Het is natuurlijk al lang bekend dat alles wat je op internet doet, gevolgen heeft. Gelul over privacy en aangescherpte regels veranderen daar helemaal niets aan. Toch blijf ik me echt verbazen over hoe ver het gaat. Het cookie-geneuzel heeft daar denk ik wel veel mee te maken. Ja, je moet toestemming geven, maar als je een site bezoekt wil je die zien, dus je klikt op accepteren.
Het is me allang duidelijk dat ik , als ik een keer online naar iets gezocht heb, daarna prompt advertenties over dat onderwerp krijg op facebook, op banners en pop-ups. Maar het gaat voor mijn gevoel steeds verder. Alsof een alziend oog en afluisterend oor hier in huis rondwaren.
Bijvoorbeeld: Bert kijkt op tv een documentaire over Shell en CO2 uitstoot. We praten daar even over samen. Vervolgens krijgt hij advertenties op zijn mobiel over Shell, en over CO2 uitstoot-vermindering.
We overleggen samen (zonder online activiteiten) over de zonnepanelen die we zouden willen hebben. En hoppa, daar komen de advertenties voor zonne-energie als Bert de telefoon weer opstart.
Het lukt me niet om echt te begrijpen hoe dat kan. IP-adressen, Google-accounts, tot zover heb je me nog. Maar daarna raak ik het spoor bijster. En ik word er niet vrolijk van. Want ik hou er niet van als ik dingen waar ik mee te maken heb niet begrijp.
Gisteravond ging ik op internet op zoek naar sandalen, omdat de mijne ineens waren veranderd in rare losse flappen. Last van de hitte denk ik. Ik was online op mijn laptop.
Vanmorgen doet Bert zijn telefoon aan en ziet advertenties van Sarenza en Van Haren.
Hoe dan?
Ondanks dat ik me bewust ben van de macht van Google en van het gebrek aan privacy op internet, verontrust en benauwt me dat.
Wij tweetjes zijn maar een minuscuul stipje in de ether. Een amoebe. Maar toch worden we in de gaten gehouden. Net als die andere 7,5 miljard mensen op de wereld. En in mijn idee door een relatief kleine groep mensen. Maar wie zijn “ze “ dan? Het komt me allemaal zo ongelooflijk en mysterieus voor, als een complottheorie. Toch lijkt het de werkelijkheid te zijn.
Zelfs als je echt zou willen, kan je niet eens meer afstand nemen. Je kan niet meer zonder internet, er is dan geen betalingsverkeer, er is geen informatie, er zijn geen alternatieven meer. Ik heb altijd geprobeerd om heel bewust gebruik te maken van het internet, maar inmiddels heb ik het idee dat het niet meer kan. Dat we er al zo diep inzitten dat er geen andere mogelijkheden meer zijn. En dat we onszelf daarmee uit handen hebben gegeven, ook al denken we dat we bewust bezig zijn en zelf de controle hebben.
Ik weet niet hoe het nog verder zal gaan. Jullie?
Maandelijks archief: juni 2019
Meneer Wijdbeens
Toen wij zondag heerlijk oubollig een toertochtje maakten met de oldtimer (compleet met kaart op schoot, ik noemde het op facebook al ‘Strava voor oude mensen’) reden we meest over landweggetjes. Er was niet veel verkeer, afgezien van een aantal fietsers. Over het algemeen waren het stelletjes in, wat we vroeger noemden, de Vut-leeftijd. Maar de Vut (vervroegde uittreding) bestaat niet meer, het is nu de Blut (belachelijk late uittreding) Mensen gaan nu zo laat met pensioen dat ze gelijk aan de scootmobiel toe zijn ben ik bang.
Enfin, deze stellen zaten samen op de fiets, man meestal in streepjespolo en korte broek, vrouw in makkelijke driekwartsbroek en zomers bloesje. Vrouw aan de rechterkant van de weg, man midden op de weg.
Echt. Allemaal. Waarom midden op de weg? Om hun vrouw te beschermen tegen de woeste stroom verkeer? O nee, die was er niet. Afgezien van een enkele oldtimer, die hen ronkend achterop kwam rijden. Dan krijg je de volgende situatie:
Man blijft stug doorfietsen midden op de weg. Ik neem gas terug, omdat ik weet dat de auto dan een paar fikse knallen geeft. Spaart weer een claxon uit. Man blijft hardnekkig midden op de weg fietsen. Onze ramen staan open , ik hoor de vrouw roepen: “Auto!” Man gaat 10 centimeter naar rechts, zodat ik alsnog vrij krapjes erlangs kan. In mijn achteruitkijkspiegel zie ik dat, zodra ik voorbij ben, man weer midden op de weg rijdt.
