Maandelijks archief: februari 2019

De stilte spreekt

Ik had mij, samen met mijn vriendin, ingeschreven voor een bezinningsweekend in een klooster, omdat we daar behoefte aan hadden. Mijn plan was om achteraf hier een stukje over te schrijven. Een beschrijving van de dagorde en een bespreking van het programma, zoiets. Als informatie voor wie er misschien ook over denkt om eens een paar dagen in retraite te gaan. Lekker algemeen dus.
Maar nu ik daadwerkelijk geweest ben, merk ik dat dit echt niet gaat lukken op die manier. Ik kan geen afstandelijke beschrijving geven van iets wat zoveel met mij gedaan heeft. Het is geen informatief artikel geworden maar een impressie van mijn beleving.

Vijftien mensen zijn bij elkaar gekomen in de gastenrefter van de Abdij van Egmond. Ik ben er éen van. We staan aan het begin van een bezinningsweekend, wat grotendeels in het teken zal staan van stilte. Van vrijdagmiddag tot zondagmiddag zullen we meelopen in het ritme van de monniken en tussen de diensten door zijn er zowel opdrachten met een meditatief karakter als stiltetijd die je zelf mag invullen. “De stilte spreekt” is de titel van het programma.
Veertien deelnemers en een programmaleider (Frank), een groep zo divers als je je maar kunt voorstellen. Er is blijkbaar niet een bepaald type mens dat aan zo’n weekend mee doet .
Mannen en vrouwen, de jongste is 24 en de oudste 82 , de rest allerlei leeftijden daar tussen in. En iedereen komt uit zíjn of haar eigen achtergrond. Gezin, partner of alleenstaand, wel of geen werk, studie, verschillend in geloof en in doel, in het eenmalige korte kennismakingsrondje worden die dingen even kort genoemd. Verder gaan we niet met elkaar in gesprek. Alleen als iemand echt de behoefte heeft, kan die een gesprek vragen met Frank of een van de broeders. Maar verder zullen er geen uitwisselingen of confrontaties plaatsvinden, vertelt Frank. Echte stilte, want ook op de gangen en tijdens de maaltijden zullen we niet met elkaar praten. Dat lijkt in eerste instantie vreemd. Je bent met anderen, maar iedereen zwijgt. Wij zijn het niet gewend, stilte voelt vaak ongemakkelijk. Hoe bijzonder is het dan, dat de stilte nu goed voelt. Al heel snel verandert voor mij het “ik mag niet praten” in “ik hoef niet te praten” . Ook de mobiele telefoon gaat uit en blijft tot zondagmiddag op mijn kamer. Geen appjes naar mijn man of naar de kinderen. Ik ben offline. Letterlijk en figuurlijk. Ik ben hier gekomen met mijn vriendin. Maar ook wij praten niet met elkaar en we hebben ieder onze eigen kamer. We zijn samen gekomen, maar we zijn hier voor onszelf. Wel geven we elkaar soms een glimlach.
De Adelbert abdij is een Benedictijns klooster. Zes maal per dag komen de monniken in de kerk voor een dienst. Wij zijn vrij om wel of niet deel te nemen, maar ik neem mij voor om alle diensten aanwezig te zijn. Zelfs ’s morgens om 6 uur.

