Mijn writersblock is nog niet voorbij. Maar ik heb nog wel wat in de archieven.
Dit is een inzending voor een schrijfwedstrijd geweest. Niks mee gewonnen maar je kan tenslotte niet altijd winnen.
Het thema was “Onder de boom” , de invulling vrij. Mijn verhaal is gebaseerd op ware gebeurtenissen.
“Henk”
Het was dat Henk zulke priemende oogjes had, anders zou je niet eens kunnen zien wat zijn voor- of achterkant was. Een klein mannetje, met een enorme hoeveelheid lang grijs haar: een verdeling tussen hoofdhaar en baard was niet te zien. Hij droeg immer dezelfde versleten kleren en zo te ruiken deed hij niets aan persoonlijke hygiëne. Een schilderachtige figuur, bekend in het hele dorp.
We mochten Henk wel, al had hij vreemde ideeën over mijn en dijn. We konden hem zomaar aantreffen op onze oprit terwijl hij trossen druiven van de pergola afknipte.
Hij sloopte een stuk draad uit een omheining van een willekeurig weiland, omdat hij mij daarmee wilde helpen toen ik mezelf buitengesloten had.
Hij kwam met een hogedrukspuit aan, toen we het terras aan het schoonmaken waren. Die had hij ‘ergens’ gevonden. Want behulpzaam was Henk, gevraagd of ongevraagd. Je kon er donder op zeggen dat, als je met een of andere klus bezig was, Henk eraan kwam kuieren ,alsof hij van iets of iemand een seintje had gekregen dat hij weer nodig was. Je rook hem haast al voor je hem zag, slenterend met zijn handen in de kapotte broekzakken en een brandende sigaar ergens ter hoogte van zijn mond tussen het haar gestopt. Hij mompelde dan, zonder de sigaar uit z’n mond te nemen, wat in zijn onverstaanbare dialect en na een paar minuten was hij bezig je te helpen. En als je niet uitkeek nam hij het over. Want eigenwijs was hij ook, hij wist hoe het allemaal moest.
Het allermeest hield hij van zagen. Als hij ook maar dàcht dat we met iets van hout bezig waren kwam hij eraan met de kettingzaag.
“Hoeft niet Henk, we redden het zo wel”, zeiden we vaak haastig. Toen we een keer een omheining hadden gemaakt met paaltjes en gaas, en de paaltjes niet van gelijke hoogte bleken te zijn, verscheen uit het niets Henk met z’n kettingzaag. Hij startte het knetterende ding en met zijn nietige lijf racete hij langs de omheining om de palen een kopje kleiner te maken, met bewegingen die een gitarist in een hardrockband niet zouden misstaan.
Er was één ding waar Henk niet aan mocht komen, in geen geval. Dat was onze kastanjeboom. Die was groot, heel groot, en Henk popelde om de boom te snoeien. Ik heb hem regelmatig echt verboden om zich met die boom te bemoeien en ben altijd bang geweest dat we op een keer thuis zouden komen om te zien dat Henk de boom te lijf was gegaan. Want Henk wist immers veel meer van bomen dan wij, vond hij zelf. En wat Henk wou, gebeurde. Tenminste, ook dat vond hij zelf.
Toch is onze kastanjeboom gespaard gebleven. Henk mocht een esdoorn omzagen en een andere esdoorn snoeien, we konden hem dus tevreden houden.
Hij was voor het hele dorp actief met zijn kettingzaag. Henk was alomtegenwoordig. Al bleef het een eng gezicht: klein harig mannetje, grote gevaarlijke kettingzaag.
Wat hij het liefst deed, is uiteindelijk ook zijn dood geworden. Met de kettingzaag was hij in een grote boom geklommen, natuurlijk zonder zekering want daar deed hij niet aan. Het waaide nogal, maar daar maalde Henk niet om. Maar een grote windvlaag liet een tak zwiepen en Henk werd daardoor uit de boom geslagen. Toen hij de grond raakte brak hij zijn nek.
Daar lag hij, dood onder de boom. Alsof de boom had teruggevochten. Deze dood paste zoveel beter bij hem dan welke andere dan ook. Wij denken dat hij zijn einde niet anders gewild zou hebben.
Het is stil in het dorp, want Henk is er niet meer.
Heel mooi geschreven. Maar ja ik ken ” Henk ” ook al van jongs af.
LikeGeliked door 1 persoon