En dat was niet éen stelletje. Minstens 6 x was ’t hetzelfde. En iedere keer andere stellen. Waarom hebben die mannen zoveel meer ruimte nodig dan de vrouwen? Zou het een soort oergedrag zijn, een kwestie van territorium en intimidatie? Jammer, ik was eerlijk gezegd niet geïntimideerd door de streepjes en de e-bike.
Toch denk ik dat het wel een soort instinct is, wat in duizenden jaren evolutie niet verdwenen is. Eigenlijk vind ik dat op zich best interessant. Dat ondanks onze digitale maatschappij de lichaamstaal nog steeds heel belangrijk is, al zijn een heleboel mensen zich daar misschien niet eens bewust van. Vrouwen nemen minder plek in dan mannen. Ik zie geen vrouw wijdbeens op een bank zitten, met haar armen gespreid over de leuning. Natuurlijk is het ook aangeleerd gedrag, vrouwen moeten netjes zitten, benen bij elkaar. Ondanks de jarenlange emancipatie is de lichaamstaal van de vrouw nog altijd nederig en zedig. Mannen mogen wel wijdbeens zitten, die hoeven niet zedig te zijn.
Maar er is toch een beetje een verandering op komst, in de acceptatie althans. Dat blijkt al uit de term ‘manspreading’ , ( in 2015 officieel opgenomen in de Oxford Dictionary.) Het schijnt vooral in het openbaar vervoer een grote ergernis te zijn als mannen daar aan doen. Ik ga heel weinig met de trein of de bus, maar ik vind het ook erg onprettig als ik naast een man zit die de mijne niet is en ik zijn been tegen mijn dij voel. Ga weg!
In Madrid en New York zijn er nu bordjes in de bus en in de metro:
Van mij mag het. Want kom op heren, het is echt geen kwestie van anatomische noodzakelijkheid om zo te zitten. Het is ruimte opeisen van een ander. En in het openbaar is dat niet sociaal. Niet op de weg, niet in de trein, niet op een bankje in het park.
Dit oergedrag is niet meer van deze tijd.
(bron illustratie: Volkskrant)
Vaderdag
“Flauwekul”, zegt de een. “Allemaal commercie” zegt de ander. “Alleen maar leuk zolang ze klein zijn en een sleutelhanger voor je knutselen”, zegt de derde.
Prima, van mij mag het, ieder zijn mening. Maar hier doen we wel wat aan Vaderdag.
Nee, Bert is mijn vader niet. Maar hij is wel de vader van mijn gezin. En ik vind het leuk om iemand waar ik van hou een keertje extra in het zonnetje te zetten. Het gaat mij er om, en dat is ook zo met Valentijnsdag en Moederdag, dat het gewone dagelijkse leven even wat meer glans krijgt. Omdat je eventjes extra laat zien dat de ander zo belangrijk voor je is.
“Dat kan toch iedere dag, daar heb ik zo’n speciale voorgeschreven dag niet voor nodig” bromt de vierde.
Klopt helemaal. Maar tussen kunnen en doen zit een groot verschil. Want in de praktijk leven we maar al te snel gewoon ons leven. We nemen de ander vaak als vanzelfsprekend aan . “Hij/Zij weet toch wel dat ik van hem/haar hou.”
Ja, natuurlijk wel. Maar is het niet ontzettend leuk en fijn , een beetje extra waardering? Ik vind van wel. Ik heb dat wel nodig, zowel om te geven als om te krijgen.
En nee, niet alleen maar op een speciale dag. Ook gewoon een keertje totaal onverwacht. Maar die speciale dagen, daar kan ik me ook echt op verheugen. Net als op een verjaardag. Bedenken hoe we die dag gaan invullen, wat voor lekkers we gaan eten, wat we voor gezelligs gaan doen. Verzinnen waar ik mijn geliefde een plezier mee kan doen, blij zijn met wat er voor mij gedaan en bedacht is. Kortom: hoe we het gaan vieren.
En beetje extra sjeu aan het leven van alledag.
Van mij mag het. Graag zelfs.
Schrijven
Gister voelde het alsof ik zat te wachten op de uitslag van een examen. De winnaars van een schrijfwedstrijd, die was uitgeschreven door een uitgeverij, zouden bekend gemaakt worden.
