten, want we hadden een feestje van onze schoonzus die 65 was geworden.
Lenny moest mee, anders zou hij het hele vakantiepark bij elkaar janken. Maar hij bleek ineens een dubbelgevouwen oor te hebben, er zat iets vies en stekeligs in. Zo kon hij niet op visite. En ik had natuurlijk geen hondenborstel meegenomen. Dus met de vingers dit allemaal uit z’n oor gepeuterd:
img_20191109_1123478438099581371668569261.jpg
terwijl hij hypernerveus stond te bibberen. Het is zo’n watje.
Op naar het feest.

We kwamen ter plaatse. Afgezien van dat ik in de eerste minuut al een ladder in mijn feestpanty had gemaakt en iemand op Lenny’s staart ging staan zodat het beest zo’n gil liet horen dat de hele party even stil viel en de dader een hoofd als een tomaat kreeg ook al zeiden we dat er echt niets aan de hand was, hebben we ons keurig gedragen en echt genoten van het feestje.

Om half 10 ’s avonds waren we weer terug in ons huisje en we wilden nog een nieuwe houtkachel-poging doen. Bert had het voor elkaar gekregen om een stukje van de ruit doorzichtig te krijgen .
Ach wat een lustig vuurtje brandde er nu!
img_20191109_2205575668816323440607795872.jpg
Toen het wat minderde wilde Bert de boel een beetje oppoken en opende het deurtje. Onmiddellijk kolkten zuilen dikke donkergrijze rook de kamer in. Ik kon nog net met een astmatische piep: “Lenny kom!” uitbrengen voordat ik met hem de slaapkamer invluchtte en daarna de deur stijf gesloten hield. Voor de zekerheid zette ik het raam open. Vanuit de huiskamer klonk gestommel en gebonk, Bert probeerde de ramen en deuren te vinden om die tegen elkaar open te zetten en toen ik vroeg: “Kan ik al weer komen?” hoorde ik een gesmoord antwoord waaruit ik een ‘nee’ opmaakte.
Na een poosje klonk het wat helderder: “Kom maar” en durfde ik de slaapkamer uit. Het was inmiddels een stuk lichter in de kamer want alles stond tegen elkaar open. Stervenskoud, maar de kachel hebben we verder maar gelaten voor wat ie was. Dan maar ongezellig de cv aan.
Alles walmde naar rook, ik ging lekker douchen. Maar de douche hing, nadat Bert er gebruik van had gemaakt, te hoog. En wel zo hoog dat ik er ook niet bij kon om hem te verstellen. Ik stond in m’n blootje te kleumen en moest alweer Bert erbij halen. Daar kwam mijn redder, die met een ferme ruk de douchekop naar beneden trok en daarmee direct  de hele douchestang van de muur. Oei. Ding er weer aangeschroefd en eindelijk onder de douche. Ik was zo koud geworden dat ik het water flink heet liet worden. Dat hielp. Ik droogde me af, had deze keer mijn bril en pantoffels niet in de douchecel dus liep direct de gang in. Een overdovend PIEEEEEP PIEEEEP PIEEEEP! Ik schrok me wezenloos en sloeg m’n handen voor mijn oren, het deed gewoon pijn. Door de stoom die uit de douchecel kwam bij het openen van de deur ging de rookmelder af.
We hadden een poosje eerder een complete rookvergiftiging op kunnen lopen en dood neer kunnen vallen zonder alarm, maar na het volkomen onschuldige douchen was er ineens hysterie.
Mijn held kwam natuurlijk weer aanrennen om me uit de brand, die er niet was, te redden.

We bestegen onze bedden en Bert boog zich naar me over voor een nachtzoen. Helaas plantte hij zijn elleboog in de kier tussen de 2 matrassen, die verschoven daardoor en als in slow-motion zag ik mijn man wegzakken in de diepte. Ik keek hem na.
Luctor et emergo. Hij worstelde en kwam boven. .
Poging twee voor een nachtzoen lukte wel en we deden het licht uit. Hé wat raar, gister was het veel donkerder. “Nou zeg” mopperde ik, “Moeten de buren nou echt zo’n schijnwerper aan hebben. Moet je kijken hoe fel door het gordijn, zo kunnen we toch niet slapen”.
Bert daalde weer af naar de slaapkamervloer en gluurde door het gordijn.
De schijnwerper kwam uit onze eigen douchecel, door de PIEEEEP commotie was ik vergeten het licht uit te doen. Nu Bert toch al uit bed was kon hij de lamp direct wel even gaan uitdoen. Hij zat toch al in zijn heldenrol.

