De mantelzorger van iemand hier uit de buurt, laten we hem Wim noemen, had gevraagd of ik met Wim mee kon naar het ziekenhuis. ‘Dat wil ik graag doen, maar ik heb geen auto’, zei ik.
Geen probleem, we zouden met de regiotaxi gaan. Kon ik dan om half 10 bij Wim zijn?
Prima. Ik ging een half uur eerder al naar hem toe, taxi’s kunnen ook eerder komen was mijn ervaring uit de tijd dat schoonmoeder van de regiotaxi gebruik maakte.
Dus ik was ruim op tijd, dacht ik. Maar de taxi was nog eerder, want toen ik eraan kwam zag ik Wim al buiten staan, met de chauffeur.
‘Ah, daar is ze!’ riep Wim verheugd. ‘Ik zei al tegen mevrouw hier: als Abraham niet naar de berg komt, moet de berg maar naar Abraham!’
Ik slikte mijn grijns in en klauterde achter hem aan het busje in.
Hij had een hoed op, een wandelstok mee, en een boodschappentas. Wat daar in zat was nog een mysterie maar dat werd in de loop van de ochtend wel duidelijk.

‘Heb je een nieuwe broek aan?’ vroeg ik en Wim zei blij:’ Ja , 10 euro bij de Lidl’
Er zat al iemand in de bus, we moesten ook nog meer mensen ophalen en afleveren, dus het duurde wel een uurtje voor we bij het ziekenhuis waren. Maakte niks uit, het was een mooi ritje zo met de opkomende zon en ook nog gezellig.
Wim vroeg de chauffeur de oren van haar hoofd over het werk, de navigatie, de tijden, de nou ja verzin het allemaal maar en zij gaf vriendelijk antwoord op alles.
Uiteindelijk waren wij nog de enige passagiers. Wim werd een beetje stil.
‘Zie je er tegenop?’ vroeg ik.
‘Nee hoor’, zei hij.
‘Mooi zo’, knikte ik naar hem.
‘Maar ik ben wel blij dat je mee bent,’ voegde hij er aan toe. Dat ontroerde me een beetje.
‘Tuurlijk’, zei ik. ‘Toen ik vorig jaar steeds naar het ziekenhuis moest vond ik het ook altijd fijn als er iemand mee was.’
De chauffeur nam een , naar wat mij leek, onnodig ingewikkelde route door de stad, maar ineens waren we toch bij het ziekenhuis.
Wim met zijn hoed en stok en de boodschappentas naar buiten geholpen en ik probeerde uit te kienen wanneer we het beste de draaideur in konden stappen, zonder dat een van ons met zijn gezicht tegen het glas zou slaan. Zonder ongelukken kwamen we in de hal, waar Wim vergenoegd om zich heen keek en zei: ‘Zo, nu eerst aan de koffie?’
‘Misschien kunnen we beter eerst naar de afdeling gaan, daar is ook koffie’ zei ik. O ja, dat was een goed idee. In gestrekte draf, blijkbaar kon dat toch ook met wandelstok, ging hij op een gastvrouw af, grabbelde in zijn boodschappentas en drukte haar de afsprakenbrief, zijn ziekenhuispas en zijn paspoort in handen. De mevrouw reageerde heel vriendelijk, gaf hem zijn spullen terug en zei dat we die en die route moesten volgen naar de betreffende afdeling. Het was heel dichtbij, en dan met de lift, dus Wim kon dat wel lopen.
Bij de balie gaf hij nogmaals zijn spullen en we hadden nog een kwartier voor de afspraak.
Ineens zei hij; ‘Denk je dat het pijn doet?’
‘Je zal meer ongemak dan pijn voelen denk ik,’ zei ik. ‘Je wordt goed verdoofd.’ Dat stelde hem gelukkig wat gerust.
Ik haalde koffie. Hij dook weer in zijn boodschappentas en legde een enorme navelsinaasappel naast mijn bekertje.
‘O, die heb ik liever straks’ zei ik.
‘Weet je het zeker?’ vroeg hij.
“Heel zeker,’ zei ik en hij deed hem weer terug in de tas.
‘Zal ik straks hier blijven wachten? Of heb je liever dat ik mee ga.’ vroeg ik.
‘Ga maar mee,’ zei hij.