Het lijkt een andere wereld, als ik ’s zaterdags om half 6 opsta in mijn ‘cel’. Eenvoudige kamer, brandschoon en met alles wat ik nodig heb deze dagen. Mijn eigen plekje. Er ligt schrijfmateriaal op tafel en gister heb ik al wat opgeschreven. Wat steekwoorden over wat ik ervaar. “Sereniteit” “Onwennigheid met de stilte” “Ritme” Zomaar wat dingen die in de loop van het weekend meer duidelijkheid, meer omschrijving blijken te krijgen voor mezelf.
Als ik aan het ontbijt zit, ben ik al naar twee kerkdiensten geweest. Gisteravond ook naar twee. De stemmen van de monniken, die a-capella in beurtzang zingen, hebben een kalmerende uitwerking op mij. De diensten verlopen vlekkeloos, iedere broeder weet wat hij moet doen. Ieder lied wat in eerste instantie op het vorige lijkt, maar waar toch subtiele verschillen in zitten, wordt zonder hapering en zonder ook maar eén foute noot gezongen. Deze mannen zijn zo volkomen op elkaar ingespeeld, er gaat een enorme kalmte en geruststelling van uit. Kolkten er gister nog allemaal gedachten door mijn hoofd, vandaag komt er meer rust in en lees ik mee met de teksten van de psalmen die gezongen worden. Ik begin te begrijpen wanneer de broeders gaan staan en weer gaan zitten, wanneer ze buigen en wat hun houding is tijdens het bidden.
Ik bedenk dat het goed is dat ik niet mag praten, ook niet met hen. Het zou snel van mijn kant een gesprek om informatie worden, over hoe zij leven. En dat is niet de bedoeling van dit weekend. Ik moet met mezelf bezig zijn. Ik màg met mezelf bezig zijn. Zonder dat ik mij daarover schuldig hoef te voelen. Dit weekend is er voor mij alleen maar ‘ik’. Dat voelt vreemd. Ik ben het niet gewend, zoals, denk ik, de meeste mensen dat niet gewend zijn. Met jezelf bezig zijn zien we als egocentrisch, of zelfs egoistisch. Maar nu niet.
De enige die soms praat is Frank, hij legt af en toe kort uit wat de bedoeling van een opdracht is.
Gister zijn we al begonnen met de meditatieve oefeningen. De opbouw in dit weekend is dat je als het ware bij jezelf van buiten naar binnen gaat en daar, net zoals wij het klooster verkennen, je innerlijk gaat verkennen. Klinkt zweverig misschien, ik ben daar altijd wel wat sceptisch over. Maar dit blijkt voor mij zo reëel als maar kan. De metaforen die Frank aanreikt zijn heel duidelijk.
Bij de oefening “Kloostergang”, een loopmeditatie waarbij we letterlijk door de kloostergang dwalen, ben ik van plan om na te denken over iets wat me dwarszit, omdat ik nog niet goed uitgevonden heb hoe ermee te dealen. Maar waar ik niet op bedacht ben, is dat er iets heel anders bovenkomt. Iets waarvan ik niet in de gaten had dat het me zo blokkeert, maar wat me nu treft als een slag. Wat is dit, wat gebeurt er? Ik ben in de war en emotioneel. Als de meditatietijd voorbij is, ga ik terug naar mijn cel en schrijf. Dat geeft wat lucht, maar ik ben er nog lang niet klaar mee. In de kerk, bij de Middaggetijden, voel ik de rust en de vredigheid van de monniken, maar zelf ben ik onrustig.
De warme middagmaaltijd gebruiken we samen met de monniken in de refter van de abdij. Het voelt bijzonder om bij ze “aan te schuiven” Ook zij eten in stilte. Ik ben blij nu met de stilte, ik zou niet in staat zijn om tafelgesprekken te voeren.
Na het eten tik ik Frank op de mouw, ik moet nu praten. Hij neemt me mee naar een kleine kamer, waar we niet gestoord zullen worden en ik mag mijn verhaal doen. Hij luistert en vraagt soms wat. Dan doet hij mij ideeën aan de hand, die ik zelf niet heb kunnen bedenken en ik voel dat ik rustig wordt. Het voelt groot. Ik ben dit weekend  open ingegaan, ik zou wel zien wat het bracht. Ik was niet bewust op zoek naar iets.
Wat gebeurt er dan in de stilte van het klooster, dat er iets bovenkomt waarvan je zelf niet eens echt wist hoe dwars het je zat?
Na het gesprek ga ik buiten, in de vroege voorjaarszon, in de kloostertuin zitten. Ik heb mijn haakwerk meegenomen. Het garen zit in de knoop en ik glimlach terwijl ik het ontwar. Ook weer een metafoor: ik ontwar knopen en dan kan ik verder.