De volgende ochtend ging Bert douchen en ik alvast even met Lenny uit. Die stond in zijn enthousiasme met z’n staart tegen de douchedeur te kwispelen. Bert dacht dat er geklopt werd en galmde: “Ja, wat is er?”
En liet vervolgens zijn doucheschuim van het raamricheltje op de tegelvloer vallen zodat de dop barstte en niet meer dicht kon.  Ik heb maar even nergens op gereageerd.

We ontbeten met een omelet want we hadden geen brood maar wel eieren en ham, en daarna gingen we wandelen. Het was prachtig weer en we hadden een route van ruim twee uur uitgezocht met halverwege het Bezoekerscentrum Dwingelderveld.
Ik genoot in het bos en ik zag van alles. Was helemaal enthousiast toen ik reeënsporen ontdekte.
img_20191110_1256413088540560189875718076.jpg
“Jij bent toch eigenlijk wel mijn eigen Klukkluk hè?” zei Bert.
Klukkluk. Waarom nou niet Pocahontas of voor mijn part Winnetou?
Nee, Klukkluk, daar kon ik het mee doen.

In het bezoekerscentrum dronken we een sapje en kon ik ook even toiletteren. Er waren 2 damestoiletten met de deuren in een hoek van 90 graden tegenover elkaar. Toen ik mijn deur weer open deed had iemand de andere deur wijd open laten staan zodat ik het toilet uitliep maar het toilet weer in liep en vice versa,  ik kwam er niet uit omdat ik niet kon zien hoe dat nou zat met die deuren! Het is me uiteindelijk gelukt voordat Bert me ging zoeken, maar het was bizar.

Aan het eind van de wandeling belandden we in de Bospub, voor een biertje en een borrelhapje. Het was er zo gezellig, we konden hier net zo goed eten in plaats van nog ergens in Dwingeloo. Ik had niet zo’n grote trek en koos een salade met zalm.
De bestelling kwam en ik kreeg een bord ter grootte van de radiotelescoop van Dwingeloo vol met salade en zalm. Goeie genade.
Ik heb nog niet de helft opgegeten en, omdat ik het zo zonde vond dat het weggegooid zou worden, gevraagd of ik de rest mee kon nemen. Dat kon, ik kreeg een flinke plastic bak mee, waar eerder 2,5 liter frambozen-ijs in had gezeten. Niet bepaald een tupperware bakje dus, maar de salade ging mee!

Toen we klaar waren was het inmiddels donker, maar we konden wel door het bos naar huis, zei Bert. Als we de rode paaltjes volgden kwamen we zo weer op het park.
Alleen zijn rode paaltjes  in het donker niet rood hebben we gemerkt. Op een gegeven moment liep het pad dood en konden Bert, Lenny, de bak met zalmsalade en ik niet verder.
Verdwaald in het donkere bos.
Ineens een felle krijs zodat we allemaal, behalve de bak sla, opschrokken, maar dat was vast een uil, zeiden we dapper tegen elkaar.
“Jij hebt toch een lampje op je telefoon?” vroeg ik aan Bert.
“Mijn telefoon! Die ligt nog in de Bospub!” riep hij.
Dus Bert, Lenny, de zalmsalade en ik keerden weer terug op onze schreden. Inmiddels kreeg ik het lumineuze (letterlijk!) idee dat ik toch ook wel ergens een lampje op mijn telefoon moest hebben. Struikelend over boomwortels, glijdend door de blubber en ondertussen naarstig bij “instellingen” zoekend met de bak sla onder de arm geklemd, slaagde ik erin om het lampje aan te doen.
Bert kreeg zijn telefoon weer terug en we vingen nogmaals de donkere boswandeling aan. Lenny snapte er allemaal geen bal van, dat heen en weer gestrompel van ons.
Het was echt pikdonker, geen maan, geen sterren en ook nog wat mistig. Ik voelde me alsof ik in een verhaaltje van W.G. Van der Hulst liep. “Het was bitterkoud en donker en de arme kindertjes waren verdwaald in het bos” ,declameerde ik. “Gelukkig hebben we eten mee”,  zei Bert droogjes.
Uiteindelijk zagen we de lichtjes van het park. We hadden het gehaald!

In het huisje gingen we inpakken, we zouden naar huis. Hebben we alles?
“Ik ben m’n t-shirt kwijt” zei Bert. Maar er lag nergens meer wat.
De lieverd had het bij het beddengoed in de sloop gestopt die als waszak diende en inmiddels in het halletje stond.
“Ik snap het wel, het lijkt ook zoveel op een laken”, zei ik.
“Nou het is toch ook wit” ,verdedigde Bert zich.

