Ik sta voor een vitrine met lego uit de jaren ’60. En krijg een overstelpend gevoel van weemoed.
1000 jeugdherinneringen komen boven bij het zien van de blokjes, de raampjes, de wieltjes, het klapsysteempje van de garagedeur.
Ik speelde eindeloos met lego, meest samen met mijn broer.
We bouwden vooral huizen en die werden prachtig. Het moeilijkst was het dak, want als je de dakpannetjes niet goed vastklikte of uit je vingers liet vallen, vielen ze in het huisje en had je de grootste moeite om ze eruit te peuteren zonder je hele bouwwerk te slopen.
Jan Willem was ouder en slimmer, die bedacht de oplossing om het huis eerst dicht te maken met balkjes, en daarop pas de dakpannen te bouwen. We maakten dakkapellen, een schoorsteen, een garage naast het huis, een tuin met een hekje eromheen. En het mooiste was dat we een blokje hadden met een lampje erin. Mijn vader had een transformator voor Jan Willem gebouwd, voor zijn treinbaan, maar die kon ook voor dit lichtje gebruikt worden. Het blokje werd binnen in het huis geplaatst, het snoertje werd zorgvuldig aan de achterkant door een speciaal blokje geleid en aan de transformator aangesloten. En als het dan donker was, mocht het lampje branden in het huisje.
De herinnering daaraan, het legohuisje met licht wat achter de raampjes scheen, geeft me een gevoel van ultieme knusheid en veiligheid, zoals ik die als kind ervaarde.
Maar toch voel ik ook tranen in mijn ogen prikken als ik voor die vitrine sta.
Ik zal nooit meer herinneringen kunnen delen met mijn lieve broer.
Nooit meer zeggen: ‘Weet je nog, Jan Willem?’
Het is voorgoed voorbij
Ik sta voor een vitrine met lego uit de jaren ’90. Slizers, hun opvolgers de Bionicles. En weer bekruipt me een gevoel van weemoed.
1000 herinneringen komen boven, aan de kindertijd van Tim. Mijn kleine tengere zoon, die het vaak zo lastig had in de grote wereld. Die zo wild enthousiast was van de Slizers en de Bionicles, alle karakters en krachten op z’n duimpje kende en de voor mij exotische namen feilloos uitsprak. Die stuiterde als hij een nieuwe kon kopen van zijn gespaarde zakgeld, of er een kreeg als cadeau.
Als hij ging bouwen was hij zo geconcentreerd dat hij zich door niets af liet leiden en binnen no time stond de ingewikkelde constructie van gestileerde ledematen, maskers en speciale wapens op tafel. Hij keek tijden uit naar een nieuwe uitgave, ploos boekjes uit, liet de Slizers en Bionicles wedstrijdjes doen met die van een vriendje, die er ook gek van was. Hij was er altijd zo blij mee dat ik er ook blij van werd.
De herinnering daaraan geeft me een gevoel van vertedering en ontroering. Ik zie zijn koppie en dat van zijn zusje zo voor me. Wat was ik gelukkig als moeder van mijn 2 prachtige kleine kinderen.
Nu ben ik ook gelukkig, als moeder van mijn 2 prachtige volwassen kinderen. Maar de weemoed is er wel, die kindertijd was zo bijzonder….
Het is voorgoed voorbij
Ik sta voor een vitrine met lego uit deze tijd. De 3 kinderen met wie ik in het museum ben, drukken hun neusjes zowat plat tegen het glas, omdat de trein langskomt.
De oudste vertelt over de constructie van de trein, de middelste wijst op alles wat ze eromheen ziet, en de jongste springt blij op en neer als hij de trein ziet rijden.
Deze kinderen, ze gaan 1000 nieuwe herinneringen maken.
En ik mag erbij zijn.
Het is nog lang niet voorbij.