Ik blijf alle diensten in de kerk meemaken en krijg steeds meer rust in mijn hoofd en in mijn hart. Ik herken inmiddels de gezichten en de stemmen van de monniken. Ik luister naar de lezingen en neem in mijn hoofd het ritme van de psalmenzang over. Ze werken als een mantra, deze eenvoudige rituelen.
De broodmaaltijden eet ik met mijn groepsgenoten, ik voel me op mijn gemak. Het zijn, ondanks dat we nooit een woord met elkaar wisselen, vertrouwde gezichten geworden.
De meditatieve opdrachten blijken waardevol. Hiervoor had ik nog nooit gemediteerd. Weet ook niet of ik het op de juiste manier doe, maar voor mij voldoet het.

’s Zondags, na het middageten, hebben we een gezamenlijke afsluiting. We krijgen een tekst mee, ook voor “thuis”
Wie wil, kan nu even iets zeggen over wat het weekend gebracht heeft. Wie niet die behoefte heeft, doet dat niet. Ineens mogen we weer praten. En het gaat gelijk over praktische dingen. Heeft iedereen vervoer, hoe laten we onze kamers achter. We keren weer terug naar ons eigen leven. Maar als ik bedenk dat ik de dagelijkse draad weer op ga pakken, zijn er toch een paar dingen die ik voortaan anders wil doen. Die beter voor me zijn.
“De stilte spreekt”. Het is echt zo. Voor mij heeft de stilte gesproken.
kloostergang

Keukenprinses

Op zondagavond wil ik altijd iets extra lekkers eten.
Vandaag op het menu: Keftedes van lamsgehakt, gekruide tomatenrijst, tzaziki en een gemengde salade.
Klinkt goed toch? Dat dacht ik ook
Daar sta ik, met mijn leuke gele keukenschort voorgebonden, aan mijn prachtige, ruime kookeiland geoefend de kruiden, sjalotten en knoflook te snijden en te hakken. Het brood dat ik nodig heb voor het gehakt staat op een hoek van het eiland in een schaal te weken en ik kan de overige ingredienten in mijn keurig geordende koelkast moeiteloos pakken. Ik beweeg mij soepel door de keuken , roer zingend in de pannen die op mijn blinkende fornuis staan en heb na ruim een half uur een heerlijke maaltijd bereid. Ik zet stralend de schalen op de mooi gedekte tafel , doe zwierig mijn schort af en schuif samen met Bert aan om van het eten te genieten en een glaasje wijn te drinken.

Mooi beeld toch?
En dan nu de werkelijkheid: Ik heb inderdaad mijn leuke gele keukenschort voorgebonden.
Maar dat is dan ook zo’n beetje het enige.
In onze keuken staat helemaal geen kookeiland, geen ruimte voor, dus ik sta alles op een snijplank te hakken en te snijden . O ja, ik had brood moeten weken voor het gehakt. Brood zit nog in de vriezer. Ontdooien in de magnetron en de korsten eraf. Geen plek op de snijplank, want daar liggen de sjalotten en kruiden al gesneden te wachten. Aan de andere kant van het fornuis dan maar een plekje zoeken, maar dan moet die prachtige nieuwe zware braadpan die ik heb gekocht en waar ik nog geen plek voor heb gevonden in mijn pannenkast maar even verhuizen naar het fornuis.
Doe het gehakt in een kom. Ja, waar moet ik die dan weer neerzetten. Schuif nog meer spullen opzij. Gehakt, uitgeknepen brood en kruiden in de kom en kneden. O, er moet nog een ei in. Eieren staan in de koelkast. Handen wassen, eitje zoeken, waar is die doos dan toch. Achter de marmelade, en 2 kuipjes halvarine, logisch. Eitje erdoor. “Bert wil je alsjeblieft wat peper en zout komen malen, dat moet er ook door en ik heb vieze handen”. Nog meer kneden. Handen wassen, want de rijst moet opgezet. Water met tomaten en kruiden aan de kook brengen. Rijst afmeten in een kopje. Veel te veel rijst stroomt in het kopje. Rijst weer terugpielen in het pak, door dat kleine gaatje. Dan stroomt het ineens niet. Tomatenboel kookt inmiddels, rijst erbij en dan het gehakt afmaken. Verdorie, rijst koekt aan de bodem van de pan. Handenwassen, rijst losroeren..
F*ck ik zou zelf tzaziki maken! Recept kwijt. Laptop opstarten, duurt lang! Rijst bakt aan, losroeren! Yoghurt in een schaaltje, komkommer raspen.
Nee hè, schaaltje te klein, komkommer pas ter niet bij. Cavia’s kalmeren. Proberen plek te zoeken op het aanrecht voor een groter schaaltje. Citroensap! Halve citroen die nog in de koelkast ligt is beschimmeld. Ergens nog een flesje citroensap. Waar dan? Helemaal achterin natuurlijk, eerst allemaal potjes met restjes jam en zongedroogde tomaatjes en mosterd en ansjovis en eentje met nog 2 zilveruitjes erin opzij schuiven. Voornemen om binnenkort echt de koelkast op te ruimen. Eindelijk het vlees opzetten. Spettert als een malle, tegen mijn mooie nieuwe rode braadpan.
O ja! We zouden ook nog sla eten! Sla zit in een plastic bak. Verkeerde groentela open. Nogmaals cavia”s kalmeren. Slabak te haastig opentrekken,, helft van de sla ligt op de grond. Cavia’s blijmaken. Rijst is gaar. Afgieten en terug in de pan. Vlees omdraaien. Salade klaarmaken. Lege fles dressing in de koelkast. Op zn kop zetten, laatste druppels eruit persen.
Pffff klaar. Met een verhit hoofd de schalen op tafel.
Niet meer omkijken naar het slagveld in de keuken. Schort af.
De tafel is mooi gedekt en ik schuif met Bert aan om van het eten te genieten en een glaasje wijn te drinken.