We gingen! En we reden in 1x goed, we waren niks vergeten en we hoefden niet in bedden te klimmen en ook niet in afgronden te verdwijnen want we waren weer thuis.

Vanmorgen trok ik mijn trui zowel binnenstebuiten als achterstevoren aan.
Ik weet niet of het nog goed komt met ons.

 

Even helemaal weg

Afgelopen maandag had ik nogal wat moeite om terug te keren in de normale wereld. Het hele weekend had ik, samen met Tim , in Midden Aarde vertoefd.
22 uur lang hebben we rondgekeken in de wereld van Tolkien. Zaterdag de 3 films van de Hobbit, zondag de 3 films van Lord of the Rings, van allemaal de extended version. Groots. Groot, groter, grootst. Dat dekt de lading wel.
Tim was nog een kleine jongen toen hij in de bioscoop The Fellowship of the Ring zag. En het heeft diepe indruk gemaakt. Hij zei dit weekend: “toen is mijn liefde en interesse voor fantasy ontstaan”.
Zelf denk ik dat zoiets er al inzit, maar dat het nog moet ‘ontwaken’. Je houdt van dit genre of het zegt je niet veel. Of misschien zelfs helemaal niets.
Het is fantasy, want er bestaan geen orcs, goblins, elven en hobbits. Maar eigenlijk weet ik dat niet eens helemaal zeker. De verhalen zijn ooit ergens begonnen, over de hele wereld is er een folklore met mythische wezens.
Als ik in een echt oud bos ben, dan kan ik me goed voorstellen dat er wel degelijk meer leeft dan dat we te zien krijgen.
De term fantasy is wat mij betreft sowieso betrekkelijk. Altijd zijn er parallellen met onze wereld.
Als je in dit geval naar de verhalen van Tolkien kijkt zie je duidelijk verwijzingen naar de wereldoorlogen van de vorige eeuw: boze machten uit het oosten, bedreiging van de wereld, overlopers en collaborateurs, verzetsstrijders en bondgenoten.
Sowieso gaat het in fantasy verhalen altijd over de strijd tussen goed en kwaad. En dat is sinds de geschiedenis die wij als mensen kennen ook altijd in ònze wereld aanwezig. Het is een eeuwig thema, zowel in het grote geheel, als bij het individu. Want ieder mens moet altijd weer keuzes maken in z’n eigen leven: ga je voor het goede of voor het kwade.
Wat dat betreft is er geen enkele fantasie in fantasy, het is de werkelijkheid.

Het was een heerlijk weekend, we waren echt weg samen. Natuurlijk, we zaten lekker op de bank, met op z’n tijd een drankje en een hapje.
Zo comfortabel als hobbits in the Shire, tenminste degenen die niet op reis waren gegaan om draken te verslaan en demonische ringen te vernietigen.
Wij vergaapten ons aan de prachtige landschappen, de steden, de kostuums en alle details die erbij hoorden. We waren toeschouwer van ongelooflijke gebeurtenissen en we leefden ons in, in bepaalde personages. Natuurlijk wisten we dat het niet echt was, maar het voelde heerlijk om er even helemaal in weg te kruipen. We aten stew en beenham, we dronken donker bier, we bleven in het thema.

Op zich ben ik helemaal niet avontuurlijk. Ik ben zeer gesteld op mijn comfort, en als ik langer dan twee weken van huis ben word ik ziek van heimwee. Maar in mijn hoofd wil ik nog wel eens op reis gaan, zoals nu naar Midden Aarde.
En het lijkt me fantastisch om in zo’n film mee te mogen doen, al is het als figurant. Even echt deel uitmaken van die wereld, van die sfeer.
Wat is het dan, is het doen alsof je iemand anders bent? Misschien. Ik hou van verkleden en dan op die manier een andere rol aannemen. “Hoe zou het zijn als…..”
En daarna weer veilig terug naar mijn eigen vertrouwde zelf, in mijn eigen vertrouwde wereld.
Maar daar had ik deze keer wat meer moeite mee dan anders.
Gewoon naar huis, gewoon werken, gewoon….. Nou ja, alles weer gewoon.
Als Frodo weer thuis is na zijn epische avontuur, kan hij niet wennen. Ik had dat in het heel klein.
Gewoon echt een beetje heimwee.

middle earth

 

 

