National Lampoons Dwingeloo

Ken je ze, de National Lampoons Vacation films? Wij voelden ons dit weekend een beetje Clark en Ellen Griswold. Ik denk dat we een heel eind komen met een Nederlandse versie, scenarioschrijvers kunnen me bellen!

Een weekendje naar RCN de Noordster, lekker even er tussenuit. We zijn er al vaker geweest, dus ik had niet de moeite genomen om de mailtjes met titels als ‘Het aftellen begint’ en ‘Zijn de koffers al gepakt?’ goed door te lezen.
Had ik dat nou wel gedaan, dan had ik geweten dat de receptie sloot om 17.00 u. En wij kwamen aan om 17.08 u. Alles donker…. lichte paniek…. Ik zag ons al huilend weer terug naar huis rijden.
Maar blijkbaar zijn ze bij de Noordster wel gewend aan eigenwijze vakantiegangers, er was een jongen buiten die nog weer naar binnen ging, een lijst ophaalde, ons vertelde dat ons huisje open was en helemaal klaar voor ons. Onze dank was groot. Mijn opluchting nog groter.
Het voelde als een welkom: lampen waren aan, de verwarming ook, ik was weer blij.
Maar nu hadden we geen hout voor de kachel kunnen kopen bij de receptie, dat was wel erg jammer! Daar ging mijn visioen van een knusse avond bij het houtvuur.
Dus ging Bert er weer op uit en kocht bij een benzinestation een zak haardhout en een zak frustratiehoutjes. De naam aanmaakhoutjes verdienden die namelijk niet.
Want toen Bert ging eten koken en ik enthousiast een vuurtje ging bouwen, bleek dat alleen het bouwen lukte, het vuurtje niet. In 5 minuten had ik de nieuwe gasaansteker leeg en was er nog steeds niks anders dan een zwartgeblakerd houtpuntje met een miniem kringeltje rook. Ik probeerde het smeulende houtpuntje aan te blazen.
“Lukt het niet?” vroeg Bert vanachter het fornuis. “Het lukt prima”, hoestte ik kribbig omdat ik juist het sliertje rook inademde.
We gingen eerst maar eten. Daarna ging Bert met het vuur aan de gang, het lukte me niet. Toch weer iets vanuit de prehistorie denk ik, de man zorgt voor het vuur en de vrouw gaat besjes zoeken. Maar het was te donker om besjes te zoeken dus ik bleef met belangstelling volgen of het hem wel lukte. En natuurlijk lukte het hem wel. Niet zonder moeite, maar op den duur brandde er een mooi vuurtje. Hij deed het deurtje van de houtkachel dicht. En zagen we geen vuur meer. De ruit van de kachel was zo zwartgeblakerd dat die ondoorzichtig geworden was. Ach, dat was nou jammer.
Bert deed het deurtje weer open en onmiddellijk stond de kamer vol rook. Oef. Deurtje weer dicht, lukte niet, er zat iets tussen. Knop van het deurtje werd te heet om vast te houden, Bert werd een beetje paniekerig, ik zag ineens een pook liggen, griste die weg en gaf hem aan Bert, die daarmee op tijd het deurtje èn kon sluiten èn kon loslaten, zodat verdere ongelukken achterwege bleven. Pfff. We openden de ramen om de rook te laten ontsnappen, en gaven het voor nu verder maar op met de kachel.

Ik ging, met mijn superhippe RCN-app, broodjes bestellen voor de volgende ochtend. Zo gezellig, ze komen dan versgebakken broodjes bij je huisje bezorgen.
Alleen nu niet. De app werkte wel hoor. Maar de app en de informatiemap gaven heel tegenstrijdige berichten over tot wanneer je kon bestellen. Er kwam ook geen betaalverzoek dus ik had er een hard hoofd in. Nou dat weer, geen broodjes morgenochtend. Maar toen kwam er toch een smsje:

screenshot_20191111-071837~21126307321466696936..png

Hoe dan, want ik had helemaal geen bereik in het bos, ik moest om het te beantwoorden een heel eind richting de ingang van het park lopen. Maar hey, we zouden morgen toch broodjes kunnen eten.

