Toen ik nog een kleutertje was leerde ik het lied: ‘Tel uw zegeningen één voor één. Geschreven en gecomponeerd door Johannes de Heer, een begrip destijds. En misschien nu nog wel, ik weet het eigenlijk niet. Johannes de Heer maakte positieve Christelijke liederen met een gezellige melodie. Daarom werd hij ook in de meer calvinistische kringen niet gewaardeerd. Hij stond ook niet in het ‘Liedboek der Kerken’.
Maar op school leerden we wel liedjes van Johannes de Heer. Ze lagen makkelijk in het gehoor en de teksten waren niet heel ingewikkeld. Mijn juf van kleuterschool Hummeloord leerde ze ook aan de klas en ik weet dat ik altijd enthousiast heb meegezongen over het ‘Scheepke onder Jezus’ hoede,’ ‘Daar ruist langs de wolken een lieflijke Naam,’ en ‘Jezus zegt dat hij hier van ons verwacht, dat wij zijn als kaarsjes, brandend in de nacht’, Nu zouden we de teksten te moeilijk vinden voor kleuters. Ik begreep ook vast niet alles, maar het is een feit dat ik ze wel altijd onthouden heb, woord voor woord, en ze zo op verzoek kan zingen.
Hoe kom ik nu hierbij? Eigenlijk door iets banaals. De verwarmingsketel hield er mee op. Twee dagen geleden in de loop van de middag schoot hij in storing en werd het koud in huis. Monteur gebeld, die kon niet eerder komen dan de volgende ochtend. Dus we kropen, met een van mijn talloze gehaakte dekens, op de bank dicht tegen elkaar aan en gingen zonder warm gedouched te hebben naar bed. Gisterochtend kwam inderdaad de monteur, die constateerde dat er een onderdeel kapot was, maar dat was niet op voorraad, dus hij zou vandaag terug komen. Dus gister ook koud in huis, maar een extra trui aan, sjaal om, het was te doen. Vanmorgen kwam nogmaals de monteur, die binnen 5 minuten de ketel repareerde, zodat die weer ging branden. We konden weer douchen, het werd weer behaaglijk in huis, alles opgelost. En toen dacht ik: we zijn toch maar gezegend eigenlijk. Er is iets, je belt en met anderhalve dag is het weer klaar. Vaak nog eerder zelfs. Direct kwam dat lied van Johannes de Heer in mij op: Tel je zegeningen één voor één.
In de waan van alledag lukt dat vaak niet zo goed. Ik probeer bijvoorbeeld heel gedoseerd het nieuws te lezen en te kijken, maar toch ontkom ik niet aan gevoelens van onmacht, boosheid en frustratie. Als ik nu ging opsommen waarover allemaal, werd het geen blog maar een heeeel dik boek. Dus dat ga ik niet doen, je weet zelf genoeg voorbeelden. Zowel in je eigen leven als in het grote geheel. Maar ik wil er toch voor oppassen dat de negativiteit gaat overheersen. Ik wil oog blijven houden voor de goede dingen. Hoe klein ook. Want eigenlijk blijken juist die dingen heel belangrijk te zijn.
Die warme deken die ik zo kan pakken. Die lieve man waar ik tegenaan kan kruipen. Het nieuwe kookrecept wat zo goed gelukt is. De vrije dagen samen, tussen kerst en oud-en-nieuw. Het ‘Oma, ik wil je wat vertellen’ van dat heerlijke kleine jongetje. De fles mede die ik bewaard heb om samen met mijn zoon te drinken. Het appje ‘wij halen jullie op hoor’, van schoonzusje. De mooie en welgemeende kerstkaarten die we kregen. Het bericht: we gaan jouw boek uitgeven. De mail: jouw jeugdboek staat op de lijst met kanshebbers. Het kaartje in de bus: dank jullie wel voor de lekkere druiven, ik heb er van genoten. De hond die zo vreselijk blij is als we weer thuis komen, ook al zijn we maar een uurtje weggeweest. Het appje van schoonzoon: ‘Kijk, ik heb iets voor je gevonden dat je helpt bij D&D’ Het groene puntje wat voorzichtig tevoorschijn komt uit de amaryllis bol. De sjaal die mijn dochter voor me gehaakt heeft. En natuurlijk die warme douche, waar ik nu zomaar weer onder kan stappen.