Keurig op tijd werd zijn naam omgeroepen en we gingen met een vriendelijke verpleegster mee naar een behandelkamer. Daar was ook een mannelijke collega van haar aanwezig en ze waren enorm lief voor Wim.
Hij op zijn beurt was vol lof voor hen, voor hun beroep en vol bewondering over de geneeskunst in het algemeen.
Ik ontfermde me over jas, hoed, stok, tas en mijn eigen spullen en werd op een stoel geparkeerd op een plekje waar Wim me wel kon zien, maar waar ik niet in de weg zat voor de komende behandeling.
Als eerste kreeg Wim een verdoving toegediend en die moest minstens een kwartier inwerken. De verpleegkundigen gingen ondertussen ergens anders wat anders doen en ik hield Wim aan de praat als afleiding.
Weet niet of dat een juiste keus is geweest, want ik weet nu tot op de cent wat zijn inkomsten zijn, voor hoeveel hij zijn huis heeft gekocht en kreeg way too much information over een bepaalde mannenaandoening.
En toch, deze Wim is zo ontwapenend. Dat merkte ik ook aan de dokter die na dat kwartier binnenkwam, en de beide verpleegkundigen. Ze waren echt allemaal zo vriendelijk en geduldig.
En Wim was erg dapper. Het was een erg vervelende behandeling die hij moest ondergaan maar hij deed enorm zijn best om het goed te laten verlopen.
Als ik gewild had, kon ik op een scherm meekijken maar A: sowieso kan ik niet tegen medische handelingen en B: ik hoefde niet te zien hoe Wim er van binnen uitziet, ik wist al teveel eigenlijk.
Dat ik dus wegkeek was de verpleegkundige wel opgevallen, ik zag dat hij mij steeds even scherp opnam. ‘Gaat het?’ vroeg hij.
‘O zeker,’ zei ik, ‘Ik wil alleen niet meekijken.’
‘U zou niet de eerste zijn die onderuit ging, daarom kijk ik steeds naar u,’ zei hij.
Ik verzekerde hem dat ik niet de minste aandrang voelde om flauw te vallen maar bedankte wel voor de attentie. Het was trouwens een leuke vent, door wie ik best opgevangen zou willen worden. Maar dat terzijde.
Uiteindelijk was het klaar voor Wim en we moesten nog even in de wachtkamer blijven om te zien of hij goed bleef reageren. Dat deed hij gelukkig. Hij mocht alleen een half uur niet eten en drinken. Ondertussen had hij de taxi gebeld voor de terugweg en te horen gekregen dat het een uur zou duren.
Dus we gingen nog in de hal wachten, die banken daar waren best comfortabel.
Wim kreeg een afspraak mee voor volgende week om de uitslag te bespreken.
‘Niet op donderdag hoor!’ zei hij. ‘Want dan doe ik vrijwilligerswerk.’
‘Maar dit is wel heel belangrijk, ‘ zei de verpleegkundige. ‘En op donderdag houdt de betreffende dokter spreekuur.’ Maar het bleek dat hij ook op vrijdag kon komen, dus hij was blij. Ook weer zo mooi dat daar aandacht aan besteed werd.
‘Ik wil een zak oliebollen voor je kopen,’ zei hij toen we in de hal waren.
‘Oliebollen?’ vroeg ik wat verbluft. Dat was nou niet het eerste waar ik aan dacht in een ziekenhuis.
‘Of wil je een haring? Of een saucijzenbroodje?’
‘Heel lief allemaal, maar ik hoef even niks. Jij mag ook nog niks en ik ga niet in mijn eentje zitten eten,’ zei ik. De sinaasappel was blijkbaar vergeten. Ik liet het zo. Ik haalde nu maar eventjes mijn haakwerkje tevoorschijn, wat ik eigenlijk had meegenomen voor in de wachtkamer, en Wim diepte een regionaal krantje op.
‘Allemaal advertenties’ mopperde hij en stopte het weer terug. ‘
Arriva gaat volgende week staken’, merkte hij op. ‘Wil je een broodje kroket?’
Ik keek hoe laat het was. ‘Over 10 minuutjes’ zei ik. ‘Dan mag jij ook weer wat eten.’
‘Moet ik nou vanmiddag bellen voor de uitslag?’ vroeg hij
Ik vertelde nog een keer dat hij een afspraak had voor de volgende week op vrijdag en dat zijn mantelzorger dan weer mee zou gaan.
