Categorie archief: Bezinning

Oma’s liefde

“Dag lief jongetje”, zei mijn moeder toen ze mijn zoontje voor het eerst in haar armen hield.
Ik heb dat moment altijd onthouden, omdat er uit die eenvoudige woorden en uit haar blik zoveel intense liefde sprak voor haar nieuwe kleinzoon, dat het mij raakte tot in mijn ziel.
Nu mocht ik nogmaals dat moment beleven, alleen was de rolverdeling veranderd. Nu was ik de oma die zei: “Dag lief jongetje,” terwijl ik voor het eerst de intense liefde voor een kleinkind voelde.
Dit kindje, zo’n niet te beschrijven aanwinst voor onze familie. Kind van mijn kind. Zo gewenst, zo lang verwacht, zo geliefd.
Klein nieuw mensje, nieuw leven, nieuw stukje wereld. Jij groeide in de buik van je moeder, zoals zij in mijn buik is gegroeid . Een natuurlijke gang van zaken, letterlijk zo oud als de mensheid, maar zo bijzonder en wonderlijk dat het niet te bevatten is.
Ik heb zo’n grote wens gehad om oma te  worden. En het heeft zo mogen zijn. Ik ben me er heel erg van bewust dat ik van geluk mag spreken. Er zijn veel moeders met dezelfde grote wens die, om wat voor reden dan ook, die wens nooit in vervulling zullen zien gaan. Het is niet iets vanzelfsprekends.

Toen ik nog voor de klas stond, als juf op de basisschool, mocht ik wel eens vriendenboekjes invullen. Het poëzie-album dat ik vroeger zelf aan mijn juf gaf om in te schrijven, is niet meer gebruikelijk. De albums zijn vervangen door invulboekjes, het leuke daaraan vind ik dat jongens ze ook hebben.
Dus als juf vulde ik braaf mijn naam, favoriete eten en lievelingsdier in, en bij de vraag: “Wat wil je later worden?” was mijn antwoord steevast: “Een lieve oma”
En nu, sinds een paar dagen, mag ik dat in de praktijk gaan brengen. Want ik wil echt heel graag een lieve oma zijn. Eentje bij wie het fijn is om te komen, leuke dingen mee te doen, die graag gezien bezoek is, die vertrouwd en veilig is. Oma. Het is een bijzonder woord.
Ik heb een goed voorbeeld gehad aan mijn eigen moeder. Zij was een geweldige oma voor haar kleinkinderen, zelfs toen ze geestelijk meer en meer moest inleveren.
Ik hoop en bid dat ik gezond en fit mag blijven. Maar vooral heel veel liefde mag geven. Die heel speciale liefde, die alleen aan oma’s is voorbehouden.

Nu ben je nog heel klein
je ligt tegen me aan
mijn wang tegen jouw haartjes
ik laat mijn tranen gaan

Over een paar maanden
zit je op mijn schoot
te frummelen aan mijn knoopjes
en denk ik: je wordt groot

Nog later ga je lopen
je houdt mijn hand goed vast
Met kromme waggelbeentjes
van de tafel naar de kast

Samen eendjes voeren
samen met de bus
samen een puzzel maken
”samen” is zo knus

Ik hoop op heel veel “samen”
met liefde en geluk
maar met jou, lief kindje
kan de toekomst niet meer stuk

Nu ben je nog heel klein
je ligt tegen me aan
mijn wang tegen jouw haartjes
ik laat mijn tranen gaan

thumbnail_IMG_1006

Open

Hoe zal ik dit stukje nou eens beginnen. Op school heb ik geleerd dat je een brief of een opstel nooit met het woord ‘ik’ mag beginnen en dat zit er zo ingebakken, dat ik me daar nog altijd aan hou.
Maar wat ik nu wil schrijven gaat wel over wat ik ervaar. Goed, ik ben nu drie regels verder, dus de volgende zin mag wel met ‘ik’ beginnen.
Ik probeer zoveel mogelijk open te staan voor wat er gebeurt in mijn leven, wat ik niet zou zien als ik niet open stond. Zo, lekker vaag dit. Maar hoe kan ik nou eigenlijk concreet omschrijven wat ik bedoel, als het meer een gevoel is, een wow-moment, een ‘ nou ja zeg, dit is exact wat ik nu nodig heb’ moment.
Al meerdere keren in mijn leven heb ik dingen ervaren waarvan ik zeg: dit is te toevallig.
Dit gebeurt nu omdat ik het nodig heb, of: dit is een antwoord.
Nu ik me daar bewust van ben, probeer ik ook zoveel mogelijk hiervoor open te staan. Te zien wat er gebeurt, op momenten dat ik ergens , al dan niet bewust, om vraag. En dan niet met mijn eigen van te voren bedachte oplossing, maar met een ‘open mind’ . En het werkt. Het werkt echt.
Ik zie dat niet alleen voor mezelf, maar ook voor degenen van wie ik hou. Daar kan ik echter niet over schrijven, dat is niet gepast, ik moet het bij mezelf houden.
Waarom nu vandaag dit stukje? Omdat ik vanmorgen weer zo’n moment had. En ik ben er nog steeds van onder de indruk en ik voel me nog steeds geëmotioneerd, maar blij.
We gingen wandelen. Na een lekker zondagsontbijtje de wandelschoenen aan, Lenny aangelijnd en naar buiten. Het waaide hard en de lucht was dreigend, maar we gingen er op uit.
We liepen langs de weilanden en kwamen bij een kanaal. Deze wandeling duurt ongeveer anderhalf uur en ik heb hem vroeger vaak gemaakt met onze Tess (voor lezers die haar niet kennen: onze grote zwarte hond, zij is ruim 7 jaar geleden overleden. Zij was heel erg speciaal voor mij.).
Bij dat kanaal is een steigertje en daar hield ik met haar altijd even pauze. Dan at ik mijn meegenomen appeltje en zij kon even heerlijk zwemmen, want dat deed ze zo graag. Het was ‘ons’ plekje.