In no-time noem ik deze dingen op, ik typ achter elkaar door zonder erover na te hoeven denken. En er zijn er nog zoveel meer. Zegeningen. Zo voelt het, dat zijn het, en ik tel ze één voor één.
Ik wens jou, lieve lezer, oprecht een mooie jaarwisseling. Met mensen die je lief zijn en liefdevolle herinneringen aan degenen die je zo mist. En voor het nieuwe jaar, zoals ze dat hier zeggen: ‘Veul hail ‘n zegen’ Ontelbaar veel.
‘Dag liefje, tot vanavond’, zegt mijn man. Ik wil opstaan om hem een kus te geven, maar voel dat mijn lijf zwaar protesteert en ik schuifel als een oud krom wijfje achter de tafel vandaan. Spierpijn. Nog steeds en niet zo’n beetje ook, ook al ga ik nu al ruim 3 maanden wekelijks naar de yogales.
Ik vind het echt leuk om te doen, het voelt fijn. Duidelijk heilzaam, maar ook zwaar! Had ik echt niet zo ingeschat van te voren. In september waren we begonnen, mijn schoonzusje en ik. Poweryoga, dat klonk als iets wat goed voor ons was, in ons idee was het zonder die ‘power’ wat te soft, te weinig je lichaam aan het werk zetten. Dit gingen we doen! Wat waren we naïef. Die poweryoga ging in een razend tempo, we hielden het niet bij en snapten het allemaal niet. Frustratie alom en dat is wel het tegenovergestelde van wat je met yoga wil bereiken. Overstap gemaakt naar Hathayoga. Ook een groepsles, maar met een andere insteek. Veel aandacht voor de houdingen, hoe het voelt en vooral tijd daarvoor. Dit was wel een goede keus, want we gaan iedere week met plezier. Maar om nou te zeggen dat ik het allemaal kan… nee dus. Verre van dat en ik vind het bij tijd en wijle behoorlijk confronterend dat mijn zelfbeeld aardig bijgesteld moet worden.
Als je plaatjes opzoekt over yoga zie je altijd mensen die de posities goed uitvoeren en het ziet er dan ook nog uit of het ze geen moeite kost. Ooit, ooit wil ik dat bereiken. Maar bijna alles kost wel veel moeite. Ik had er geen idee van dat ik zo stram was, dat ik niet op 1 been kon staan, dat ik na 20 sec moe in mijn armen zou worden, dat ik bepaalde buigingen niet kon maken. Maar ik ben niet de enige, we zijn in de groepsles overwegend met dat soort mensen en dat is eigenlijk wel heel fijn. Je doet het natuurlijk voor jezelf, maar zoals bij de poweryoga al bleek, het moet niet frustrerend zijn als je jezelf vergelijkt met de rest van de groep.
Als ik dus de dag na de les weer enorme spierpijn heb, weet ik dat ik goed mijn best heb gedaan. En ik voel serieus dat het goed is voor mijn lichaam. Daarom neem ik me ook altijd voor om er thuis ook wat aandacht aan te besteden. Maar het blijft tot nu toe bij een voornemen want iedere keer blijkt het ineens alwéér woensdag te zijn, tijd voor de les, en heb ik tussendoor totaal niets met dat voornemen gedaan. Eerst (zoals vandaag) wil ik wachten tot de spierpijn over is en daarna is het weekend en maandag ga ik naar fitness en dinsdag… ben ik het blijkbaar vergeten. Allemaal smoezen natuurlijk! Het blijft gewoon gemakzucht als ik eerlijk ben. Waarom toch.
Beetje zelfreflectie dus, maar een klein beetje zelfspot mag ook wel. De yogaposities hebben allemaal namen, die heel logisch zijn als je de houding goed uitvoert. Mijn posities hebben altijd een kanttekening, als ze niet al een heel andere naam hebben.
Sommige kan ik goed. Bijvoorbeeld de downwards facing dog.
Dan zie ik altijd Lenny in speelhouding voor me, als geheugensteuntje. Ik moet wel zeggen dat ik het niet lang volhoud want dan gaan mijn armen protesteren.
De childpose lukt ook.
Dat is wel een van mijn favorieten omdat ik mijn rug dan helemaal voel strekken en daardoor ontspannen. Klinkt tegenstrijdig maar het is zo.