Lenny moest nog even uit. In het donkere bos zag hij iets bewegen, waarschijnlijk een konijn. Omdat Bert daar niet op verdacht was, werd de rolriem uit z’n handen gerukt en zagen we de lampjes van Lenny’s halsband zich in een grillig patroon snel van ons verwijderen. We riepen dingen als “LENNY WACHTEN” en “HIER” en “HEY” maar het jachtinstinct was sterker. Toch ging hij niet ver weg. Hij kon niet, want de 5 meter lange rolriem was om alle boompjes en struiken gewikkeld waar hij doorheen was gezigzagd. In het pikkedonker moesten we zien hoe we die boel weer gingen ontwarren, het was chaos. We zijn erg lang weggeweest voor een korte wandeling.

We moesten onze bedden nog opmaken. Och heden, het waren seniorenbedden of zoiets, zo hoog dat de prinses op de erwt er met gemak op had kunnen slapen. Nou ja, we lopen tenslotte al tegen de 60 dus vooruit dan maar.
Ik ging douchen. Omdat het zo’n eenvoudig huisje was, was het echt een douchecel, geen plankjes voor toiletspullen en ik kon ook mijn bril niet neerleggen. Shampoo en doucheschuim maar op het richeltje bij het raam,maar dat durfde ik met mijn bril niet aan. Die stopte ik dus  in mijn pantoffel. Ik vond mezelf erg slim, totdat ik het weer vergat en na het afdrogen mijn pantoffel aan wou doen. Help er zat iets in. Sjongejonge. Gelukkig niet doorgeduwd anders had ik de rest van het weekend nog brilloos moeten doorbrengen ook.
We beklommen onze bedden. Ze lagen wel erg lekker.
Toen ik ’s nachts naar de wc moest was ik weer vergeten dat het zo’n hoog bed was, dus nadat ik mijn voeten over de rand had gezwaaid maakte ik een hele afdaling met mijn rug langs de rand van de matras voordat ik de grond raakte. O ja, dat was ook zo, het bed was hoog. En daarna weer een hele klauterpartij in het donker om weer in bed te geraken. Bert knoerde door, dat is dan weer het voordeel van twee losse bedden.

De volgende ochtend ging Bert om 10 uur de bestelde broodjes halen. Ik kookte ondertussen eitjes en vond dat ik erg handig was om de juslepel te gebruiken om het eitje in het kokende water te laten glijden. Maar er gleed helemaal niks. De juslepel was zo diep dat het eitje onderin bleef liggen en met geen mogelijkheid uit die lepel wilde komen. Ik moest in een anatomisch haast onmogelijke houding de lepel onderstboven houden voordat het eitje eruit kwam. Pats op de bodem, barst in de schaal. Potverdorie.
Bert bleef wel lang weg trouwens. De broodjes moesten dus nog gebakken worden, het was helemaal niet de bedoeling geweest dat we konden bestellen. Morgen moesten we dus iets anders bedenken.

Toen kreeg ik een appje:

screenshot_20191111-071819~2594179450356032908..png

We gingen naar buiten. Na een lekkere boswandeling waren we net op tijd thuis, want het begon te gieten. Voor de gezelligheid maakten we een kruiswoordpuzzel. Je kon daarmee een weekend weg winnen.
Het was echter zo’n rare puzzel dat we ons hele weekendje-weg eraan konden besteden om een weekendje-weg te kunnen winnen. Bijna ieder woord moesten we opzoeken. Ik bedoel: olim, argot, silex, nol en stoa zijn nou niet de woorden die in mijn toch wel ruime vocabulaire voorkomen. Wil je weten wat het is, zoek het maar lekker zelf op. Ik werd er tureluurs van, maar het was tijd om op te tutten, want we hadden een feestje van onze schoonzus die 65 was geworden.
Lenny moest mee, anders zou hij het hele vakantiepark bij elkaar janken. Maar hij bleek ineens een dubbelgevouwen oor te hebben, er zat iets vies en stekeligs in. Zo kon hij niet op visite. En ik had natuurlijk geen hondenborstel meegenomen. Dus met de vingers dit allemaal uit z’n oor gepeuterd:
img_20191109_1123478438099581371668569261.jpg
terwijl hij hypernerveus stond te bibberen. Het is zo’n watje.
Op naar het feest.

We kwamen ter plaatse. Afgezien van dat ik in de eerste minuut al een ladder in mijn feestpanty had gemaakt en iemand op Lenny’s staart ging staan zodat het beest zo’n gil liet horen dat de hele party even stil viel en de dader een hoofd als een tomaat kreeg ook al zeiden we dat er echt niets aan de hand was, hebben we ons keurig gedragen en echt genoten van het feestje.