Dat dan weer wel. En het eten was heerlijk!

IMG-20190217-WA0019.jpg

Update op maandagmorgen: Ik moet brood smeren en trek de koelkast open. Daar staat recht voor mijn neus het potje met heerlijke feta, dat ik zaterdag speciaal had gekocht voor de salade van zondag. Spijtig.
IMG_20190218_073839208.jpg

Let’s Face It!

Ik heb Pareidolie. Het is chronisch, dus ik kom er nooit meer van af.
Het klinkt als een nare aandoening. Veroorzaakt door zo’n eng, microscopisch klein beestje met zaagtandjes en een alien-kopje. Maar dat is het niet.
Het wordt ook wel Pareidolia genoemd. Dan heb ik er direct een andere associatie bij. Ik hoor het Tuinman Rob Verlinden met z’n zwaar Amsterdamse accent gewoon zeggen: “En dan hebbe we hier de Pareidolia’s, sorg ervoor dat die op een sonnige plek komme te stahn… dan sijn se straks in de somer volop in bloei!”
Maar het is niets van dit alles. Wikipedia zegt:
Pareidolie of pareidolia is een psychisch verschijnsel, een vorm van illusie waarbij iemand een zodanige interpretatie van onduidelijke of willekeurige waarnemingen heeft, dat hij hierin herkenbare dingen meent waar te nemen. De naam is afkomstig van het Griekse para (naast) en eidolon (beeld).
Best een leuk iets, dat pareidolie.
Ik zie heel vaak gezichten en gezichtjes in dingen. Levenloze dingen, of levende dingen die eigenlijk geen gezicht hebben, zoals bomen. Nu, met de camera op je mobieltje, is het heel makkelijk om foto’s te maken en ik heb dan ook een speciaal foto-album op Facebook aangemaakt.
Hier stonden in eerste instantie alleen foto’s op die ik zelf gemaakt heb, maar inmiddels zijn er mensen die met me mee kijken en van tijd tot tijd een foto sturen voor mijn album Accidental Facebook. (Het album staat trouwens op ‘openbaar’ dus je hoeft geen FB-vriend van mij te zijn om deze foto’s te kunnen zien. Zoek wel even naar “Annelies van Bloois” en kijk dan bij foto’s naar het album Accidental Facebook)
Ik ben zeker niet de enige, er staan veel foto’s op internet van mensen die, net als ik, gezichten zien in dingen en die foto’s zijn vaak hilarisch.
Dat er een wetenschappelijke term voor is geeft wel aan dat ik niet uniek ben. Het is wel een interessant gegeven vind ik. Is het nog een overblijfsel uit mijn kleutertijd, toen ik, net zoals alle kleuters van toen en van nu, in de ‘magische fase’ zat? Kleuters zien veel dingen als levend, met een ziel zo je wilt. Ik wist heus wel dat mijn pop van plastic was, maar ik wist ook zeker dat ze kon voelen, dat ze bijvoorbeeld verdrietig was toen ik haar een keer vergeten was en ze een nacht in de tuin heeft gelegen. En dat ze blij was als ik weer uit school kwam of als ze nieuwe kleertjes kreeg.
Kleuters doen uitspraken als: “De wolken kijken boos” en ” Ik heb die steen bij de anderen gelegd, want anders was ie zo alleen!”