The warrior ziet er prachtig uit.
Maar als ik mezelf in de grote wandspiegel zie dan valt het een beetje tegen en alweer mijn armen protesteren. Mijn warrior geeft zich al vrij gauw over, ik heb denk ik de positie krijgsgevangene uitgevonden . Daar zijn geen foto’s van.
De halve maan…..
Jongens wat is die moeilijk. De afgelopen weken kreeg ik het niet eens voor elkaar om een been op te tillen als ik voorover gebogen stond. Gister lukte het! Ik was daar zo op geconcentreerd dat de rest van de houding in de vergetelheid raakte. Geen maan te zien, bij mij was het zwaar bewolkt.
Happy baby!
Niet te geloven dat ik dit ooit, net als jullie allemaal, gekund heb. Happy granny kan ook wel dacht ik.
Lage lunge.
De eerste keer verstond ik het niet goed en dacht ik dat het over de lunch ging. Ik begreep het verband niet, ik zit nooit zo aan tafel. Vast onnodig te zeggen dat het ook weer het nodige gesteun kost om uit deze houding te stappen. En dan moet het nog een keer, met je andere been.
We hebben een heel lieve en goede docente. Ze heeft haar opleiding in India gevolgd en weet dus echt vanuit de bron waar het om draait. Ze zegt dan ook àltijd: ‘Ga niet zitten bedenken hoe het eruit ziet, of het wel perfect is. Je doet wat bij jouw lichaam past. Het gaat om de reis, niet om de bestemming, en als je die reis met heel kleine pasjes aflegt is dat helemaal prima.` Als een houding echt te moeilijk is, geeft ze altijd een gemakkelijker alternatief. Dus we blijven iedere week terugkomen en zijn blij met onze kleine stapjes-reis.
Als ik mijn spierpijn iedere week voel, weet ik dat ik goed bezig ben. En wie weet trekt ooit de bewolking weg en is er een prachtige halve maan te zien. Ooit.
Als ze voor de stelling staat ziet ze dat ‘even witte verf halen’ te simpel gedacht was. Zes verschillende merken, ouderwetse blikken en eco-plastic emmertjes, de keuze uit papyruswit, eggshell, monumentenwit, vleugje-witzand, wolken… ze grijpt een willekeurig blik, wordt krijtwit van de prijs en zoekt dan de goedkoopste die RAL9010 heet. Het is maar voor een houten sneeuwpop, die hooguit drie weken buiten staat. De buurtvereniging besloot dat ze dit jaar allemaal een kerstversiering neer moeten zetten, zij kreeg Frosty toebedeeld. Prima, blij dat ze niet een heel toom rendieren hoeft te figuurzagen. Op weg naar de kassa ziet ze een display met kindervuurwerk. Zal ze een pakje sterretjes meenemen? Dat moet er nog wel vanaf kunnen. Ze wil haar kinderen haar eigen jeugdherinnering geven: de magische sfeer in het donker, de geur van de brandende sterretjes, het prikkelen van de vonkjes op je handen, de.. ‘Mevrouw! U bent!’ wordt ze ruw gestoord in haar mijmeringen. Ze grist een pakje sterretjes mee en legt het bij het verfblik op de band.
De triplex sneeuwpop staat in de tuin. Met vijf lagen verf, want thuis zag ze dat ze grondverf had gekocht. Hij steekt wat schamel af tegen de schitterende slee met wuivende kerstman bij de buren. Hebben ze dat ding soms met Ferrari-lak gespoten, denkt ze jaloers. Zij zullen ook wel weer prachtig siervuurwerk hebben. Ze veegt een traan van haar wang. Zijzelf hebben sterretjes! Vannacht gaan zij ze afsteken, zij drietjes! De kinderen mogen opblijven, al valt het voor haar jongste niet mee. Maar als de klok 12 heeft geslagen proosten ze met appelbubbels en is hij weer klaarwakker. Met hun jassen aan gaan ze naar buiten, ‘Gelukkig nieuwjaar!’ roepen ze. Vuurpijlen schieten fluitend omhoog, ze kijken met hun hoofd achterover naar de fonteinen van kleuren. Zij pakt de sterretjes, steekt er drie aan en geeft haar kinderen er elk een. ‘Kijk!’ zegt ze, terwijl ze schrijvende bewegingen maakt. ‘Oh!’ roepen de kinderen en beginnen ook lichtkrullen te maken. Ze steekt er nog twee aan en prikt die in de wanten van hun houten sneeuwpop. ‘Wow!’ hoort ze haar zoontje, ‘ Hij houdt de sterretjes vast! Wij hebben de mooiste versiering van de hele straat!’ Ze lacht en steekt nog een sterretje voor hem aan. ‘Het prikkelt’, giechelt hij. ‘Wat ruikt het ook lekker hè mam?’, zegt haar dochter met stralende ogen. Ze knikt en kan even niks zeggen, veegt nogmaals een traan weg. Maar deze voelde goed.