Dagje naar de buren

Wel eens op Borkum geweest? Ik nu wel. Al moet ik bekennen dat ik ongeveer 50 jaar niet van het bestaan van dit eiland heb af geweten (of ik heb gewoon niet goed opgelet, dat kan natuurlijk ook) en daarna vond ik steeds dat ik er echt “eens” heen moest. Maar er waren blijkbaar altijd andere prioriteiten.
Deze zomer zijn we niet ergens op vakantie, maar vieren we vakantie vanuit huis, dus nu was er geen enkele reden om niet een dagje naar Borkum te gaan. Van hieruit is het maar nauwelijks verder dan Schiermonnikoog. Vanaf de Eemshaven vaar je in nog geen uur naar het Duitse Waddeneiland. We zaten op het voordek van een kleine veerboot en het was haast koud omdat het zo waaide en we in de schaduw zaten. Maar dat zou in de loop van de dag nog veranderen, en de hittegolf was gister nog niet eens begonnen.
Bij aankomst stond er een treintje te wachten en wij liepen braaf met de meute mee om ons naar het centrum van het dorp te laten brengen. Lenny was ook mee, die vindt veel dingen eng, maar hij verdroeg eerst dapper het getril van de boot, (hij was tot onze verbazing de enige hond!) en daarna het geschud van de trein. Dat treintje zat uiteindelijk echt veel te vol naar mijn zin. Wij waren op het balkonnetje blijven staan omdat de coupés allemaal al bezet waren. Maar we vertrokken niet eerder voordat minstens de helft van de passagiers die van een veel grotere veerboot kwamen, ook nog erbij gepropt werd. Ik vroeg me al af of er strakjes trossen mensen op en aan de trein zouden hangen, zoals je wel eens op beelden uit India ziet.
Ik voelde een lichte paniek opkomen, ik kan er echt niet tegen om tussen een massa mensen te staan en nu kon ik er niet meer uit….. Bij de eerste halte wilde ik dan ook al uit de trein, al waren we nog lang niet in het dorp. Gelukkig was Bert ook niet erg enthousiast over het reiscomfort, dus toen we ons door de menigte naar buiten hadden weten te persen,  haalden we opgelucht adem op het peronnetje.
We liepen richting het strand en we vonden dat Borkum echt de sfeer van een waddeneiland heeft, maar wel met een eigen uitstraling.
Het was heerlijk om even te lopen We zagen een stuk strand waar honden aan het rennen en spelen waren, dus daar mocht Lenny ook even los. Hij strekte zijn lijfje tijdens het rennen, heerlijk even ontspannen hond zijn, zonder enge mensendingen. De zee was ook leuk, hij sprong over de golfjes van de branding en tot onze verbazing zocht hij zelfs contact met andere honden.

img_20190723_1107123454355308583268155925.jpg

Heel vaak is hij wat we bij mensen een muurbloempje noemen, hij gaat in onbekend hondengezelschap nooit ergens op af, maar blijft òf afwachtend aan de zijlijn staan kijken, of hij gaat z’n eigen gangetje.
Hij had ook geen last van de taalbarrière, Duitse honden communiceren blijkbaar hetzelfde als Nederlandse.
Ondertussen hadden wij wel zin om even een strandtentje op te zoeken om wat te drinken.
We kwamen bij een restaurant, maar daar kon je alleen maar binnen zitten, er was geen terras. Je verzint het toch niet, op die plek…… Dus we liepen weer door. Daar doemde een veelbelovende strandtent op, ‘Strand 5′ stond er op. Wel met een mooi terras. Maar daar zat niemand en dat was raar. Dichterbij gekomen zagen we een bord: Dienstag Ruhetag. Oftewel, dinsdags gesloten. Werkelijk, mijn kaak viel op de grond. Ik bedoel: Zomer, Strand, Vakantie, Toeristenseizoen, Prachtig Weer – en dan gewoon gesloten???? Hier zou volgens mij geen strandtenteigenaar het in zijn hoofd halen om onder deze omstandigheden z’n tent dicht te houden!
Verder was er ook niets te zien wat ook maar leek op een strandpaviljoen, dus we moesten het anders gaan aanpakken.