Voor een kleuter kan alles en dat vind ik geweldig. Ik denk dat ik altijd nog een stukje kleuter in mijzelf bewaard heb, dat ik daarom nog zoveel houd van fantasy en sprookjes. En van de natuur, ik zie bijvoorbeeld bomen nog steeds als levende wezens. Nee, ik knuffel ze niet, maar ik heb er wel respect voor en vraag me af hoe ze voelen en waarnemen. Op het landgoed, hier vlak bij, staan een aantal bomen op de nominatie om neergehaald te worden. Er zijn twee of drie ècht oude bij en het doet me gewoon fysiek zeer dat deze straks omgehakt worden. Uit een kastanje als klein kiempje begonnen in de tijd dat het landgoed nog eigendom was van de adel, de dames nog in lange jurken en hoeden liepen en er koetsjes in de lanen reden. Dat heeft zo’n boom allemaal ‘gezien’. De oorlog, de hippietijd, de koude oorlog met het doemdenken, alles heeft die boom overleefd. En nu moet hij dan sterven, omdat hij …. ja waarom eigenlijk. Ik ben geen landschapsarchitect en ook geen boomchirurg, dus ik weet de reden niet, maar ik vind het echt heel erg.
In bomen en hout kan je ook vaak gezichten zien. Ook daar staan een paar voorbeelden van in mijn foto-album.

de oude manboomgeest
Maar niet alleen mensen zien gezichten waar ze niet zijn. Ook dieren doen dat blijkbaar, want er zijn een aantal soorten die daarmee anderen willen misleiden. De vuurwants heeft een schild als een Tiki-masker, de cobra heeft de tekening van een gezicht op de achterkant van zijn kop, en er is een mot die eruit ziet als een gezichtje.

(foto’s via google images)

En veel vlinders hebben ‘ogen’ op hun vleugels. Dat houdt toch in dat andere dieren er een gezicht in zien, anders was het nutteloos.
Maar de meeste dingen waar ik een gezicht in zie zijn toch wel kunstmatig. En dat begon al heel vroeg. Ik denk dat er veel meer mensen van mijn leeftijd zijn die vroeger zagen dat auto’s gezichten hadden. De vorm van de koplampen en de grill was heel anders als bij de auto’s van nu, en in combinatie met het logo kreeg iedere auto een eigen gezicht. Je had blije auto’s, boze, en ook wel zelfs enge. De moderne auto’s hebben geen eigen gezicht meer.
Maar er is nog genoeg te zien, als je het maar wilt zien.
Stopcontacten, melkvlekken, de manier waarop een tas staat, huizen, alles kan een gezicht hebben.
Ik ben nog niet zo ver, en hoop ook nooit zover te komen, dat ik ze ga interpreteren als verschijningen. Er zijn serieus mensen die menen dat er een afbeelding van Jezus of Maria op hun tosti of pannenkoek is verschenen. Dan wordt het wel wat zorgelijk vind ik.
Maar voor mij is Pareidolie nog geen aandoening. Ik vind het een verrijking!

toet

Heb je ook een leuke foto voor mijn Accidental Facebook? Ik hou me van harte aanbevolen.  Wel een foto die je zelf gemaakt hebt!