De mantelzorger van iemand hier uit de buurt, laten we hem Wim noemen, had gevraagd of ik met Wim mee kon naar het ziekenhuis. ‘Dat wil ik graag doen, maar ik heb geen auto’, zei ik. Geen probleem, we zouden met de regiotaxi gaan. Kon ik dan om half 10 bij Wim zijn? Prima. Ik ging een half uur eerder al naar hem toe, taxi’s kunnen ook eerder komen was mijn ervaring uit de tijd dat schoonmoeder van de regiotaxi gebruik maakte. Dus ik was ruim op tijd, dacht ik. Maar de taxi was nog eerder, want toen ik eraan kwam zag ik Wim al buiten staan, met de chauffeur. ‘Ah, daar is ze!’ riep Wim verheugd. ‘Ik zei al tegen mevrouw hier: als Abraham niet naar de berg komt, moet de berg maar naar Abraham!’ Ik slikte mijn grijns in en klauterde achter hem aan het busje in. Hij had een hoed op, een wandelstok mee, en een boodschappentas. Wat daar in zat was nog een mysterie maar dat werd in de loop van de ochtend wel duidelijk.
‘Heb je een nieuwe broek aan?’ vroeg ik en Wim zei blij:’ Ja , 10 euro bij de Lidl’ Er zat al iemand in de bus, we moesten ook nog meer mensen ophalen en afleveren, dus het duurde wel een uurtje voor we bij het ziekenhuis waren. Maakte niks uit, het was een mooi ritje zo met de opkomende zon en ook nog gezellig. Wim vroeg de chauffeur de oren van haar hoofd over het werk, de navigatie, de tijden, de nou ja verzin het allemaal maar en zij gaf vriendelijk antwoord op alles. Uiteindelijk waren wij nog de enige passagiers. Wim werd een beetje stil. ‘Zie je er tegenop?’ vroeg ik. ‘Nee hoor’, zei hij. ‘Mooi zo’, knikte ik naar hem. ‘Maar ik ben wel blij dat je mee bent,’ voegde hij er aan toe. Dat ontroerde me een beetje. ‘Tuurlijk’, zei ik. ‘Toen ik vorig jaar steeds naar het ziekenhuis moest vond ik het ook altijd fijn als er iemand mee was.’ De chauffeur nam een , naar wat mij leek, onnodig ingewikkelde route door de stad, maar ineens waren we toch bij het ziekenhuis. Wim met zijn hoed en stok en de boodschappentas naar buiten geholpen en ik probeerde uit te kienen wanneer we het beste de draaideur in konden stappen, zonder dat een van ons met zijn gezicht tegen het glas zou slaan. Zonder ongelukken kwamen we in de hal, waar Wim vergenoegd om zich heen keek en zei: ‘Zo, nu eerst aan de koffie?’
