Om half 9 in de auto op zaterdagochtend. Er moet wel een goede reden zijn om mij in het weekend op die tijd uit bed te laten komen, laat staan al opgetut en wel in de auto te laten weg te rijden.
Maar er was een uitstekende reden: vandaag ging ik, samen met mijn zus Toos, onze buurvrouw en buurmeisjes van vroeger ontmoeten. Via een facebooksite over Hilversum had ik na ongeveer 45 jaar weer contact met Joke gekregen, mijn oudste buurmeisje. Zij nam het initiatief om Toos, mij, haar zus Ivonne en ons andere buurmeisje Rita bij elkaar te brengen.
Allemaal opgegroeid in dezelfde flat in Hilversum, hadden wij heel wat herinneringen op te halen en te delen. De moeder van Joke en Ivonne, die wij tante Sieni noemden ( in die tijd was het nog not done om gewoon de voornaam te gebruiken, het was ‘tante’ en ‘U’) is van onze ouders de enige die nog in leven is en zij zou het ook geweldig vinden om ons allemaal weer te zien.
Dus het plan was snel gemaakt: Datum prikken, verzamelen bij tante Sieni, daar koffie drinken en dan een rondje door onze buurt maken. Er werd een appgroepje aangemaakt voor de praktische zaken en tevoren hadden we al veel voorpret. Vandaag was de dag.
Tante Sieni woont een paar straten van onze oude flat vandaan, en ik was benieuwd of ik het zonder navigatie en puur op mijn herinnering kon vinden. Met gepaste trots mag ik meedelen dat ik in 1x helemaal goed ben gereden. Ik wist de weg nog, al hadden de straatnamen een hoog ‘O JA’ gehalte. Ik blijk de laatste van het gezelschap te zijn die aankwam en ik ben niet eens fashionable late.
Daar zitten ze, tante Sieni en mijn buurmeisjes. En ik herken ze allemaal direct. Natuurlijk, iedereen is heel veel jaren ouder geworden. Maar toch is iedereen nog zoals ik me haar herinner, zelfde uitstraling, zelfde manier van praten.
Wat is het heerlijk om iedereen weer te zien! Koffie uit ouderwets bekende kopjes en kletsen maar. Alsof we helemaal niet een pauze van 45 jaar gehad hadden, het gaat allemaal zo gemakkelijk. We hebben poezie-albums mee en lachen om de versjes die iedereen erin heeft geschreven. Wat een stichtelijke wensen voor zulke kleine meisjes, met veel moeilijke volwassen woorden. Tante Sieni lacht zich tranen om het eigengemaakte versje wat ze in mijn album had geschreven:
Er liggen fotoboeken op tafel, sommige foto’s ken ik, anderen zijn nieuw. Wat heerlijk om zo terug te kijken op onze kindertijd. Weet je nog, die wigwam? Ach kijk ja, zwemles. O, toen was Ivonne jarig en gingen we patat eten! Kijk, dit ben jij en dat is Joke, daar Ivonne, Jan Willem, Toos, Rita… o en Eefje en Marjolein en dit is ehm… o ja nichtje Willy. En wie is dit? Er valt een stilte. Niemand heeft enig idee wie er achteraan op de foto staat. Dat zal dan de Mystery- guest wel geweest zijn, we komen er niet uit.
Foto’s van al onze ouders, die nog lang samen in de flat zijn blijven wonen toen wij allemaal het huis uit waren. Wat mooi om te zien , wat hebben ze het goed gehad samen.
Ik vraag :”Hoe oud bent u nu, tante Sieni?’
“Volgende maand word ik 90” zegt ze. “En hoe oud ben jij?”
“Ik ben 57”, antwoord ik. “O, dan ben jij nog maar een snotneus”, lacht tante Sieni.
We halen met z’n allen een hoop herinneringen op en ik merk duidelijk dat ik de jongste was en van veel dingen geen weet had. Ik hoor van stiekem roken, van fikkie stoken op de hei, van heimelijk naar een kelder gaan waar een bandje speelde, van geklier op school en strafregels schrijven. Ik geniet ervan, vroeger mocht ik daar natuurlijk nog niet aan meedoen met de groten, nu wel. Overigens vraag ik me af of ik er überhaupt wel aan mee gedaan zou hebben, ik was veel te bleu en te braaf.
We gaan als buurmeisjes even een rondje lopen in onze oude buurt. We komen bij de school waar we allemaal op zaten. Hij staat er nog, precies zoals wij het ons herinneren. Er is alleen een stuk aangebouwd, maar de karakteristieke lokalen, elk met een eigen ingang, zijn er allemaal nog.