Make- over

We zijn aan het klussen in huis. Voor mijn gevoel al maanden. Eigenlijk is het ook al maanden.
Natuurlijk is er heus wel wat afgekomen in die tijd, maar zo voelt het haast nog niet, omdat er iedere keer nog weer wat moet! Het begon met de radiator van de achterkamer vervangen. Hoeveel ik ook van ons huis houdt, dat ding was me al vanaf dag 1 een doorn in het oog.
Spuuglelijk, en een ramp om schoon te houden. Dus wat was ik blij dat we in de herfst eindelijk dat kreng vervingen door een platte radiator. Het oude geval was loodzwaar en een oud-ijzer-boer was er maar wat blij mee, hij kwam ‘m zelf ophalen. Da-hag!
spuuglelijk

Met deze vervanging begonnen eigenlijk de grote plannen. De radiator stond onder het raam en Bert zei: Als we hier nu toch mee aan de gang gaan, dan kunnen we het ook groter aanpakken, dat jij je vensterbank krijgt! En aldus geschiedde. Het zat wel enorm tegen want het houtwerk achter de verwarming bleek erg verrot te zijn. Het duurde dus een paar weken voordat we alles echt in orde hadden. Maar we bleven positief: gelukkig maar dat we dat nu gezien hadden en niet pas als het te laat was. Ik was (en ben) ontzettend bij met het resultaat.

IMG_20190209_165257986.jpg

Maar het smaakte naar meer. En dat meer was ook echt wel noodzakelijk. Ik bedoel: als je door de bank zakt ben je echt wel aan andere meubels toe, toch? En nieuwe meubels vragen om een nieuwe kleur op de muur. Als we dan een nieuw bankstel hebben , kan de slaapbank, die we als tussenoplossing hebben, naar zolder, voor logees.  Maar dan moeten we wel eerst de zolder aanpakken.
Zo zitten we dus inderdaad al maanden in de rommel. Want iedere ruimte die je aanpakt moet leeg en de spullen moeten dan zolang ergens anders staan. Dus we sjouwen ze van hot naar her. Of van het kastje naar de muur misschien wel.
Bovendien moet ik eerlijk zeggen dat ik niet degene ben die het makkelijkst iets wegdoet. Overal zit wel een emotionele waarde aan. Maar omdat ik ook niet binnenkort te zien wil zijn in een aflevering van Extreme Hoarders probeer ik toch zoveel mogelijk weg te doen en wat ik wel wil bewaren, overzichtelijk op te ruimen.
Over TV-progamma’s gesproken, daar duren de make-overs nooit maanden.
In een paar dagen knappen ze een heel huis op. Ik herhaal: een heel huis!
Dat wil ik ook! Want dan komt er een ploeg van 20 man/vrouw, en zelf ga je ondertussen lekker in een hotel in een bubbelbad of zo.
Die mensen pakken alle ruimtes in je huis tegelijk aan. En ze hebben blijkbaar nooit, zoals wij wel, te maken met een levertijd van 8 weken op een bankstel en 10 op een kast. En al helemaal niet met levertijd op meubelplaat wat we nodig hebben op zolder, zodat die nog steeds niet af is. Zij fixen dat in een dag.
Zij denken niet: Pff, dan zijn straks de kamer en de zolder eindelijk klaar , maar moeten we ook de overloop nog, en 2 trappen. Het halletje moet ook nodig weer gewit worden. En de bijkeuken is ook weer veel te vochtig geweest, dus die moet ook nog…..
Er is altijd het juiste gereedschap voor handen en alle inrichting en accessoires zijn direct beschikbaar.
Voor de vorm gaan ze dan even stressen op het eind, omdat wij dan al bijna terug zijn en nog niet alle kussens al in de hoezen zitten en de tafel nog niet gedekt is met twee kleuren servetten , 62 kaarsen en een Aronskelk in een design-vaas, maar het komt altijd nog net op tijd af!
Het lijkt me super. We komen dan binnen en roepen op de juiste momenten “Oh!” en “Ah!” En ik zal niet vergeten mijn hand voor de mond te slaan, want dat hoort er ook bij.
Daarna gaat er  een fles champagne open en als we de TV-ploeg uitgezwaaid hebben gaan we nog even aan de tafel met de 62 brandende kaarsen zitten. Om rustig rond te kijken en de fles champagne leeg te maken. Daarna via onze nieuw geschilderde trap naar boven, over een opgeruimde overloop naar een opgeruimde slaapkamer.
Goed beeld toch?
We zullen het maar doen met de werkelijkheid. Stukje bij beetje de dingen opknappen en uiteindelijk komt het dan wel een keertje echt af.
En dan komt er ook champagne, dat heb ik nu al besloten.