We liepen maar richting het dorp nu, dan zouden we vast toch wel een leuk terrasje kunnen vinden.
Ondertussen liep ik te bedenken dat ik naar Borkum zou emigreren om een strandtent te gaan exploiteren, volgens mij kon ik er goudgeld mee gaan verdienen. Ik zou het er een beetje trendy oud uit laten zien, en het “Het  Strandhuis van Zoutelande” noemen. Maar dat was bluf.
In het dorp vonden we een brasserie met een tafeltje in de schaduw en dankbaar ploften wij neer.
Een enorme menukaart die uitvouwde als een harmonica en redelijk onoverzichtelijk was, vertelde me dat ik een lekker broodje gerookte zalm kon nemen. Ik oefende in mijn hoofd op de uitspraak, voor als de serveerster zou komen. Bitte ein Kaiserbroodje, nee brötchen natuurlijk, mit Raucherlachs. Nee Räucherlachs. Of was het toch Raucherlachs, de harmonica moest er weer bij te pas komen. Dus toen de serveerster kwam kon ik keurig uit mijn hoofd opzeggen: Bitte ein Kaiserbrötchen mit Räucherlachs.
“Nein,” zei ze. Die waren op. Pff, had ik nou zo m’n best voor gedaan. Er was nog wel stokbrood met zalm. Prima, doen we dat. En ik bestelde een Weisswein-Schorle, wijn gemixed met bubbelwater. Een heerlijk zomerdrankje, dat ga ik beslist thuis ook nemen.
Het stokbrood was niet netjes te eten. Tenminste dat vond ik. Bert is de klieder van ons tweeën, maar die zat zijn broodje keurig weg te kanen, terwijl het bij mij een slagveld werd. De wilde zalm deed z’n naam eer aan en ontsnapte voortdurend, het gekookte ei glibberde gezellig mee, de mierikswortelsaus die heerlijk was, maar zo scherp dat af en toe de tranen in mijn ogen schoten, had het voorzien op mijn vingers en kin en wilde dan ook beslist niet op de zalm blijven zitten. De enige stabiliteit kwam van een schijf komkommer, want zijn buurman de schijf tomaat gaf een gemene spriets toen ik de vork erin stak, volgens mij kreeg Bert tomatensap in z’n bier.
Binnen no-time was mijn servetje een kledderig vod geworden en uiteindelijk ben ik maar naar binnen gegaan om mijn handen te wassen, voor de zekerheid maar de elleboog gebruikend om de deur te openen. Ik zal nooit meer iets zeggen over morsige mensen.

De middag hebben we doorgebracht met wat slenteren door de gezellige straatjes en toen het echt te heet werd nog een bezoekje aan het strand.

img-20190724-wa001019144956084795971.jpg

Nu was Lenny best vervelend daar, hij ging bij alle mensen op bezoek die daar niet op zaten te wachten en hij maakte een akelige ruzie met een hond om een zojuist gemaakt vriendinnetje. Toen we hem tot rust wilden laten komen door hem te laten liggen, ging hij prompt met z’n natte zandlijf op de enige handdoek liggen die we mee hadden en waar we zelf op moesten zitten. Dit was geen succes, we gingen. Het was inmiddels ook wel erg druk geworden op het strand, de sfeer was anders dan vanmorgen. We besloten om via de “Grün-route” richting de haven te gaan lopen. Dan hoefden we straks niet meer in die trein. We wandelden door stukjes bos, door de duinen en het was goed te doen.
Ik had ’s morgens appels in de tas gedaan en die konden nu wel tevoorschijn komen. Maar ach, ze lagen nog frisgewassen en wel op het aanrecht blijkbaar, want in de tas waren ze niet te vinden.
“Hè verdorie”, mopperde ik en Bert varieerde droogjes op de aloude spreuk: “Snoep verstandig, vergeet een appel” en daar moest ik ondanks mijn dorst toch wel erg om grinniken.
Onderweg een bordje “ Cafe zur Heide” daar moesten we heen! Het was maar 200 m de andere kant op. Maar o jee, ook daar was het weer griezelig stil….. Maandag en dinsdag gesloten. We stonden nogmaals perplex. Wat is er ontzettend weinig horeca op een toeristeneiland als Borkum!
Dus we hadden nog weer zowat een halve kilometer voor niks gelopen en inmiddels was het echt ontzettend warm. Maar bikkels als wij zijn gingen we door, af en toe eventjes rusten in de schaduw en Lenny extra laten drinken. Hij hoefde ook niet op stenen te lopen, dus zijn voetjes hadden niet te lijden.
In het zicht van de haven wilden mijn benen eigenlijk niet meer, ze voelden zo stijf en stram, maar als ik aan vorige jaar dacht, toen ik op Schiermonnikoog zoveel blaren had dat ik eigenlijk gewoon op 2 blaren maat 36 liep in plaats van op voeten ( Dagje uit), was dit veel beter te verdragen.
Toen we dan uiteindelijk in de haven kwamen bleek een extra veerbootje over 5 minuten te vertrekken en probeerden we er nog een beetje de pas in te zetten.