‘Misschien kunnen we beter eerst naar de afdeling gaan, daar is ook koffie’ zei ik. O ja, dat was een goed idee. In gestrekte draf, blijkbaar kon dat toch ook met wandelstok, ging hij op een gastvrouw af, grabbelde in zijn boodschappentas en drukte haar de afsprakenbrief, zijn ziekenhuispas en zijn paspoort in handen. De mevrouw reageerde heel vriendelijk, gaf hem zijn spullen terug en zei dat we die en die route moesten volgen naar de betreffende afdeling. Het was heel dichtbij, en dan met de lift, dus Wim kon dat wel lopen. Bij de balie gaf hij nogmaals zijn spullen en we hadden nog een kwartier voor de afspraak. Ineens zei hij; ‘Denk je dat het pijn doet?’ ‘Je zal meer ongemak dan pijn voelen denk ik,’ zei ik. ‘Je wordt goed verdoofd.’ Dat stelde hem gelukkig wat gerust. Ik haalde koffie. Hij dook weer in zijn boodschappentas en legde een enorme navelsinaasappel naast mijn bekertje. ‘O, die heb ik liever straks’ zei ik. ‘Weet je het zeker?’ vroeg hij. “Heel zeker,’ zei ik en hij deed hem weer terug in de tas. ‘Zal ik straks hier blijven wachten? Of heb je liever dat ik mee ga.’ vroeg ik. ‘Ga maar mee,’ zei hij. Keurig op tijd werd zijn naam omgeroepen en we gingen met een vriendelijke verpleegster mee naar een behandelkamer. Daar was ook een mannelijke collega van haar aanwezig en ze waren enorm lief voor Wim. Hij op zijn beurt was vol lof voor hen, voor hun beroep en vol bewondering over de geneeskunst in het algemeen. Ik ontfermde me over jas, hoed, stok, tas en mijn eigen spullen en werd op een stoel geparkeerd op een plekje waar Wim me wel kon zien, maar waar ik niet in de weg zat voor de komende behandeling.
Als eerste kreeg Wim een verdoving toegediend en die moest minstens een kwartier inwerken. De verpleegkundigen gingen ondertussen ergens anders wat anders doen en ik hield Wim aan de praat als afleiding. Weet niet of dat een juiste keus is geweest, want ik weet nu tot op de cent wat zijn inkomsten zijn, voor hoeveel hij zijn huis heeft gekocht en kreeg way too much information over een bepaalde mannenaandoening. En toch, deze Wim is zo ontwapenend. Dat merkte ik ook aan de dokter die na dat kwartier binnenkwam, en de beide verpleegkundigen. Ze waren echt allemaal zo vriendelijk en geduldig. En Wim was erg dapper. Het was een erg vervelende behandeling die hij moest ondergaan maar hij deed enorm zijn best om het goed te laten verlopen. Als ik gewild had, kon ik op een scherm meekijken maar A: sowieso kan ik niet tegen medische handelingen en B: ik hoefde niet te zien hoe Wim er van binnen uitziet, ik wist al teveel eigenlijk. Dat ik dus wegkeek was de verpleegkundige wel opgevallen, ik zag dat hij mij steeds even scherp opnam. ‘Gaat het?’ vroeg hij. ‘O zeker,’ zei ik, ‘Ik wil alleen niet meekijken.’ ‘U zou niet de eerste zijn die onderuit ging, daarom kijk ik steeds naar u,’ zei hij. Ik verzekerde hem dat ik niet de minste aandrang voelde om flauw te vallen maar bedankte wel voor de attentie. Het was trouwens een leuke vent, door wie ik best opgevangen zou willen worden. Maar dat terzijde.
Uiteindelijk was het klaar voor Wim en we moesten nog even in de wachtkamer blijven om te zien of hij goed bleef reageren. Dat deed hij gelukkig. Hij mocht alleen een half uur niet eten en drinken. Ondertussen had hij de taxi gebeld voor de terugweg en te horen gekregen dat het een uur zou duren. Dus we gingen nog in de hal wachten, die banken daar waren best comfortabel. Wim kreeg een afspraak mee voor volgende week om de uitslag te bespreken. ‘Niet op donderdag hoor!’ zei hij. ‘Want dan doe ik vrijwilligerswerk.’ ‘Maar dit is wel heel belangrijk, ‘ zei de verpleegkundige. ‘En op donderdag houdt de betreffende dokter spreekuur.’ Maar het bleek dat hij ook op vrijdag kon komen, dus hij was blij. Ook weer zo mooi dat daar aandacht aan besteed werd.