IMG-20190209-WA0003.jpeg

Indoctriedeuntjes

Ja hoor, daar was-ie weer op de radio vanmorgen. De cover van ‘She’s the one’, door Plus Supermarkt gebruikt in een kerstreclame met een hoog simp-gehalte. Daardoor is het een hit geworden en hoor je ‘m nu in februari nog steeds. De reclame is er gelukkig niet meer. Die is zo verschrikkelijk vaak op tv geweest dat voor mij de hele emotionele lading eraf ging en het alleen maar irritant werd. Bovendien heb ik niks met het nummer, dus dacht ik vanmorgen: ‘Nee hè! Hou er nou eens mee op, nou weten we het wel.’
Maar goed, de radio draait niet alleen maar mijn smaak en als het me niet zint moet ik hem maar uitzetten, toch?
Het is wel een interessant gegeven, dat zo’n hit dan een gevolg is van een reclame. Dan hebben ze het wel goed gedaan denk ik, bij het reclame bureau. Het is toch immers de bedoeling dat een reclame blijft hangen bij je.
Eerlijk is eerlijk, ik heb ook wel eens gedacht: ‘Hé, leuke muziek is dat. Even zoeken van wie dat is’.
Zo hadden we ‘Bittersweet Symphonie’ van the Verve, bij een autoreclame (sorry, reclamebureau, ik ben vergeten welk merk het was).
En de muziek bij de gekleurde stuiterballetjes van de Sony-Bravia reclame, vond en vind ik ook erg leuk. Dat is ‘Hearbeats’ van Jose Gonzales. Voordien en nadien eigenlijk nooit van hem gehoord.
Nu is vooral de muziek bij een reclame belangrijk, omdat veel reclames een minifilm zijn.
Vroeger had je vooral liedjes. Weet je nog? Van die liedjes die in je hoofd bleven hangen. Wat uiteraard ook precies de bedoeling van de reclamemakers was. Tenenkrommende teksten en rijmelarij, maar het werkte. Want er zitten er nog zoveel opgeslagen in mijn geheugen! Waarom? Niemand die het weet. Nou ja, een psycholoog heeft er vast wel een verklaring voor. En een reclamebureau waarschijnlijk ook wel. Reclame indoctrineert. Zelfs met een lullig liedje als: ‘Goed zeg, lekker zoet zeg, natuurlijk Natrena’ .
Of: ‘Oe-oeh, a-ah we maken Domo-vla! Moemoe, blabla, hopjes, vanille en chocola. Aardbeien en blanke vla (heerlijk houdbare vla, oehaaa) we maken Domo Domo Domo vla, in die makkelijke pakken Whoeoeoeoeoe.’
Het is bijna verontrustend dat ik zo’n liedje nog gewoon kan afdraaien in mijn hoofd maar dat ik niet kan onthouden wat mijn bankrekeningnummer is. Wat toch veel nuttiger zou zijn dan: “ Het aroma komt je tegemoet, zodra je Supra opendoet, dat is van Nelle…….”
Ik moet wel eens lachen als de reclame voor Kips leverworst op de radio is. Die is zowat nooit veranderd. Altijd nog het kinderkoor met een fanfare: ‘Liever Kipsleverworst, dan gewone leverworst….’ Volgens mij al wel 50 jaar. Dat heeft dan ook wel weer wat.
Opticien Pearle heeft Jan Smit ingehuurd. Want bekende Nederlanders doen het natuurlijk ook goed in de reclame. Toch is Jan’s liedje niet zo sterk. Ik kom niet verder dan “Weet je wat ik wil…..” en dan ben ik de tekst kwijt en blaat iets over een opblaaskrokodil, wat beslist niet in het liedje genoemd wordt. Eigen variatie.
Maar wat ik nog wel weet is hoet het ging toen Pearle nog Brilmij was:
‘De bril voor mij van de Brilmij
De bril voor mij vàn de Brilmij
Een prachtig montuur
en waarachtig niet duur
Je wordt er bediend
als een heel goede vriend
En daar komt nog bij
de keuze is vrij
De bril voor mij vàn de Brilmij’