img_20190505_1149530803041091718621166486.jpg
Vanmorgen liepen we er na een hele poos weer eens langs en ik zei tegen Bert: “Wacht even, ik moet even naar het steigertje, Tess haar plekje”
Omdat Lenny helemaal niet van zwemmen houdt, is dit nog steeds alleen het plekje van Tess.
Ik stond op de steiger en keek over het grauwe water en dacht aan haar, hoeveel ik van haar gehouden heb en hoe fijn we het hier hadden. Op hetzelfde moment zag ik een klein lichtje op het water schijnen, precies op de plek waar zij altijd rondplonste. Ik keek omhoog en zag een piepklein gaatje in het dikke wolkendek. Daar scheen een zonnestraaltje door, gericht op het water. “Dag, lieve Tess” zei ik in gedachte en de wolken sloten zich weer, het lichtje was weg. Ik had tranen in mijn ogen staan en voelde me erg blij.
Ik ben er van overtuigd dat ze er even was. Ja, het zal ongetwijfeld meteorologisch verklaarbaar zijn dat er een gaatje in de wolken kwam en dat de zon daardoorheen scheen. Maar het was te toevallig. Juist nu, juist daar.
Je bent vrij om ervan te vinden wat je wilt. Maar ik heb behoefte om het te delen. Om te zeggen: hou je ogen en je oren open voor alles wat er om je heen gebeurt en ga er niet aan voorbij, omdat het misschien niet is wat jij je precies voorgesteld had.
Jaren geleden hoorde ik een verhaal wat ik altijd heb onthouden en daarin gaat het precies over wat ik hier bedoel.
Er was een man, die heel gelovig was. Hij woonde in een dorp in het noorden, dicht bij de zee. Op een keer braken de dijken, waardoor het land en het dorp overstroomden. Al gauw stond het water bijna tot aan de ramen van zijn huis. De man ging in de vensterbank staan en zag een roeibootje voorbij komen. Zijn buren riepen: “Kom er gauw in, we vluchten!” De man schudde zijn hoofd. “Nee” riep hij, “Niet nodig! De Here redt mij wel!” De buren haalden hun schouders op en roeiden verder. Het water bleef stijgen en de man klom naar de tweede verdieping van zijn huis. Toen zag hij door het raam een motorbootje aankomen. “Hé!”riepen de inzittenden,”Doe het raam open en kom in de boot!”
Weer schudde de man zijn hoofd. “Niet nodig! De Here redt mij wel!” Het motorbootje ging verder. Het water steeg nog verder en de man klom uiteindelijk op het dak van zijn huis. Toen hoorde hij het geluid van een helikopter. Hij keek naar boven en zag de piloot gebaren dat hij het touw moest pakken wat van de helikopter naar beneden hing. “Nee” schudde de man weer zijn hoofd” “De Here redt mij wel!” De helikopter vloog verder.
Het water kwam nog hoger, en de man verdronk.
Hij kwam in de hemel en was verwonderd en boos. Hij zei tegen de Heer: “Nou dat is ook mooi! Ik ben vol vertrouwen, ik roep tegen iedereen: “De Here redt mij wel” en nu ben ik hier!
De Here keek hem aan en zei: “Maar ik heb je twee boten en een helikopter gestuurd……”

Voor mijn lieve vader

Vandaag is het 4 mei, dodenherdenking. Vandaag is het 4 mei, mijn vader zou jarig geweest zijn. Het was vaak een wat moeilijke combinatie. Je bent 2 minuten stil met je verjaardagsvisite of in een restaurant.
Hij had er ook echt een hekel aan, dat het samenviel. Het is wel mijn verjaardag, zei hij dan.

Het was erg moeilijk omdat hij zijn eigen herinneringen aan de oorlog had. Herinneringen die zo vreselijk waren dat hij er niet over kon praten. Het grootste gedeelte van z’n leven is hij gekweld door wat hij gezien en meegemaakt heeft, nadat hij vanuit Rotterdam weggevoerd was naar Nazi-Duitsland en daar als dwangarbeider te werk gesteld werd. Hij is levend terug gekomen maar het heeft hem voor zijn leven getekend.
25 jaar geleden heb ik op een avond een vraag gesteld waardoor hij brak. De hele beerput van zijn herinneringen, die hij toen al bijna 50 jaar bij zich droeg, ging open. Het was zo verschrikkelijk en tegelijkertijd zo goed voor hem. Maar daarna ging de deksel er weer op. Toch was hij er daarna iets rustiger onder. Veel later heeft hij eens tegen me gezegd dat hij sindsdien niet zoveel last meer had van nachtmerries. Dat hadden we dan toch gewonnen. Ik was namelijk ook enorm van streek over wat ik veroorzaakt had. Ik had het niet kunnen voorzien.