‘Ik wil een zak oliebollen voor je kopen,’ zei hij toen we in de hal waren. ‘Oliebollen?’ vroeg ik wat verbluft. Dat was nou niet het eerste waar ik aan dacht in een ziekenhuis. ‘Of wil je een haring? Of een saucijzenbroodje?’ ‘Heel lief allemaal, maar ik hoef even niks. Jij mag ook nog niks en ik ga niet in mijn eentje zitten eten,’ zei ik. De sinaasappel was blijkbaar vergeten. Ik liet het zo. Ik haalde nu maar eventjes mijn haakwerkje tevoorschijn, wat ik eigenlijk had meegenomen voor in de wachtkamer, en Wim diepte een regionaal krantje op. ‘Allemaal advertenties’ mopperde hij en stopte het weer terug. ‘ Arriva gaat volgende week staken’, merkte hij op. ‘Wil je een broodje kroket?’ Ik keek hoe laat het was. ‘Over 10 minuutjes’ zei ik. ‘Dan mag jij ook weer wat eten.’ ‘Moet ik nou vanmiddag bellen voor de uitslag?’ vroeg hij Ik vertelde nog een keer dat hij een afspraak had voor de volgende week op vrijdag en dat zijn mantelzorger dan weer mee zou gaan. ‘Ik voel me nu al veel beter!’ zei hij. ‘Dus ik weet zeker dat het goed is.’ Lieve Wim, ik hoop het van harte voor je. Echt.
Inmiddels mocht hij weer eten, het was na 12 uur en ik had nu ook echt wel trek. Dus we haalden 2 broodjes kroket en hij ook nog een frikandelbroodje en we gingen weer terug naar de bank. Wim dook nog maar weer eens in de onuitputtelijke boodschappentas en haalde een literfles bitterlemon en 2 enorme bekers tevoorschijn. Picknick in het ziekenhuis. Die fles had natuurlijk lekker liggen schudden tijdens de taxirit en de wandeling door het ziekenhuis, dus toen Wim de dop opendraaide riep hij: ‘Oeioeioei!’ want de bitterlemon spoot er als een bruisende fontein uit. Ik schoot in de lach en haalde servetjes om het droog te maken. Een oude meneer die tegenover me zat, stak zijn duim op. ‘Mooi dat je niet boos werd’, zei hij toen ik langs liep. Ik werd daar haast een beetje verdrietig van. Waar dacht hij aan, deze man? Ik ben er niet op doorgegaan, maar knikte alleen even glimlachend naar hem.
Na het beloofde uur verscheen inderdaad de taxi. Een personenauto deze keer, die we ook weer met anderen deelden. Ik moest naast Wim op de achterbank, waar ook al iemand zat en vroeg de chauffeur of die Wim even wilde helpen met zijn gordel. Het voelde voor mij heel ongemakkelijk om onder Wim te gaan zitten grabbelen en over hem heen te hangen om de gordel vast te maken. De chauffeur had het in no time voor elkaar en daar gingen we. ‘Eerst naar mien hoes?’ vroeg de mevrouw die voorin zat. Toen de chauffeur dat beaamde zei ze: ‘Dan bel ik eeb’n, mien maan zet ‘t eten op.’ “Kijk aan!’ zei de chauffeur. ‘We zijn met z’n vijven, geef dat maar door.’ ‘Hahaha’, lachte de mevrouw. ‘Dan kriegst nait veul. Wie heb’n moar ain potje graue arwten” (=kapucijners) ‘We tellen ze wel uit’, zei de chauffeur. ‘En spekjes toch zeker? ‘ Ik zat te lachen, maar Wim kreeg er niet veel van mee. Ik zag dat hij weg zat te dutten en liet ‘m lekker gaan. Toen we de mevrouw afleverden stond haar man al in de deuropening te wachten en dat vond ik mooi. Het laatste stuk kon ik dan voorin zitten, maar dat hield in dat Wim ook verschoof naar een ruimere plaats en weer in de knoop kwam met de gordel. Hij had hem uitgetrokken tot formaat morbide obesitas en kon de gesp niet vinden. Dus ik er weer uit, deur open, vriendelijk: ‘Laat maar even los, Wim’ gezegd, gordel weer opgerold tot normale afmeting, gesp aan de chauffeur gegeven die inmiddels via de andere deur een helpende hand toestak en toen konden we weer verder. “Makkelijk, zo’n assistente, ’ vond de chauffeur en toen ik vroeg of er een vacature was knikte hij enthousiast. ‘Kost je natuurlijk wel een hele zitplaats,’ zei ik. En toen ik de werktijden van de chauffeur hoorde zag ik gelijk maar helemaal van de vacature af. Hij begreep dat. Wim vroeg ondertussen hoe diep mollen in de grond graven. Hij wachtte eigenlijk niet op antwoord maar zei: katten houden van het huis, honden van de baas.’ ‘Klopt helemaal,’ zei de chauffeur zonder een spier te vertrekken. Ik denk dat deze man heel wat meemaakt zo in de taxi. Ik voor mijzelf hield aan één zo’n ochtend al een heel verhaal over. Als ik ooit geen schrijfstof meer heb word ik misschien toch ook nog taxichauffeur.