Ik had mijn verhaal in Maart al ingestuurd, was vrouwmoedig geduldig gebleven toen ik bericht kreeg dat de uitslag twee weken later dan de planning zou komen, vanwege het overweldigende aantal inzendingen, maar gister was mijn geduld uitgeput. Ik wilde zo graag weten of de jury net zo enthousiast was over mijn verhaal als ik zelf! Ik schrijf altijd al en de laatste tijd heel veel. De frequentie van de blogs hier is daar een bewijs van.
Maar verhalen bedenken en schrijven is ook iets wat ik altijd al heel erg graag heb gedaan. En dan vooral met sprookjesachtige elementen erin verwerkt.
Op de lagere school schreef ik al heel graag opstellen, ik heb nog een schoolkrant bewaard waar een sprookje van mij instaat: “De reus die niet kon praten”
Voor het examen Nederlands op de middelbare school moest ik ook een opstel schrijven. Er waren verschillende opdrachten waar je uit kon kiezen en ik koos: ‘Verklaar door middel van een zelfbedachte sage of legende de naam van een stad, dorp of gehucht.’
Ik schreef een verhaal over het gehuchtje Bloemkoolstronkeradeel en kreeg daarvoor een 9. Dat was wel een gloriemoment in mijn verder nogal gemiddelde schoolloopbaan.
Op de kleuterleidsters-opleiding moesten we natuurlijk ook verhalen leren vertellen, en we leerden heel veel over het belang van sprookjes en fantasieverhalen.
Als kind had ik al een prachtig sprookjesboek met werkelijk toverachtige platen erin, het is haast stukgelezen. En ik had een sprookjesboek van de Efteling gekregen, met de karakteristieke tekeningen van Anton Pieck. Ook dat boek viel bijna uit elkaar. Nu moest ik voor mijn school sprookjesboeken kopen: ‘Grimm’s verzamelde sprookjes voor kind en gezin’ en ‘Sprookjes van Andersen’ Van die laatste titel heb ik later een antiek exemplaar gekregen, gebonden in rood leer en de bladzijden gelig met bruine spikkels van ouderdom. Mijn pronkstuk in de boekenkast. Maar ook voor mijzelf verzamelde ik een mooie collectie boeken. “De elfen” met tekeningen van Brian Froud en Alan Lee. Deze heren hebben later meegewerkt aan mijn ultieme lievelingsfilm aller tijden: The Dark Crystal, van Jim Henson.
Een boek over Reuzen, Fabels van La Fontaine, de complete serie boeken van Tolkien, inclusief een Bestiarium. Twee boeken over the Dark Crystal, wat afgelopen kerst aangevuld is met een werkelijk schitterend nieuw boek over het zelfde onderwerp.
Toen ik aan het werk ging op de kleuterschool verzon ik eindeloos verhaaltjes voor de kinderen. Al gauw bleken de avonturen van het bosmannetje Krieltje favoriet bij mijn leerlingetjes.
Begin jaren 2000 ging ik de verhalen opschrijven en maakte ik er tekeningen bij. Uiteindelijk had ik een bundeltje gemaakt wat ik de titel “Een jaar met Krieltje” gaf, twaalf verhalen, verdeeld over drie per seizoen.
Ik maakte er een keurig manuscript van en stuurde dat naar verschillende uitgevers van kinderboeken. En altijd kwam het weer terug, met een begeleidend briefje waarin, in vele varianten, deze boodschap stond: ‘Goed verhaal, doen we niks mee’.
Ok, dan niet. Maar ik had het gevoel dat ik iets gemaakt had wat kinderen plezier kon geven, dus ik benaderde in 2009 een printing-on-demand uitgever. Die maakte er wel een leuk boekje van, alleen komt het via die weg niet in de boekhandel terecht, en de reclame ervoor moet je ook zelf maken. Ik kan dus niet zeggen dat het mijn grote doorbraak is geworden. Toch ben ik er nog steeds trots op en vinden de kleintjes hier het erg leuk als ik er uit voorlees. En ik vind het geweldig als een kleuter op z’n hurken gaat zitten bij een grote eikenboom om te onderzoeken of dit misschien de boom van Krieltje is. Dan voel ik gewoon zelf weer de magie van vroeger. Eerlijk gezegd denk ik dat het bij mij nooit echt overgegaan is, die magische fase.