In mijn superhandige rugtas met extra vakken kon ik de tickets niet meer vinden, ook al pakte ik de hele tas uit, en voelde nogmaals een lichte paniek opkomen. En pakte Bert ze vervolgens uit een vak waarin ik al 3x gekeken had. Ik had het idee dat vandaag de rollen helemaal omgedraaid waren, erg raar. Op de boot was Lenny nogmaals de enige hond en deze keer bleven we binnen zitten, waar de stoeltjes en de temperatuur hoogst comfortabel waren.
Onderweg naar huis stopten we in Pieterburen om nog even lekker te eten. We konden er daar tenminste van op aan dat er terrassen open waren.
Ik koos een vegetarisch gerecht met de naam Healthy Hammer en tot mijn eigen afgrijzen zei ik bij het bestellen er “Please” achteraan.
“ We komen net uit het buitenland”, legde Bert uit aan de serveerster en ik hoestte achter mijn hand om mijn lach te verbergen toen ze begrijpend reageerde.
Lief van Bert,want ik had wel door de grond kunnen zakken, het klonk zo overdreven!
We hadden het goed ingepland, vandaag zou het echt veel te heet zijn om zo’n dag als gister te doen.
Weet je trouwens hoe het buureiland van Borkum heet? Juist!

Maandag na Rome

“What’s your favourite place in Rome?” vroeg Pietro met een zwaar Italiaans accent. Hij is de eigenaar van de B&B waar we verbleven. Ik moest even nadenken. “The Forum and the Palentine Hill” antwoordde ik. Hij keek verbaasd. “Not the Vatican?”
Ik schudde mijn hoofd. Het Vaticaan is prachtig maar maakte op mij niet zo’n indruk als de overblijfselen van het Romeinse Forum en de Palatijnse heuvel. Dat ademt een en al geschiedenis uit. Het Vaticaan is meer een museum. En bovendien voor mij veel te overdadig, al die kleuren, versierselen, ornamenten.. het duizelde me en ik kon geen detail meer opnemen op den duur. Als een klein stukje plafond er al zo uitziet, dan is het toch onmogelijk om alles te bekijken?
IMG_20190404_132930837.jpg

In het Forum kon ik rondwandelen, rustig informatie lezen en vooral heel veel mijmeren. Over alle mensen die er geleefd en gewerkt hebben. Met hun lief en hun leed, hun intriges en hun goede daden. Van hun huizen en gebouwen waren nog fragmenten over, rondom begroeid door de prachtigste bloemen en planten. Er waren veel bezoekers maar toch was de sfeer zo rustig. Terwijl het vroeger toch gegonst moet hebben van de activiteit. Ik vond het er geweldig en was diep onder de indruk.

 


Pietro begreep me niet helemaal, hij vond het Vaticaan veel meer spectaculair. Hij zal wel gedacht hebben: Rare jongens die Hollanders (met een knipoog naar Asterix)

Rome is een prachtige stad. Wat ik er zo bijzonder aan vind is dat gebouwen langzamerhand ruines zijn geworden. Verreweg de meeste historie is er niet vanwege archeologische opgravingen, maar zo ontstaan door de eeuwen. Vandaar misschien ook de uitdrukking: Rome is niet in 1 dag gebouwd.
Overal zie je overblijfselen van vroeger. Een stuk muur, een paar pilaren, een heidense tempel die door keizer Contstantijn is veranderd in een katholieke kerk.
Ik ben verder nooit in Italië geweest, dus ik kan niet met zekerheid zeggen of de straatjes typisch Italiaans zijn. Maar waar je ook liep, of waar je ook op een terrasje neerstreek, overal zag je stukjes geschiedenis tussen wat recentere gebouwen.
IMG_20190405_122826618_HDR.jpg
Wij zijn alleen in de binnenstad geweest maar je ziet niet, zoals in Londen, of wat dichter bij huis in Groningen, dat oude gebouwen plat gaan en dat er nieuwe moderne architectuur voor in de plaats komt. De gebouwen worden bewaard en ik vind dat prachtig. Zo’n rijke geschiedenis! Ook was de sfeer veel relaxter, niet zo gejaagd als in andere steden. Iedereen had de tijd en liet dat merken. Heerlijk.

Deze week heeft dus heel veel indruk op me gemaakt en het valt niet mee om thuis weer te acclimatiseren. Ik kan me niet herinneren dat ik dit eerder zo gevoeld heb. Ik heb altijd heimwee en ben dan ook weer blij om naar huis te gaan . Maar op de een of andere manier kan ik deze keer mijn draai helemaal niet vinden.
Het was ook zo lang: ‘We gaan over een poos naar Rome!’ En nu zijn we al weer terug, ik hou het als het ware niet goed bij deze keer.