Vanaf die tijd hang ik de vlag op 4 mei halfstok. Eerder deed ik dat niet, het was m’n vaders verjaardag! Maar hij was, ook al heeft hij het overleefd, ook een slachtoffer. Zijn jeugd is daar op een gruwelijke manier gestorven en hij was voor de rest van z’n leven gewond. Dus pa, vanavond drinken we een borrel op je verjaardag, zoals je bij leven ook zo graag samen deed. Maar de vlag gaat ook halfstok. Voor jou en alle anderen, de slachtoffers van een onbeschrijfelijke oorlog.

Een paadje en gebroken potten

Een sommetje voor de lezers die Daagse Dingen al langer volgen:
Mooi weer + Anderhalve dag in de tuin werken = ?
Goed zo. Een nieuwe blog.
Want als ik in de tuin werk komt er altijd nieuwe schrijfstof te voorschijn. En zo ook deze keer.
Het is nu de avond van het Paasweekend. Afgelopen zaterdagmiddag en vandaag, 2e Paasdag de hele dag, heb ik hard gewerkt in onze tuin.
We hebben een grote tuin en je weet zo langzamerhand wel dat we die het liefst landelijk en natuurlijk hebben. Maar ook zo’n tuin heeft veel onderhoud nodig.
Als ik, zoals dit weekend, er een heleboel tijd voor heb, vind ik het heerlijk om er in te werken.
Ik kan mijn hoofd leegmaken van alle dingen die ik er in gestopt heb, of heb laten stoppen.
Eerlijk gezegd ging het vorige week niet zo heel goed met mij. Ik merkte dat ik de laatste tijd meer, vooral geestelijke, energie had verbruikt dan ik had. En dan kom je jezelf tegen, zoals dat zo mooi heet.
Ik was zo moe in mijn hoofd dat ik niks meer kon opnemen en dat ik fouten maakte waar dat echt niet mocht, en om het minste of geringste vloeiden tranen. Tijd voor een beetje rust, zonder geregel, gezorg en geplan. Mijn lieve gezin gaf me hiervoor alle ruimte en gooide de plannen voor het paasweekend om. Zodat ik nergens aan hoefde te denken en tot rust kon komen.
En wat is voor mij dan heerlijker dan in de tuin werken. Stukje bij beetje de boel netjes maken, bloemen planten, de moestuinbakken klaarmaken en ondertussen mijn gedachten de vrije loop laten.
Het werk in de tuin zorgt ervoor dat ik de dingen anders ga zien. Ik kan niet zo goed uitleggen hoe dat dan komt, maar het werkt therapeutisch.
De nooit eindigende levenscyclus van de natuur in de tuin is geruststellend en nodigt mij tegelijkertijd uit tot bespiegelingen.
Het paadje naar de tuinschuur wordt aan beide kanten begrensd door gras. Maar dat gras was zelf de grenzen aardig aan het verleggen en het paadje werd steeds smaller. Ik was met de steker bezig om de randen van het pad weer tevoorschijn te halen en zei tegen Bert: “Moet ik dat nou eigenlijk wel doen? Volgens Jezus moet je het brede pad laten voor wat het is en smalle pad kiezen. En nu ben ik bezig om het smalle paadje weer te verbreden”
Natuurlijk bedoelde ik het als een grapje, maar toch dacht ik er over na, terwijl ik ondertussen de grootste moeite had om het hardnekkige gras van de stenen te verwijderen. En toen zag ik het ineens anders.
Ik ben dol op metaforen. Die zorgen ervoor dat ik de dingen beter kan begrijpen. Toen ik de emmer met afgestoken gras zag, dacht ik: Dat paadje, dat ben ik vandaag. Ik heb me laten overwoekeren door van alles, zodat er steeds minder van mijzelf overbleef voor mijn gevoel. En nu haal ik alles wat niet bij mij moet zijn weg, en ben ik weer mezelf. Ik vind het gras nog steeds mooi maar ik laat me er niet meer door overnemen.”
Ik keek tevreden naar het paadje toen het klaar was, zo moest het eruit zien!


Op naar het volgende stuk van de tuin. De vogels floten, de zon scheen heerlijk, ik voelde me niet meer opgegejaagd en dacht : “Dank u Heer”. Dit is wat ik nodig had.
In de achtertuin hebben we een border en daar had ik zaterdag bloeiende planten voor gekocht.
Vorige winter waren er twee grote aardewerk bloempotten kapot gevroren. Ik had ze bewaard, ze hebben tijden op een hoekje van de oprit gestaan. Bert ging pas geleden naar de grofvuil-stort en zei toen: “Zal ik die kapotte potten nou ook maar eens meenemen ? “
“Nee!” riep ik, “die wil ik nog een keer gebruiken!”. Geen idee nog waarvoor, maar ze mochten niet weg.
Ik heb echt een heel lieve man. Hij dacht misschien wel zuchtend : ‘Mens, wat moet je nou toch met kapotte bloempotten, gooi die rotzooi toch gewoon weg!’
Maar dat zei hij niet hoor, hij zei: “Ok, dan laat ik die staan”
En nu wist ik wat ik met de gebroken potten wilde doen. Ik legde ze in de aarde en plantte de bloemen erin, en bij eentje ook nog in een gat er doorheen. Het staat leuk. De planten krijgen de gelegenheid om goed te wortelen en het decoratieve element wordt versterkt.