‘Ik voel me nu al veel beter!’ zei hij. ‘Dus ik weet zeker dat het goed is.’
Lieve Wim, ik hoop het van harte voor je. Echt.
Inmiddels mocht hij weer eten, het was na 12 uur en ik had nu ook echt wel trek.
Dus we haalden 2 broodjes kroket en hij ook nog een frikandelbroodje en we gingen weer terug naar de bank.
Wim dook nog maar weer eens in de onuitputtelijke boodschappentas en haalde een literfles bitterlemon en 2 enorme bekers tevoorschijn. Picknick in het ziekenhuis.
Die fles had natuurlijk lekker liggen schudden tijdens de taxirit en de wandeling door het ziekenhuis, dus toen Wim de dop opendraaide riep hij: ‘Oeioeioei!’ want de bitterlemon spoot er als een bruisende fontein uit.
Ik schoot in de lach en haalde servetjes om het droog te maken. Een oude meneer die tegenover me zat, stak zijn duim op. ‘Mooi dat je niet boos werd’, zei hij toen ik langs liep. Ik werd daar haast een beetje verdrietig van. Waar dacht hij aan, deze man?
Ik ben er niet op doorgegaan, maar knikte alleen even glimlachend naar hem.
Na het beloofde uur verscheen inderdaad de taxi. Een personenauto deze keer, die we ook weer met anderen deelden.
Ik moest naast Wim op de achterbank, waar ook al iemand zat en vroeg de chauffeur of die Wim even wilde helpen met zijn gordel. Het voelde voor mij heel ongemakkelijk om onder Wim te gaan zitten grabbelen en over hem heen te hangen om de gordel vast te maken.
De chauffeur had het in no time voor elkaar en daar gingen we.
‘Eerst naar mien hoes?’ vroeg de mevrouw die voorin zat. Toen de chauffeur dat beaamde zei ze: ‘Dan bel ik eeb’n, mien maan zet ‘t eten op.’
“Kijk aan!’ zei de chauffeur. ‘We zijn met z’n vijven, geef dat maar door.’
‘Hahaha’, lachte de mevrouw. ‘Dan kriegst nait veul. Wie heb’n moar ain potje graue arwten” (=kapucijners)
‘We tellen ze wel uit’, zei de chauffeur. ‘En spekjes toch zeker? ‘
Ik zat te lachen, maar Wim kreeg er niet veel van mee. Ik zag dat hij weg zat te dutten en liet ‘m lekker gaan.
Toen we de mevrouw afleverden stond haar man al in de deuropening te wachten en dat vond ik mooi.
Het laatste stuk kon ik dan voorin zitten, maar dat hield in dat Wim ook verschoof naar een ruimere plaats en weer in de knoop kwam met de gordel. Hij had hem uitgetrokken tot formaat morbide obesitas en kon de gesp niet vinden. Dus ik er weer uit, deur open, vriendelijk: ‘Laat maar even los, Wim’ gezegd, gordel weer opgerold tot normale afmeting, gesp aan de chauffeur gegeven die inmiddels via de andere deur een helpende hand toestak en toen konden we weer verder.
“Makkelijk, zo’n assistente, ’ vond de chauffeur en toen ik vroeg of er een vacature was knikte hij enthousiast. ‘Kost je natuurlijk wel een hele zitplaats,’ zei ik. En toen ik de werktijden van de chauffeur hoorde zag ik gelijk maar helemaal van de vacature af. Hij begreep dat.
Wim vroeg ondertussen hoe diep mollen in de grond graven. Hij wachtte eigenlijk niet op antwoord maar zei: katten houden van het huis, honden van de baas.’
‘Klopt helemaal,’ zei de chauffeur zonder een spier te vertrekken. Ik denk dat deze man heel wat meemaakt zo in de taxi.
Ik voor mijzelf hield aan één zo’n ochtend al een heel verhaal over.
Als ik ooit geen schrijfstof meer heb word ik misschien toch ook nog taxichauffeur.
Wat een avontuur. Als beelddenker zag ik die fles bitter lemon al los gaan, haha.
LikeGeliked door 1 persoon
😄
LikeGeliked door 1 persoon
Naast taxichauffeur kan je natuurlijk ook vast mantelzorger worden van Wim, dan maak je altijd wel wat mee lijkt mij.😊😊
LikeLike