Met het schrijven van blogs, dus schrijven voor volwassenen, bleek ik ook aardig mijn ei kwijt te kunnen. Ik merkte dat ik echt blij word van schrijven, en ook blij als mensen me laten weten dat ze mijn stukjes gelezen hebben en waarderen. Ik ging wat meer durven, zoals artikelen schrijven voor een online-magazine. En sommige blogs van Daagse Dingen worden daar ook gepubliceerd.
Een paar maanden geleden besloot ik een account aan te maken op een schrijvers-site. Ik heb er zelf nog niet veel opgezet, afgezien van een stukje om mezelf voor te stellen. Maar wel heel veel gelezen, zowel schrijfsels van andere amateurs zoals ik, als artikelen over schrijven.
Op die site staat ook een overzicht van landelijke schrijfwedstrijden.
Mijn oog viel direct op: “ Hier, toen en nu – schrijf een verhaal waarin een sage uit jouw buurt een rol speelt in het heden”
Dat was nou echt iets wat in mijn straatje past. Ik ging gelijk enthousiast op zoek naar volksverhalen uit deze omgeving en vond er een die me erg aansprak. De dagen daarna liep ik te broeden op mijn eigen verhaal. Heerlijk vind ik dat, in mijn hoofd een verhaal maken, bijvoorbeeld tijdens het wandelen met Lenny, of tijdens het stofzuigen of strijken, terwijl er nog geen pen of laptop aan te pas komt.
Toen ik tevreden was, typte ik het verhaal uit, probeerde het objectief op taal- en typfouten te beoordelen en stuurde het op.
Dat was nog wel even een spannend moment. Durf ik dit? Maak ik mezelf niet belachelijk met dit verhaal? Kan ik tegen kritiek? Is het goed genoeg?
Mijn vinger heeft echt even een poosje boven de knop “Verzenden” gezweefd, ineens vond ik het eng. Maar ach, wat hing er vanaf, als het niks werd?
“Courage, Willow” citeerde ik in gedachten een quote uit een geliefde fantasy-film, en ik verzond de mail met het verhaal.
Ik wilde het eigenlijk aan niemand vertellen, uit een misplaatst soort zelfbescherming denk ik, maar later heb ik het toch wel aan Bert verteld en het verhaal aan hem voorgelezen. En toch ook maar aan mijn eigen kinderen verteld dat ik aan een wedstrijd had meegedaan, zonder verder in details te treden.
De mededeling dat het aantal inzendingen overweldigend was, maakte me wel wat onzekerder. Dan moest ik toch wel ècht iets goeds afgeleverd hebben, wilde ik bij de winnaars horen.
Ik wilde dit ZO graag, ik kan eigenlijk niet eens aan mezelf goed uitleggen waarom dan. Erkenning, heb ik dat echt zo nodig? Winnen? Ik ben helemaal niet zo competitief.
Op 9 juni zou de uitslag komen. Vanaf ’s morgens 10 uur (nee, stiekem al eerder) keek ik regelmatig op mijn mail. Niks. We gingen op bezoek in Holten , waar mijn zus en zwager de hele familie hadden uitgenodigd voor een barbecue. Het was heel gezellig, met allemaal lekker eten en drinken,en de hele dag buiten zitten, maar ik vergat niet om af en toe heel snel even mijn mail te checken. Niets.
Het werd avond en ik dacht: het komt nu niet meer. Ik heb niet gewonnen, anders had ik het nu wel gehoord. Jammer hoor. Maar ach, het was te verwachten. En gelukkig hadden we een heel leuke dag met elkaar.
Op een gegeven moment pakte ik mijn telefoon nog even om te kijken hoe laat het was, ik wilde niet graag in het donker rijden. Het was bijna 20.00 u. en ik zag dat ik een icoontje van Outlook op mijn scherm had. Ik klikte het aan en las direct: Annelies, gefeliciteerd! Jouw inzending is één van de uitgekozen verhalen!
“Jaaaa” riep ik keihard, zodat de familie verschrikt de gesprekken staakte en naar mij staarde. Ik vertelde stuiterend dat ik gewonnen had en iedereen was natuurlijk blij voor me.
Het voelde als de uitslag van een examen , zei ik al in het begin. Ik ben geslaagd. Maar ik heb toch maar niet de vlag uitgehangen met mijn laptop eraan.Nu is het wachten op de bundel waarin mijn verhaal, samen met nog 10 andere, zal worden gepubliceerd. Mijn eerste publicatie bij een echte uitgeverij. Ik ben zo trots…..