IMG_20190422_194537306.jpg
Ik was in mijn nopjes en de volgende metafoor diende zich aan.
Als iets bij je kapot is gegaan, is het niet per definitie over. Ook als er een beschadiging is, kan je iets moois betekenen, al is het misschien op een andere manier dan je eerst gewend was. Als je het (of misschien zelfs jezelf) maar een kans geeft en niet direct afschrijft.
Ben ik dan de hele tijd maar aan het bespiegelen en filosoferen terwijl ik in de tuin werk?
Welnee! Ik zeg een lelijk woord als ik mijn arm openhaal, ik gooi ongeveer 153 x Lenny’s speelgoedbeest door de tuin, zodat hij hem onvermoeibaar blij weer ophaalt, ik zeg tegen een hardnekkig zoem-insect dat ie nou maar eens ergens anders moet gaan zoemen dan vlak boven mijn hoofd, ik schiet vreselijk in de lach omdat de ezel die 300 m verderop bij DoeZoo staat een geluid laat horen als een misthoorn en ik vind om half 4 dat ik enorm aan een biertje toe ben.
En daar is niks metaforisch aan.
Maar therapeutisch is het wel, die tuin. Ik ben er echt heel dankbaar voor, dat wij die mogen hebben.

Imperfectie

Laatst kwam ik de term ‘Wabi Sabi’ tegen. Ik dacht aan die scherpe specerij, maar dan klopte de context totaal niet. Dus maar even gegoogled wat het dan wel betekent.
Het blijkt een Japanse leefstijl te zijn, waarin je de schoonheid van het imperfecte ziet en omarmt.
Klinkt wel weer erg trendy, maar het bestaat al sinds de 14e eeuw.
Ik vind het wel wat hebben. Ben niet zo oriëntaal georiënteerd (mooie uitdrukking), maar er zijn dingen die mijn interesse hebben, omdat ze aanvullen wat ik in de Hollandse cultuur mis.
Dat je er hier nu over hoort, in het nuchtere Nederland, zegt ook wel wat. Een reactie op het feit dat alles perfect moet zijn. Je moet er perfect uitzien, de perfecte maat hebben en een perfecte huid. Je huis en je tuin moeten perfect zijn. Je baan moet perfect zijn, de school van je kinderen moet perfect zijn. Je relatie moet perfect zijn en je geluk moet perfect zijn.
Het is niet alleen een onrealistisch en onhaalbaar streven, het is een heel beperkt streven. Want, hoe tegenstrijdig het ook klinkt, het imperfecte kan juist perfect zijn, maar op een andere manier.
Doorleefd, met een ziel zo je wilt.
Denk niet te gauw: ‘Ach dat werkt hier toch helemaal niet, die Wabi Sabi’
Heel veel mensen doen er wat mee, terwijl ze zich hiervan misschien niet echt bewust zijn.
De steigerhouten meubels, de Xenosbordjes met verschillende lettertypes door elkaar, zelfs de gescheurde jeans, het zijn allemaal reacties op de zielloze perfectie.
Er is een mooie songtekst van John Legend, met daarin de regel : “all your perfect imperfections”
Dat bedoel ik nou precies, en ik denk dat het ook is wat Wabi Sabi inhoudt.
Als je je niet meer zo richt op perfectie, of wat je daarvoor aanziet, ben je veel gelukkiger. Je keurt dingen veel minder snel af, je ziet meer mogelijkheden, en vooral: je ziet hoe het echte leven is.
Niet wat je er kunstmatig van probeert te maken. Dat geldt voor zowel materialen als gevoelens.
Bijvoorbeeld: Als je iets wilt maken, en je focust alleen op het eindresultaat wat jij voor ogen hebt, dan voel je het als falen als het niet geworden is zoals je dacht. Een negatief gevoel.
Als je iets wilt maken en je focust op het plezier wat je daarin hebt, en je ziet uiteindelijk wel hoe of wat het wordt, dan ben je trots op het eindresultaat. Een positief gevoel.
Als je al je vooroordelen en ideeën loslaat over hoe iets of iemand moet zijn zodat jij dat of diegene perfect vindt, dan zie je veel en veel meer, en ben je veel gelukkiger. Omdat je beleeft in plaats van dat je er aan voorbij gaat. En dat vind ik perfect.
IMG_20190318_090014610.jpg