Vanmorgen ging weer normaal de wekker. Opstaan, brood smeren, Bert uitzwaaien, kinderen ontvangen. Een gewone maandag. Maar ik voel mezelf nog niet gewoon.
Ik doe boodschappen maar kan niet bedenken wat we deze week zullen eten. Ik loop nogal doelloos door de winkel, dus het blijft bij een menu voor vandaag. Morgen misschien meer inspiratie.
Als het tijd is dat de kinderen uit school komen dek ik de tafel, zet thee en ga ik de deur uit om de jongste op te halen.
Ik wacht op het plein en als de kleuterklas naar buiten komt zie ik mijn jongetje enthousiast naar me zwaaien en hij komt direct op me toe rennen. “Ik was naar het circus” roept hij. Hij vertelt onderweg over een vuurspuwer en mevrouwen die over een touw liepen en ik geniet van zijn enthousiasme. Moet in mijn achterhoofd toch even aan het Collosseum denken, dat circus was toch wel ietsje anders vroeger.
Er komen nog 3 kinderen uit school en ik word deelgenoot gemaakt van een zieke opa, toekomstplannen voor een motor, en hoor over de verkeersles op school.
Dan zegt ineens mijn stoere 8- jarige: “Ik heb je gemist”
Ik voel me warm worden van binnen. “Ja, ik ook”, zegt zijn oudere broer. “Er is niks aan bij de overblijf”
“Het is hier veel gezelliger,”zegt het derde grote kind, een meisje van 9.
Ik glimlach naar hen. “Ik ben ook blij dat jullie er weer zijn”, zeg ik. En ik meen het.
“Was het mooi in Rome?” vraagt het meisje. “Zeker!” zeg ik en ik vertel er iets over.
Leuk is dit. Ik voel me hierdoor niet meer zo verdwaasd. Ik ben gewoon weer thuis, met mijn kinderen.  Maar een beetje rijker dan eerst.
Vol met prachtige herinneringen aan een bijzondere week, samen met Bert in Rome.

Tim en Tim (deel 2)

Na het Vlaamse Stoofvlees met Grimbergen had ik het gevoel dat ik de eerstkomende dagen niet meer hoefde te eten. Maar toch zat ik de volgende ochtend alweer aan een heerlijk ontbijtje samen met Tim. Terwijl we al allemaal lekkers op ons bord hadden kwam er nog een mevrouw vragen of we “trek hadden in een spiegeleitje”(spreek dat voor jezelf even uit op z’n Vlaams, klinkt zo leuk) en dat hadden wij. Ik begon nog net niet te piepen toen we allebei een heel klein koekenpannetje met een eitje geserveerd kregen. Maar er moest natuurlijk wel een foto naar Irene, konden we even digitaal piepen. Tim is namelijk niet zo’n pieperd, maar hij was wel zo lief om de foto te maken.

IMG-20181107-WA0019.jpg

Hij kent z’n moeder en z’n zus al langer dan vandaag.
Na het ontbijt gingen we aan de wandel, want we hadden gezien dat C-Mine, waar de expositie was, maar 2 km van het hotel ligt.
Het was zulk heerlijk zonnig weer dat de herfstkleuren van de bomen extra mooi uitkwamen, dus het was een fijne wandeling. Onderweg zagen we al wat aankondigingen van de tentoonstelling.

IMG_20181104_112939107_HDR.jpg

C-Mine is een overblijfsel van de voormalige steenkoolmijn in Genk en die entourage past wel heel goed bij de sfeer van Tim Burton.
Buiten nog even een foto gemaakt, want binnen was het echt niet toegestaan om te fotograferen, met uitzondering van het café.