Volkomen nutteloze bagage in mijn geheugen. Maar die heeft denk ik iedereen.

Welke liedjes weten jullie nog?

sony-bravia-balls-st

Een beetje trots op mezelf.

Soms mag dat best. Er zijn dingen die een ander niks zeggen maar die voor jezelf belangrijk zijn en voelen als een overwinning.
Voor mij is dat, dat ik vanmorgen in de sneeuw  auto gereden heb.
Ik ben panisch voor gladheid en sneeuw op de weg. Eigenlijk weiger ik dan auto te rijden, ik raak compleet in paniek. Heb al eens gedacht om een slipcursus te gaan volgen maar dat durf ik zelfs al niet.
Maar ik had een afspraak vanmorgen, met Tim en die was belangrijk voor hem. Aangezien ik Tims moeder ben wil ik er graag voor hem zijn. En omdat het nou ook weer niet zo was dat er 20 cm sneeuw, ijzel en mist verwacht werd, besloot ik dat ik hoe dan ook moest gaan. Bang of niet.
Dus gewoon in de auto weg vanmorgen. Niet onze eigen, Bert had Tims auto nagekeken van de week en Tim had zolang de onze. Dus de afspraak van vandaag was ook gelijk een mooie gelegenheid om de auto’s te ruilen.
Ik reed richting Groningen en juist toen ik dacht: ‘Nou, de voorspelde sneeuw blijft gelukkig uit’ begon het bij Adorp te sneeuwen. Heel kleine vlokjes, maar al gauw heel erg veel kleine vlokjes dus de weg werd snel wit. Ik kneep in het stuur van de zenuwen en vermaande mezelf om vooral rustig te blijven en normaal door te rijden.
Vanaf de ring Groningen de snelweg richting Assen op was het inmiddels een dikke sneeuwbui geworden en ik kachelde zo goed mogelijk met de rest van het verkeer mee.
Afslag naar de N34, dat werd een tweerichtings weg. Gatverdarrie.
Ik reed achter een grote vrachtwagen. Bij het passeren van dit bordje:

N34

voelde ik me alsof ik in een aflevering van Iceroad Truckers zat.
Ja, schromelijk overdreven, ik weet het. Ik reed immers in een Alto’tje op een asfaltweg in Drenthe. Maar het illustreert wel hoe bang ik ben in dit soort situaties. En dan ook nog in de auto van een ander.
Eindelijk minderde de sneeuwbui en omdat het niet zo heel erg koud was, werd de weg snel vrij schoon gereden. Ik kon al wat rustiger zitten en wat meer vaart maken.
De vrachtwagen nam een afslag en ik zat ineens achter een heel klein autootje, dat amper 60 reed.
Ik zag dat er 2 oude dames inzaten en er schoot mij een oneerbiedige benaming te binnen die we vroeger wel gebruikten voor bepaalde autootjes.
“Truttenschudder met jarretel-aandrijving” grinnikte ik hardop tegen Lenny, die ook mee was.
Gelijk corrigeerde ik mezelf. Alsof ik zo’n held was. Arme dametjes. Die waren vast net zo bang als ik geweest was.
Ik kwam veilig bij Tim, zodat we samen onze afspraak konden nakomen.
En ik voelde me trots, omdat ik mezelf dit keer toch maar mooi had overwonnen.
Soms kan dat niet, maar als het wel kan, voelt het goed!