Leeftijd

Leeftijd is een getal. Zeggen ze. Je bent zo jong als je je voelt, en dat soort dingen. Ja, kan best zo zijn, maar aan iedere leeftijd hangt wel een waarde. Als je heel jong ben tel je nóg niet mee, als je heel oud ben tel je niet méer mee. En daar tussen in is het ook nooit duidelijk wanneer je voor vol wordt aangezien, want wat is nou “vol” . Age-appropriate is zo’n mooi woord vind ik, daar is volgens mij niet echt een Nederlands woord voor. Doen wat bij je leeftijd past. Maar!
Al van jongs af aan wil je iemand anders zijn dan je op dat moment bent Een oudere versie van jezelf. Ieder kind wil immers groot zijn! Er is altijd rivaliteit in een groep wie de oudste is en, daarmee samenhangend, blijkbaar het belangrijkste.
Ik ken geen kind dat zegt: “Ik vind het heerlijk om 7 jaar te zijn!” Groot zijn is het doel.
Natuurlijk wilde ik ook groot zijn! En was dan ook zwaar geïrriteerd dat ik, als schrieltje, altijd jonger geschat werd. Ik kon alleen zegevieren over mijn hartsvriendinnetje, want ik was 2 maanden ouder dan zij. Nou, woehoe. ”Maar ik ben groter” kaatste zij dan terug.
Het is heel lang zo gebleven dat ik jonger ingeschat werd. En ik vond het NIET leuk!
Ik herinner me nog heel goed dat er een keer een weekendarts bij ons thuis kwam omdat ik een ernstige astma-aanval had. De man was echt heel vriendelijk, toen hij,om te bepalen welke medicatie ik mocht, vroeg: “Hoe oud ben je nu? 10?” Maar ik was zwaar beledigd. Ik was namelijk 14. En dat is op die leeftijd een heel groot verschil! Ik neem het de dokter nu niet meer kwalijk, ik zal er ook niet als een blozende puber uitgezien hebben .Klein en tenger kind in een nachtjaponnetje met kersjes erop in het grote bed van haar ouders, snakkend naar een beetje lucht. De man heeft me trouwens wel mijn eerste inhalatiemedicijn gegeven, en dat werkte zo wonderbaarlijk dat hij ter plekke alsnog mijn held werd, maar dat terzijde.
Voor mij hield jonger geschat worden in: niet voor vol aangezien worden. Maar wat is dan dat “vol”? Misschien iets dat past bij je werkelijke leeftijd?
Toen ik vakantiewerk deed in de Jaarbeurs in Utrecht werd een jongen verliefd op mij. Leuk hoor, maar hij was 15. En ik 18. Dus ik zag het alweer niet positief.
Later had ik mijn opleiding afgerond en ging ik aan het werk, als kleuterleidster. Sommige ouders vonden mij veel te jong. Het maakte niet uit dat ik 20 was, alle diploma’s op zak had, ik was gewoon een broekie. (Volgens mij is namelijk ‘rokkie’ geen Nederlandse uitdrukking)
Jaren daarna werkte ik op de Eemhof in de horeca, toen een mevrouw tegen mij zei, toen ik haar tafel afruimde: “De vakantie is bijna voorbij hè, dan zit je baantje er weer op zeker?” Op dat moment was ik 29 en moeder van een 2-jarige dochter.
Toen ik de 30 gepasseerd was, begon ik het wel een beetje leuk te vinden om jonger geschat te worden. Waarom dan, was ik bang voor ouder worden? Geen idee eigenlijk, ik was me daar in ieder geval niet bewust van. Maar toen begon het toch mijn ijdelheid te strelen. Alsof jongere vrouwen leuker zijn dan oudere, belachelijk.
Het was iets anders, serieus, toen ik Bert leerde kennen. Ik was toen 43. En hij dacht dat ik halverwege de 30 was. Als hij voor mij koos, kon het zomaar zo zijn dat hij zijn toekomstplannen moest bijstellen. Waar mannen geen biologische klok hebben, hebben vrouwen die immers wel…. Waar ik maar mee wil illustereren dat eruit zien als je leeftijd wel degelijk voordelen kan hebben.
Aan iedere leeftijd hangt een waarde, zei ik al. En je omgeving raakt in de war als je er jonger of ouder uitziet.
Ik ben nu 57. En ik vind het helemaal prima. Ik gebruik geen botox, want ik stoor me niet aan mijn rimpels. Ik kleur wel mijn haar. Niet speciaal om er jonger uit te willen zien, als ik mooi grijs was, liet ik het zo. Maar afgezien van een grijswitte lok aan de voorkant heb ik een onbestemde peper-en-zout kleur gekregen. Wat mijn gezicht er grauw en vermoeid uit laat zien. En daar heb ik dus geen zin in. Goedbedoelde vragen als: “Ben je wel in orde? Zou je niet een beetje meer rust nemen?” hebben mij doen besluiten om mijn haar te blijven kleuren en daarmee er zo gezond uit te blijven zien als ik ook daadwerkelijk ben. En wie wil er nou niet een beetje tevreden zijn als hij of zij in de spiegel kijkt?
Vanmorgen kreeg ik het idee dat als je nog weer ouder wordt dan ik nu ben, er weer een bepaalde rivalteit komt. Ik was op de sportschool en er zijn overdag nogal wat senioren aan het sporten. Harstikke goed, ik wil het ook zo lang volhouden als ik kan. Ik voel me overigens zelf nog  geen senior, maar ik weet niet waar de leeftijdsgrens precies ligt. In ieder geval, deze mensen vragen elkaar hoe oud ze zijn en als iemand een ander de loef af kan steken omdat hij 81 is en de ander 79, glimt hij van trots en kijkt de ander wat beteuterd.
Ik hoorde bijna een echo van vroeger: “Ik ben lekker ouder!”
“Ja, maar ik ben lekker groter!”
Leeftijd is geen getal. Ontleed het woord maar eens. Leef- tijd. De tijd dat je leeft. En dat houdt veel meer in dan een getal.

ikjes

Hoe dan?