IMG_20181104_114444350_HDR.jpg

We hadden tickets met een tijdslot en er was een kleine wachtrij. Het publiek werd telkens in kleine groepjes binnengelaten, zo was er ondanks de drukte, toch genoeg gelegenheid om alles goed te zien.
Een maal binnen was het gelijk helemaal Burton. Muren vol met illustraties, vitrines met sculpturen, foto’s, we kwamen ogen te kort.
Naast regisseur is Tim Burton ook tekenaar en schilder en veel van zijn werk is een inspiratie of voorstudie voor zijn films. Zijn bizarre stijl kwam overal in terug, alles zo herkenbaar en typerend.
Wat ons een beetje verbaasde was dat er nog al wat mensen met kleine kinderen waren. Als je alleen Charlie and the Chocolatefactory gezien hebt is dat misschien begrijpelijk, maar er was zoveel te zien wat eigenlijk helemaal niet voor kleine kinderen bestemd is! We zagen dan ook best wat gezichtjes die niet zo blij keken en ik hoop dan ook dat ze er geen nachtmerries van hebben gekregen.
De expositie was verdeeld over twee verdiepingen en toen we deel 1 gezien hadden gingen we eerst even wat drinken in het Burtoncafé. Dat was ook helemaal in stijl, geweldig. Als het dorpje Spectre uit Big Fish, compleet met schoenen over de lijnen aan het plafond.

IMG_20181104_123947958_HDR.jpg

Overal was zoveel aandacht aan besteed, dat maakte het plezier nog veel groter.
Het tweede deel van de expositie liet meer dingen zien die in de films gebruikt zijn. Het allermooiste vond ik de vitrine met de stop-motion poppen uit The Corps Bride. Voor degenen die er bekend mee zijn: Victor en Victoria, de aandoenlijke Elder Gutknecht, de majoor, de dwerg en natuurlijk de schitterende Emily. Ongeveer 40 cm groot en zo gedetailleerd! Ik heb echt een hele poos met m’n neus voor het glas gestaan om alles goed te kunnen bekijken.

emily

Deze foto heb ik van internet geplukt, want zoals gezegd mocht je zelf geen foto’s maken.
Er waren rekwisieten uit de film Miss Peregrine, er waren modellen van de Oompa-Loompa’s uit Charlie and the Chocolatefactory, En er werd een heel vroege film vertoond, namelijk uit 1983: Hansel and Gretel, die al goed liet zien welke kant Burton op wilde met zijn werk.
Hij is zo zijn eigen stijl gaan ontwikkelen dat er zelfs een woord voor is ontstaan: Burtonesk.
Ik vind het wat hoor, dat je iets maakt wat eigenlijk niet met een al bestaand woord te omschrijven is. Ik zie het nog niet gebeuren dat het woord Blooisiaans gebruikt gaat worden.
Al met al hebben we een paar uur doorgebracht in C-Mine en we waren onder de indruk.
Aan het eind van de middag gingen we weer terug naar het hotel en we bekeken daar even waar we zouden gaan eten. Tim had wel zin in Chinees, en er bleek een restaurant op 3 minuten lopen van het hotel te zitten dus die keus was snel gemaakt.
En wat was het lekker, weer eens ouderwets in een Chinees restaurant eten . Niet wokken maar gewoon van een ellenlange menukaart kiezen, eten van een met stijf linnen gedekte tafel met schotelwarmers erop, Chinese lampions aan het plafond… alleen geen Chinese muziek, maar allemaal ouwe meuk uit mijn jeugd. Tim moest er dan ook om lachen dat ik alle gedraaide nummers kende en ondertussen gingen zijn KoeLoeYuk en mijn Kip met Cashew he-le-maal op!
Gezellig nog even een borreltje na, dat bleken glazen te zijn die minstens de dubbele inhoud hadden dan dat wij hier in Nederland krijgen, dus we hebben nog een poos zitten natafelen.
’s Nachts ben ik in mijn dromen nog wel druk geweest met alles wat ik bij C-Mine gezien had, maar ik had toch lekker geslapen en Tim ook.
En toen zat het er al weer bijna op! Nog een lekker ontbijtje, deze keer zonder spiegeleitje, dat was vast alleen op zondag, en daarna uitchecken en naar de auto.
Het was stil in Genk op maandagmorgen. We liepen langs winkels.
“Nou”, merkte Tim heel droogjes op. “De etalagepoppen worden echt steeds magerder hè?”

IMG_20181105_090100122_HDR.jpg

Toen we de parkeergarage ingingen liep ik nog te lachen.
De terugreis verliep aardig voorspoedig al was het op de wegen wel veel drukker dan in de winkelstraat in Genk. Tim was het eerste thuis en daarna reed ik nog alleen door naar Leens.
Thuisgekomen werd ik zowat ondersteboven gelopen door een uitzinnig blije Lenny die me zo hard om de nek vloog dat hij met zijn poot tegen mijn oor sloeg en ik daarna het gevoel had dat ik drie oren had. De lieverd.
Na een knuffelsessie installeerde ik mezelf met een kop thee op de bank en zetten The Corps Bride op.
Nog heerlijk even nagenieten.
Wat was het leuk om met Tim dit weekend te doen!