Het is niet alleen de tijd van de speelgoedreclames, maar ook van de zorgverzekering-commercials. De overstaptijd komt er immers weer aan en iedere maatschappij wil zoveel mogelijk klanten houden en nieuwe binnenhalen.
Dus het ene filmpje na het andere over hoe mooi je bent als mens, hoe erg je overal bijhoort en hoe betrokken die betreffende maatschappij is bij je gezondheid en welzijn.
Normaal ben ik niet een bitter persoon maar hier heb ik zoveel aversie tegen. Omdat het gewoon niet oprecht is. Natuurlijk sta ik achter die idealen! Alleen geloof ik geen barst van de intenties. Het gaat er alleen maar om dat er geld verdiend kan worden.
Super natuurlijk, die leefstijl-apps en gezondheidcoaches. Maar ook een middel voor de maatschappijen om geld in de zak te houden. Want hoe gezonder je leeft, hoe minder zij hoeven uit te keren. Het gaat helemaal niet om betrokkenheid, was het maar waar.
En eigenlijk vind ik die apps gewoon een beetje eng. Alles maar weer registeren, alles wat je doet en laat. Wat je eet, wat je drinkt, hoeveel of hoe weinig. Waar je heengaat om te bewegen. Al die gegevens heeft de verzekeringsmaatschappij dan van je, en wat gaan ze daar mee doen? Ik ga me niet inlaten met complottheorieën, maar ik vind het een enge ontwikkeling.
Het hele zorgstelsel zoals het nu georganiseerd is, is gericht op winst. Niet op zorg. Tenminste, voor de mensen die helemaal bovenaan de ladder staan, die de lakens uitdelen. Nou ja, deelden ze maar eens lakens uit eigenlijk.
Hoe krom is het dat je voor een zorgverzekering eigen risico moet betalen. EIGEN RISICO. “Sorry mevrouw, het was uw eigen risico hoor, om met astma geboren te worden. Die € 385,- boven op de dure zorgpremie betaalt u gewoon volledig ieder jaar en in de toekomst vast nog wel meer.”
Vroeger was niet alles beter, echt niet. Als er nooit wat veranderde, dan zaten we nu nog steeds in een grot op botten te kluiven. Maar zorgverlening, dat mag toch niet een bron van winstmakerij zijn! Het ziekenfonds van vroeger, dat was toch niet slecht? Nu hebben we een idioot systeem van basisverzekering, eigen risico, aanvullende verzekering en zorgtoeslag. Vreselijk ingewikkeld en bureaucratisch en tegelijkertijd onwaarschijnlijk commercieel.
Het is natuurlijk schreeuwen tegen de wind in, wat ik doe. En wat vele anderen met mij doen, want ik heb nog nooit iemand gesproken die zei: ‘Wat is dat een geweldig systeem, met die zorgverzekeringen.”
Maar het moest er even uit hoor, nadat ik op tv weer zo’n invoelend filmpje zag vol verschillende mensen waar CZ of VGZ of noem het maar op zo vreselijk mee begaan is en zo van houdt. “Kom maar bij ons, dan komt alles goed. Wij zorgen voor je, wie je ook bent, je bent het waard” is steevast de boodschap. Echt, het frustreert me zo. Want het is niet waar. Het is bedacht door mensen die gezondheidzorg als een bedrijf zien, als een verdienmodel.
Dat is het hoofdmotief. Volgens mij snappen ze zelf ook wel dat het gewetenloos is. En daarom gauw maar een mooi filmpje, dan worden we misschien wel gesust en denken we dat het allemaal niet zo erg is. Maar het is wel erg.
Zorg draait om liefde, om medeleven, medelijden, het gevoel dat je iets wilt doen om een ander zich beter te laten voelen. Wat ik de (gelukkig) sporadische keren dat ik in het ziekenhuis was, voelde bij de verplegers en verpleegsters. Die dit werk vanuit hun hart doen. Onderaan de ladder delen zij de echte lakens uit, zonder er zelf beter van te worden. En zij zijn wel oprecht.