’s Morgens komt de krant. Meesttijds lees ik ‘m niet. Bert is hier degene die de krant leest, het journaal volgt en tussendoor nieuws op zijn mobiel bekijkt. Ik lees meestal alleen de stripjes en soms doe ik aan ‘koppen snellen’
Het is zelfbescherming. Ik kan de eindeloze stroom van berichten niet aan. Zoveel negativiteit. Enge wereldleiders. Misbruik van macht door mensen met geld. Onrechtvaardigheid. Economische misstanden. Disrespect voor de natuur. Ongelukken. Overlijdensberichten. Iedere dag weer.
Ik zit ermee, eerlijk gezegd. Het is voor mij teveel om mee om te gaan, ik zou niet normaal kunnen functioneren als ik alles toeliet.
Maar hoever mag je gaan in zelfbescherming? Wanneer verandert dat in “mijn wereldje” waar geen plaats is voor de buitenwereld?
Onwetendheid kan een zegen zijn. Maar ook een vloek.
Hoe beladen is de uitdrukking “Wir haben es nicht gewußt”…..
Ik kan er geen balans in vinden. Ik kan wel bedenken dat vroeger de wereld niet zo groot was als nu. Door het internet krijg je echt alles van wat in de hele wereld gebeurt mee. Maar ik kan toch ook niet meer doen alsof dat niet bestaat.
Ik kan er niet afstandelijk naar kijken, met een bepaalde onverschilligheid. Onvermijdelijk ga ik me inleven. Ik maak me kwaad over onrechtvaardigheid. Raak gefrustreerd over zaken waar ik als  persoon niets aan kan veranderen. Huil om wat mensen en dieren wordt aangedaan of wat ze is overkomen. Maar dan is de wereld te groot voor mijn hoofd en mijn hart en het leed te zwaar voor mijn schouders, dus wil ik het nieuws niet meer volgen.
Aan de andere kant vind ik het erg belangrijk om een goed leven te leven en dat kan volgens mijn principes niet als ik me alleen maar met mijn eigen leefomgeving bezig hou.
Hoe kan ik nou een balans vinden in wat ik voor mezelf kan toelaten, zonder dat ik een struisvogel word of met oogkleppen loop? Zonder dat ik me aan mijn verantwoordelijkheid onttrek?
Hoe doen jullie dat, lieve lezers, dit is echt een serieuze vraag van mij.
Lang heb ik gedacht: ik doe wat mijn hand (of oog) vindt om te doen. Maar als iedereen dat zou doen, gebeurt er dan genoeg?
Ik ben dol op luchtige stukjes schrijven. Op flauwekul en zelfspot. Maar deze keer ben ik echt heel erg serieus en zou ik heel graag reacties krijgen waar ik over na kan denken en die me verder helpen.
Mag natuurlijk via de Facebook van Daagse Dingen, of als reactie onder de blog. Maar het mag ook persoonlijk op mijn emailadres: jonkvrouwvantesselschade@hotmail.com
Ik kijk er naar uit.

Artis_struisvogel_leest_krant_van_oppasser_-_Ostrich_reads_newspaper_of_caretaker_(3236806056)  (foto: Nationaal Archief)

De stilte spreekt

Ik had mij, samen met mijn vriendin, ingeschreven voor een bezinningsweekend in een klooster, omdat we daar behoefte aan hadden. Mijn plan was om achteraf hier een stukje over te schrijven. Een beschrijving van de dagorde en een bespreking van het programma, zoiets. Als informatie voor wie er misschien ook over denkt om eens een paar dagen in retraite te gaan. Lekker algemeen dus.
Maar nu ik daadwerkelijk geweest ben, merk ik dat dit echt niet gaat lukken op die manier. Ik kan geen afstandelijke beschrijving geven van iets wat zoveel met mij gedaan heeft. Het is geen informatief artikel geworden maar een impressie van mijn beleving.

Vijftien mensen zijn bij elkaar gekomen in de gastenrefter van de Abdij van Egmond. Ik ben er éen van. We staan aan het begin van een bezinningsweekend, wat grotendeels in het teken zal staan van stilte. Van vrijdagmiddag tot zondagmiddag zullen we meelopen in het ritme van de monniken en tussen de diensten door zijn er zowel opdrachten met een meditatief karakter als stiltetijd die je zelf mag invullen. “De stilte spreekt” is de titel van het programma.
Veertien deelnemers en een programmaleider (Frank), een groep zo divers als je je maar kunt voorstellen. Er is blijkbaar niet een bepaald type mens dat aan zo’n weekend mee doet .
Mannen en vrouwen, de jongste is 24 en de oudste 82 , de rest allerlei leeftijden daar tussen in. En iedereen komt uit zíjn of haar eigen achtergrond. Gezin, partner of alleenstaand, wel of geen werk, studie, verschillend in geloof en in doel, in het eenmalige korte kennismakingsrondje worden die dingen even kort genoemd. Verder gaan we niet met elkaar in gesprek. Alleen als iemand echt de behoefte heeft, kan die een gesprek vragen met Frank of een van de broeders. Maar verder zullen er geen uitwisselingen of confrontaties plaatsvinden, vertelt Frank. Echte stilte, want ook op de gangen en tijdens de maaltijden zullen we niet met elkaar praten. Dat lijkt in eerste instantie vreemd. Je bent met anderen, maar iedereen zwijgt. Wij zijn het niet gewend, stilte voelt vaak ongemakkelijk. Hoe bijzonder is het dan, dat de stilte nu goed voelt. Al heel snel verandert voor mij het “ik mag niet praten” in “ik hoef niet te praten” . Ook de mobiele telefoon gaat uit en blijft tot zondagmiddag op mijn kamer. Geen appjes naar mijn man of naar de kinderen. Ik ben offline. Letterlijk en figuurlijk. Ik ben hier gekomen met mijn vriendin. Maar ook wij praten niet met elkaar en we hebben ieder onze eigen kamer. We zijn samen gekomen, maar we zijn hier voor onszelf. Wel geven we elkaar soms een glimlach.
De Adelbert abdij is een Benedictijns klooster. Zes maal per dag komen de monniken in de kerk voor een dienst. Wij zijn vrij om wel of niet deel te nemen, maar ik neem mij voor om alle diensten aanwezig te zijn. Zelfs ’s morgens om 6 uur.