We gluren naar binnen en kunnen de geur van potloden en gum haast ruiken. Er staan wel andere struiken rond de school. Vroeger waren het wilde rozen. Als die bloeiden was ik bijna jarig. Als ik nu ergens die geur ruik, denk ik daar nog aan.
Het grote schoolplein is er ook nog en we lopen erover. Een paar kleine jongens zijn daar aan het spelen. “Dit is onze school hoor!” zegt een van de ventjes. “Leuk!”zeg ik.”Maar weet je? Eigenlijk is het ook onze school. Want toen wij kinderen waren gingen we ook hier naar school”
“Echt waar?” vraagt hij ongelovig, terwijl hij naar ons kijkt, vrouwen van tegen en in de zestig.
“Ja, echt waar”, knik ik. “Jeetje” zegt hij vol ontzag. “Wat zijn jullie dan groot geworden”! Geweldig, hij zegt niet ‘oud ‘, maar ‘groot’. Dat is immers je doel als kind, groot worden. En ja, wij zijn groot geworden, alle vijf.
We slenteren verder door de straten en wijzen elkaar telkens: ‘Kijk daar woonde die-en-die. En o ja, daar hij van zus-en-zo. Klopt, die had een zusje en die zat bij mij in de klas. En hoe heette dat gezin dat daar woonde ook al weer, iets met –burcht , of – berg, wat was het?
We komen in de straat waar een tante van Toos en mij woonde. Tante Sjaan. Iedereen had in die tijd wel een tante Sjaan. Wij hadden er zelfs twee. We halen herinneringen op aan het groentewinkeltje wat iemand daar in een kelder had. In mijn herinnering ging mijn moeder daar iedere maandag andijvie kopen, ik had daar een enorme hekel aan. We zullen vast ook wel eens wat anders gegeten hebben, maar in mijn geheugen zijn wasdag en andijvie onlosmakelijk aan elkaar verbonden, bah.
We lopen de hoek om en komen in onze eigen straat. De kleuterschool waar ik heenging is er niet meer, er staan nu mooie appartementen. De straat is lang, er staan 4 flatblokken en wij woonden in de laatste hiervandaan gezien. Ze stonden op de nominatie om gesloopt te worden maar dat gaat niet door, de woningen worden nu verkocht.
Vanuit het naastgelegen trappenhuis komt juist een man naar buiten stappen en ik schiet hem gelijk aan. Wil hij alsjeblieft een foto maken van ons allemaal in het portiek van onze flat? Dat wil de man best doen en hij schiet een paar leuke plaatjes van ons.
Ik kijk naar ons huis. Het ziet er zo anders uit, straalt geen gezelligheid uit. Ineens gaat ook de luxaflex dicht, we zijn blijkbaar gespot door de huidige bewoner, en niet welkom. De tuin waar we zoveel in gespeeld hebben met z’n allen ligt er aan de voorkant verwaarloosd bij, een en al onkruid, en aan de achterkant is het helemaal dicht met een gammele schutting, waarboven een krakkemikkige partytent uitsteekt. Onze mooie Goudenregenboom is weg, maar de hazelaarstruik is helemaal uit z’n krachten gegroeid en een wanstaltige boom geworden. Ik vind hier niks terug van mijn jeugd. Ik kijk naar het raam van de kamer die eens van JanWillem was. Er hangt een verschoten gordijn en er staat een wereldbol in de vensterbank. Dan moet ik toch even slikken. Die had JanWillem ook…. De buurmeisjes kijken naar hun eigen woning, eentje boven die van ons, en eentje aan de andere kant van het trappenhuis helemaal bovenaan. We halen herinneringen op aan de andere benedenbuurman, die een groentetuin had. Dat vond ik als kind helemaal niet mooi, maar Ivonne vertelt dat het van bovenaf heel leuk was om te zien, die keurige groentebedden die je per week zag groeien en veranderen. We praten even over het echtpaar dat uit Indonesië kwam, hij altijd in zijn kaki kleren alsof hij nog op de plantage liep, zij op haar hurken in een sarong-achtige jurk om te wieden tussen de groenteplanten.
Ik loop het paadje weer af, waar ik vroeger zo vaak met mijn poppenwagen heb gelopen. Voel me een klein beetje verdrietig, maar tegelijkertijd ook zo blij,dat we hier nu weer samen zijn.
We steken ook even over om de hei op te lopen. Tenminste, vroeger was het hei, nu moet je eerst een flink stuk bos door om bij de hei te komen.