Om half 10 ’s avonds waren we weer terug in ons huisje en we wilden nog een nieuwe houtkachel-poging doen. Bert had het voor elkaar gekregen om een stukje van de ruit doorzichtig te krijgen .
Ach wat een lustig vuurtje brandde er nu!
img_20191109_2205575668816323440607795872.jpg
Toen het wat minderde wilde Bert de boel een beetje oppoken en opende het deurtje. Onmiddellijk kolkten zuilen dikke donkergrijze rook de kamer in. Ik kon nog net met een astmatische piep: “Lenny kom!” uitbrengen voordat ik met hem de slaapkamer invluchtte en daarna de deur stijf gesloten hield. Voor de zekerheid zette ik het raam open. Vanuit de huiskamer klonk gestommel en gebonk, Bert probeerde de ramen en deuren te vinden om die tegen elkaar open te zetten en toen ik vroeg: “Kan ik al weer komen?” hoorde ik een gesmoord antwoord waaruit ik een ‘nee’ opmaakte.
Na een poosje klonk het wat helderder: “Kom maar” en durfde ik de slaapkamer uit. Het was inmiddels een stuk lichter in de kamer want alles stond tegen elkaar open. Stervenskoud, maar de kachel hebben we verder maar gelaten voor wat ie was. Dan maar ongezellig de cv aan.
Alles walmde naar rook, ik ging lekker douchen. Maar de douche hing, nadat Bert er gebruik van had gemaakt, te hoog. En wel zo hoog dat ik er ook niet bij kon om hem te verstellen. Ik stond in m’n blootje te kleumen en moest alweer Bert erbij halen. Daar kwam mijn redder, die met een ferme ruk de douchekop naar beneden trok en daarmee direct  de hele douchestang van de muur. Oei. Ding er weer aangeschroefd en eindelijk onder de douche. Ik was zo koud geworden dat ik het water flink heet liet worden. Dat hielp. Ik droogde me af, had deze keer mijn bril en pantoffels niet in de douchecel dus liep direct de gang in. Een overdovend PIEEEEEP PIEEEEP PIEEEEP! Ik schrok me wezenloos en sloeg m’n handen voor mijn oren, het deed gewoon pijn. Door de stoom die uit de douchecel kwam bij het openen van de deur ging de rookmelder af.
We hadden een poosje eerder een complete rookvergiftiging op kunnen lopen en dood neer kunnen vallen zonder alarm, maar na het volkomen onschuldige douchen was er ineens hysterie.
Mijn held kwam natuurlijk weer aanrennen om me uit de brand, die er niet was, te redden.

We bestegen onze bedden en Bert boog zich naar me over voor een nachtzoen. Helaas plantte hij zijn elleboog in de kier tussen de 2 matrassen, die verschoven daardoor en als in slow-motion zag ik mijn man wegzakken in de diepte. Ik keek hem na.
Luctor et emergo. Hij worstelde en kwam boven. .
Poging twee voor een nachtzoen lukte wel en we deden het licht uit. Hé wat raar, gister was het veel donkerder. “Nou zeg” mopperde ik, “Moeten de buren nou echt zo’n schijnwerper aan hebben. Moet je kijken hoe fel door het gordijn, zo kunnen we toch niet slapen”.
Bert daalde weer af naar de slaapkamervloer en gluurde door het gordijn.
De schijnwerper kwam uit onze eigen douchecel, door de PIEEEEP commotie was ik vergeten het licht uit te doen. Nu Bert toch al uit bed was kon hij de lamp direct wel even gaan uitdoen. Hij zat toch al in zijn heldenrol.

De volgende ochtend ging Bert douchen en ik alvast even met Lenny uit. Die stond in zijn enthousiasme met z’n staart tegen de douchedeur te kwispelen. Bert dacht dat er geklopt werd en galmde: “Ja, wat is er?”
En liet vervolgens zijn doucheschuim van het raamricheltje op de tegelvloer vallen zodat de dop barstte en niet meer dicht kon.  Ik heb maar even nergens op gereageerd.