Het lijkt een andere wereld, als ik ’s zaterdags om half 6 opsta in mijn ‘cel’. Eenvoudige kamer, brandschoon en met alles wat ik nodig heb deze dagen. Mijn eigen plekje. Er ligt schrijfmateriaal op tafel en gister heb ik al wat opgeschreven. Wat steekwoorden over wat ik ervaar. “Sereniteit” “Onwennigheid met de stilte” “Ritme” Zomaar wat dingen die in de loop van het weekend meer duidelijkheid, meer omschrijving blijken te krijgen voor mezelf.
Als ik aan het ontbijt zit, ben ik al naar twee kerkdiensten geweest. Gisteravond ook naar twee. De stemmen van de monniken, die a-capella in beurtzang zingen, hebben een kalmerende uitwerking op mij. De diensten verlopen vlekkeloos, iedere broeder weet wat hij moet doen. Ieder lied wat in eerste instantie op het vorige lijkt, maar waar toch subtiele verschillen in zitten, wordt zonder hapering en zonder ook maar eén foute noot gezongen. Deze mannen zijn zo volkomen op elkaar ingespeeld, er gaat een enorme kalmte en geruststelling van uit. Kolkten er gister nog allemaal gedachten door mijn hoofd, vandaag komt er meer rust in en lees ik mee met de teksten van de psalmen die gezongen worden. Ik begin te begrijpen wanneer de broeders gaan staan en weer gaan zitten, wanneer ze buigen en wat hun houding is tijdens het bidden.
Ik bedenk dat het goed is dat ik niet mag praten, ook niet met hen. Het zou snel van mijn kant een gesprek om informatie worden, over hoe zij leven. En dat is niet de bedoeling van dit weekend. Ik moet met mezelf bezig zijn. Ik màg met mezelf bezig zijn. Zonder dat ik mij daarover schuldig hoef te voelen. Dit weekend is er voor mij alleen maar ‘ik’. Dat voelt vreemd. Ik ben het niet gewend, zoals, denk ik, de meeste mensen dat niet gewend zijn. Met jezelf bezig zijn zien we als egocentrisch, of zelfs egoistisch. Maar nu niet.
De enige die soms praat is Frank, hij legt af en toe kort uit wat de bedoeling van een opdracht is.
Gister zijn we al begonnen met de meditatieve oefeningen. De opbouw in dit weekend is dat je als het ware bij jezelf van buiten naar binnen gaat en daar, net zoals wij het klooster verkennen, je innerlijk gaat verkennen. Klinkt zweverig misschien, ik ben daar altijd wel wat sceptisch over. Maar dit blijkt voor mij zo reëel als maar kan. De metaforen die Frank aanreikt zijn heel duidelijk.
Bij de oefening “Kloostergang”, een loopmeditatie waarbij we letterlijk door de kloostergang dwalen, ben ik van plan om na te denken over iets wat me dwarszit, omdat ik nog niet goed uitgevonden heb hoe ermee te dealen. Maar waar ik niet op bedacht ben, is dat er iets heel anders bovenkomt. Iets waarvan ik niet in de gaten had dat het me zo blokkeert, maar wat me nu treft als een slag. Wat is dit, wat gebeurt er? Ik ben in de war en emotioneel. Als de meditatietijd voorbij is, ga ik terug naar mijn cel en schrijf. Dat geeft wat lucht, maar ik ben er nog lang niet klaar mee. In de kerk, bij de Middaggetijden, voel ik de rust en de vredigheid van de monniken, maar zelf ben ik onrustig.
De warme middagmaaltijd gebruiken we samen met de monniken in de refter van de abdij. Het voelt bijzonder om bij ze “aan te schuiven” Ook zij eten in stilte. Ik ben blij nu met de stilte, ik zou niet in staat zijn om tafelgesprekken te voeren.
Na het eten tik ik Frank op de mouw, ik moet nu praten. Hij neemt me mee naar een kleine kamer, waar we niet gestoord zullen worden en ik mag mijn verhaal doen. Hij luistert en vraagt soms wat. Dan doet hij mij ideeën aan de hand, die ik zelf niet heb kunnen bedenken en ik voel dat ik rustig wordt. Het voelt groot. Ik ben dit weekend  open ingegaan, ik zou wel zien wat het bracht. Ik was niet bewust op zoek naar iets.
Wat gebeurt er dan in de stilte van het klooster, dat er iets bovenkomt waarvan je zelf niet eens echt wist hoe dwars het je zat?
Na het gesprek ga ik buiten, in de vroege voorjaarszon, in de kloostertuin zitten. Ik heb mijn haakwerk meegenomen. Het garen zit in de knoop en ik glimlach terwijl ik het ontwar. Ook weer een metafoor: ik ontwar knopen en dan kan ik verder.