Ik probeer de twee grote Amerikaanse eikenbomen te herkennen, waar je zo mooi in kon klimmen en waar ik dan vervolgens niet meer uit durfde, zodat mijn grote broer te hulp moest komen. Het heuveltje, waar we ’s winters van af gleden met de slee. Die was toch veel hoger vroeger? Is hij echt lager geworden of komt het omdat wij zelf zijn gegroeid?
We lopen via een andere weg weer terug naar het huis van tante Sieni. Langs de winkels, o ja! Vroeger zat daar de bakker, en daarnaast de A&O, en dan de slager. Op de hoek de drogist, waar je voor 5 cent snoep kon kopen en waar onze moeders ook petroleum haalden. Maar wat zat er ook alweer tussen de slager en de drogist? We kunnen het niet meer bedenken, tot ik het later op de middag ineens weet: een fysiotherapeut. Goed, hoeven we daar tenminste niet van wakker te liggen vannacht.
Het is zulk heerlijk weer, dat we bij tante Sieni in de tuin kunnen zitten om lekkere broodjes te eten. En nog steeds praten en praten we maar. Ineens heb ik heel even het gevoel dat mijn moeder naar ons kijkt.
Ik kijk omhoog naar de stralend blauwe lucht en zeg in gedachten tegen haar: “Mooi hè mam, dat we weer bij elkaar zijn”.
We hebben het met elkaar ook zoveel over haar en pa, en over Rita’s ouders, ze zijn erbij.
Het is zo bijzonder allemaal. Het is met een reünie vaak: ‘Leuk je te zien! Hoe gaat het met je en wat doe je nu?’ En daarna ben je eigenlijk wel uitgepraat.
Deze keer niet, hoor. We voelen ons allemaal op ons gemak. De band die we vroeger hadden en we eigenlijk niet hebben onderhouden, is er nog helemaal. Hoe bijzonder voelt dat!
We krijgen van tante Sieni een cadeautje, fresiabolletjes, zo leuk. Ik zal ze met liefde verzorgen.
Aan het eind van de middag stappen we allemaal weer op. Sommigen hebben nog andere afspraken. Sommigen moeten nog een eindje reizen.
We nemen afscheid, maar iedereen heeft het gevoel dat we elkaar vaker willen zien. We spreken af de foto’s door te appen, we houden contact.
Als ik terug rij naar huis, weer zonder navigatie, ben ik nog helemaal vol van vandaag. Er is zoveel gebeurd in mijn hoofd. Wat zijn de jeugdherinneringen ontzettend belangrijk voor ons allemaal en wat is het bijzonder dat we, nadat we allemaal onze weg gegaan zijn, elkaar vandaag weer gezien hebben.
Tante Sieni zei:”Hier kan ik weer een hele poos op teren”. Dat gevoel heb ik ook.
Thuis drink ik een biertje met Bert. Ik vertel en laat foto’s zien. We halen voor het gemak even een frietje en we kijken tv, een detective, maar ik kan me niet goed concentreren. Mijn gedachten zijn nog in Hilversum. Bij vandaag en bij vroeger. En het voelt goed..
Door jouw verhaal was ik weer even aan het logeren in de Erfgooiërsstraat.Ik denk terug aan de geuren van het Indische eten van mevrouw Broks,door jou oneerbiedig (mevr. Broks prakje)genoemd. Ank.
LikeLike
Toen Toos heel klein was, en de geuren van het eten door het trappenhuis walmden heeft ze gezegd; “Zo lekker stinken, mevrouw Brocx prakje!” En dat is er ingebleven in ons gezin 😀
LikeLike
Mama toch……….hihihihi.
LikeLike
Wat een warm verhaal. Fijn hè die jeugherinneringen! Heerlijk om een onbezorgde en vrolijke jeugd te hebben om op terug te kijken.
LikeLike
Wat mooi dat je dat herkent
LikeLike
Wow prachtig, ik droomde even mee terug in de tijd😘
LikeLike
Mooi hè… ik vond het ook fijn dat ik jullie flat nog op de foto kon zetten voor je. De flats in de Verschurestraat zijn trouwens mooier onderhouden dan die op de Erfgooiersstraat. Het zag er allemaal heel vriendelijk en netjes uit daar
LikeLike
Fijn om te lezen dat het zo leuk is geweest! Wij waren zoals je weet afgelopen mei nog in de Erfgooiersstraat geweest en idd is het erg veranderd. Maar de mooie herinneringen blijven, die neemt niemand je meer af. En ik begrijp nu dat de huizen toch niet worden gesloopt, dat is ook positief! En wat bijzonder dat tante Sieni er ook bij kon zijn. Fijn dat jullie zo hebben genoten!
LikeLike