We ontbeten met een omelet want we hadden geen brood maar wel eieren en ham, en daarna gingen we wandelen. Het was prachtig weer en we hadden een route van ruim twee uur uitgezocht met halverwege het Bezoekerscentrum Dwingelderveld.
Ik genoot in het bos en ik zag van alles. Was helemaal enthousiast toen ik reeënsporen ontdekte.
img_20191110_1256413088540560189875718076.jpg
“Jij bent toch eigenlijk wel mijn eigen Klukkluk hè?” zei Bert.
Klukkluk. Waarom nou niet Pocahontas of voor mijn part Winnetou?
Nee, Klukkluk, daar kon ik het mee doen.

In het bezoekerscentrum dronken we een sapje en kon ik ook even toiletteren. Er waren 2 damestoiletten met de deuren in een hoek van 90 graden tegenover elkaar. Toen ik mijn deur weer open deed had iemand de andere deur wijd open laten staan zodat ik het toilet uitliep maar het toilet weer in liep en vice versa,  ik kwam er niet uit omdat ik niet kon zien hoe dat nou zat met die deuren! Het is me uiteindelijk gelukt voordat Bert me ging zoeken, maar het was bizar.

Aan het eind van de wandeling belandden we in de Bospub, voor een biertje en een borrelhapje. Het was er zo gezellig, we konden hier net zo goed eten in plaats van nog ergens in Dwingeloo. Ik had niet zo’n grote trek en koos een salade met zalm.
De bestelling kwam en ik kreeg een bord ter grootte van de radiotelescoop van Dwingeloo vol met salade en zalm. Goeie genade.
Ik heb nog niet de helft opgegeten en, omdat ik het zo zonde vond dat het weggegooid zou worden, gevraagd of ik de rest mee kon nemen. Dat kon, ik kreeg een flinke plastic bak mee, waar eerder 2,5 liter frambozen-ijs in had gezeten. Niet bepaald een tupperware bakje dus, maar de salade ging mee!

Toen we klaar waren was het inmiddels donker, maar we konden wel door het bos naar huis, zei Bert. Als we de rode paaltjes volgden kwamen we zo weer op het park.
Alleen zijn rode paaltjes  in het donker niet rood hebben we gemerkt. Op een gegeven moment liep het pad dood en konden Bert, Lenny, de bak met zalmsalade en ik niet verder.
Verdwaald in het donkere bos.
Ineens een felle krijs zodat we allemaal, behalve de bak sla, opschrokken, maar dat was vast een uil, zeiden we dapper tegen elkaar.
“Jij hebt toch een lampje op je telefoon?” vroeg ik aan Bert.
“Mijn telefoon! Die ligt nog in de Bospub!” riep hij.
Dus Bert, Lenny, de zalmsalade en ik keerden weer terug op onze schreden. Inmiddels kreeg ik het lumineuze (letterlijk!) idee dat ik toch ook wel ergens een lampje op mijn telefoon moest hebben. Struikelend over boomwortels, glijdend door de blubber en ondertussen naarstig bij “instellingen” zoekend met de bak sla onder de arm geklemd, slaagde ik erin om het lampje aan te doen.
Bert kreeg zijn telefoon weer terug en we vingen nogmaals de donkere boswandeling aan. Lenny snapte er allemaal geen bal van, dat heen en weer gestrompel van ons.
Het was echt pikdonker, geen maan, geen sterren en ook nog wat mistig. Ik voelde me alsof ik in een verhaaltje van W.G. Van der Hulst liep. “Het was bitterkoud en donker en de arme kindertjes waren verdwaald in het bos” ,declameerde ik. “Gelukkig hebben we eten mee”,  zei Bert droogjes.
Uiteindelijk zagen we de lichtjes van het park. We hadden het gehaald!

In het huisje gingen we inpakken, we zouden naar huis. Hebben we alles?
“Ik ben m’n t-shirt kwijt” zei Bert. Maar er lag nergens meer wat.
De lieverd had het bij het beddengoed in de sloop gestopt die als waszak diende en inmiddels in het halletje stond.
“Ik snap het wel, het lijkt ook zoveel op een laken”, zei ik.
“Nou het is toch ook wit” ,verdedigde Bert zich.

We gingen! En we reden in 1x goed, we waren niks vergeten en we hoefden niet in bedden te klimmen en ook niet in afgronden te verdwijnen want we waren weer thuis.

Vanmorgen trok ik mijn trui zowel binnenstebuiten als achterstevoren aan.
Ik weet niet of het nog goed komt met ons.

 

11 gedachten over “National Lampoons Dwingeloo

Geef een reactie op Annelies Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.