Ik blijf alle diensten in de kerk meemaken en krijg steeds meer rust in mijn hoofd en in mijn hart. Ik herken inmiddels de gezichten en de stemmen van de monniken. Ik luister naar de lezingen en neem in mijn hoofd het ritme van de psalmenzang over. Ze werken als een mantra, deze eenvoudige rituelen.
De broodmaaltijden eet ik met mijn groepsgenoten, ik voel me op mijn gemak. Het zijn, ondanks dat we nooit een woord met elkaar wisselen, vertrouwde gezichten geworden.
De meditatieve opdrachten blijken waardevol. Hiervoor had ik nog nooit gemediteerd. Weet ook niet of ik het op de juiste manier doe, maar voor mij voldoet het.

’s Zondags, na het middageten, hebben we een gezamenlijke afsluiting. We krijgen een tekst mee, ook voor “thuis”
Wie wil, kan nu even iets zeggen over wat het weekend gebracht heeft. Wie niet die behoefte heeft, doet dat niet. Ineens mogen we weer praten. En het gaat gelijk over praktische dingen. Heeft iedereen vervoer, hoe laten we onze kamers achter. We keren weer terug naar ons eigen leven. Maar als ik bedenk dat ik de dagelijkse draad weer op ga pakken, zijn er toch een paar dingen die ik voortaan anders wil doen. Die beter voor me zijn.
“De stilte spreekt”. Het is echt zo. Voor mij heeft de stilte gesproken.
kloostergang

Een beetje trots op mezelf.

Soms mag dat best. Er zijn dingen die een ander niks zeggen maar die voor jezelf belangrijk zijn en voelen als een overwinning.
Voor mij is dat, dat ik vanmorgen in de sneeuw  auto gereden heb.
Ik ben panisch voor gladheid en sneeuw op de weg. Eigenlijk weiger ik dan auto te rijden, ik raak compleet in paniek. Heb al eens gedacht om een slipcursus te gaan volgen maar dat durf ik zelfs al niet.
Maar ik had een afspraak vanmorgen, met Tim en die was belangrijk voor hem. Aangezien ik Tims moeder ben wil ik er graag voor hem zijn. En omdat het nou ook weer niet zo was dat er 20 cm sneeuw, ijzel en mist verwacht werd, besloot ik dat ik hoe dan ook moest gaan. Bang of niet.
Dus gewoon in de auto weg vanmorgen. Niet onze eigen, Bert had Tims auto nagekeken van de week en Tim had zolang de onze. Dus de afspraak van vandaag was ook gelijk een mooie gelegenheid om de auto’s te ruilen.
Ik reed richting Groningen en juist toen ik dacht: ‘Nou, de voorspelde sneeuw blijft gelukkig uit’ begon het bij Adorp te sneeuwen. Heel kleine vlokjes, maar al gauw heel erg veel kleine vlokjes dus de weg werd snel wit. Ik kneep in het stuur van de zenuwen en vermaande mezelf om vooral rustig te blijven en normaal door te rijden.
Vanaf de ring Groningen de snelweg richting Assen op was het inmiddels een dikke sneeuwbui geworden en ik kachelde zo goed mogelijk met de rest van het verkeer mee.
Afslag naar de N34, dat werd een tweerichtings weg. Gatverdarrie.
Ik reed achter een grote vrachtwagen. Bij het passeren van dit bordje:

N34

voelde ik me alsof ik in een aflevering van Iceroad Truckers zat.
Ja, schromelijk overdreven, ik weet het. Ik reed immers in een Alto’tje op een asfaltweg in Drenthe. Maar het illustreert wel hoe bang ik ben in dit soort situaties. En dan ook nog in de auto van een ander.
Eindelijk minderde de sneeuwbui en omdat het niet zo heel erg koud was, werd de weg snel vrij schoon gereden. Ik kon al wat rustiger zitten en wat meer vaart maken.
De vrachtwagen nam een afslag en ik zat ineens achter een heel klein autootje, dat amper 60 reed.
Ik zag dat er 2 oude dames inzaten en er schoot mij een oneerbiedige benaming te binnen die we vroeger wel gebruikten voor bepaalde autootjes.
“Truttenschudder met jarretel-aandrijving” grinnikte ik hardop tegen Lenny, die ook mee was.
Gelijk corrigeerde ik mezelf. Alsof ik zo’n held was. Arme dametjes. Die waren vast net zo bang als ik geweest was.
Ik kwam veilig bij Tim, zodat we samen onze afspraak konden nakomen.
En ik voelde me trots, omdat ik mezelf dit keer toch maar mooi had overwonnen.
Soms kan dat niet, maar als het wel kan, voelt het goed!

Oud zeer

Onverwacht,
de pijn van een oude wond.
Je dacht dat die genezen was,
dat al wat restte, een litteken was.
Maar, verandert plots het weer,
speelt ineens het litteken op
met venijnige steken.
Je schrikt. Je wilt dit niet,
het was toch allemaal over?
Maar, gemeen onderhuids,
doet het toch weer pijn.
Laat de zon gauw komen,
het weer nogmaals veranderen
Laat de pijn weg-ebben.
Laat in Godsnaam het litteken vervagen
totdat het niet meer voelbaar is.
Voorgoed genezen.

traan