Alle berichten door Annelies

Kreun en steun

Zonder te willen klagen moest ik toch erkennen dat ik voetklachten had. Ik wilde niet klagen omdat ik dankbaar en blij ben, dat ik na de lange brekerij-gipserij-operatiederij-nog een keer gipserij -periode weer goed kan lopen.
Toch merkte ik dat ik, juist omdat ik weer veel liep, pijn in mijn been kreeg. Omdat ik mijn voet verkeerd neerzet en het niet zelf kan corrigeren. Want aan de geopereerde kant is een teen verlamd en die raakt de grond niet.
Lang verhaal kort (dat lukt eigenlijk niet meer na zo’n uitgebreide inleiding): ik ging weer terug naar de orthopedisch chirurg, besprak opties en liet me in overleg doorsturen naar een fysiotherapeut en een orthopeed.


Vorige week liet de zeer vriendelijke en vrolijke orthopeed mij in een bak met oase stappen (ieuw, raar gevoel!) om voetafdrukken te maken. Tot mijn vreugde zei hij daarna, dat we het met steunzolen gingen proberen, voordat aangepaste schoenen aan de orde waren. Dat maakt het toch allemaal wel wat makkelijker, of niet dan? 
Vandaag kon ik de zolen al ophalen. Ja, twee want het is beter voor de balans als je op dezelfde soort zolen loopt, zei meneer. Wat ik uiteraard ogenblikkelijk aannam. 

Ik moest ervoor naar de stad, maar sinds de vakantie draai ik mijn hand daar niet meer voor om. Ik stadsrij of rij stad alsof ik nooit anders gedaan heb: wegopbrekingen en omleidingen, bussen, duizend slingerende en, naar het soms lijkt, levensmoede fietsers doen me niets meer. Nou ja, bijna niets, ik moet niet overdrijven.
In ieder geval, netjes op tijd was ik bij de praktijk, en precies op tijd om de deur open te doen voor een heel oude meneer. HIj zat op een scootmobiel formaat zitmaaier en wilde met het hele gevaarte naar binnen. De deur was breed genoeg maar de draai naar de wachtkamer was wat krap.
Hij bleef ook nog op de drempel hangen en toen hij er uiteindelijk overheen schoot had hij zoveel snelheid dat hij die krappe draai niet op tijd kon maken en tegen de muur knalde .
‘Oeh!’ riep ik verschrikt, maar de man suste: ‘O, dat gebeurt zo vaak, niks aan de hand.’
Hij had ook een stootrand om zijn voertuig heen zag ik, was ook niet voor niks dus.
Toen meneer vervolgens de hele middenruimte in beslag had genomen met zijn vehicle was er geen plek meer voor mij, want er waren nog drie oude heren met ieder een rollator.
Ik voelde me ineens superjong en mobiel, het zette alles even in perspectief. Ik kon prima even blijven staan.
Er werken daar meerdere orhtope.. wat is het meervoud eigenlijk? Orhopeden, peten? Maakt niet uit, mijn punt is dat de een na de andere oude man opgeroepen werd en ik steeds meer ruimte kreeg en uiteindelijk kon gaan zitten. Op het laatst was ik nog maar alleen over en keek ik op het scherm aan de wand naar gezellige filmpjes over knie-artrose, polsbraces, beenprotheses en een apparaat om zelfstandig steunkousen aan te trekken. Nadat ik de hele serie een keer of drie voorbij had zien komen, en de een na de andere oude man had zien vertrekken, was ik aan de beurt.
Weer bij de aardige man van vorige week. 

Ik moest mijn schoenen uitdoen en hij verdween daarmee in een andere kamer. Spannend!
Met een blij gezicht kwam hij uiteindelijk terug, mijn schoenen voor zich uit houdend alsof hij een dienblad met lekkere drankjes presenteerde en hij ging voor me op één knie zitten.
Ach! Dat had zelfs mijn man niet gedaan tijdens het huwelijksaanzoek. Ik voelde me als Assepoester die het glazen muiltje ging passen. 

‘Au!’ Het ontschoot me voor ik er erg in had. 
‘Uw schoen nu te klein?’ vroeg de orthopeed bezorgd. 
‘Nee, het voelt alsof ik op een knikker sta!’ lachte ik een beetje nerveus.
Goeiegenade, ik had de illusie dat deze zolen me meer comfort zouden opleveren maar zo was het dus niet.
De peed begon bijna te stralen. ‘Ja!’ zei hij, ‘Dan doet de zool zijn werk!’ Er volgde een verhandeling over platvoet en bolle voet en voorvoet en achtervoet en middenvoet en ik begreep ervan dat dit wel degelijk de stand van mijn voet corrigeerde. Vooruit dan maar, het zal wel wennen. 

‘En hoe verder?’ vroeg ik. ‘Direct veel lopen of opbouwen?’
‘Veel lopen, zoals u gewend bent. Dat is het allerbeste. Als u gaat opbouwen met een uurtje de zool in uw schoen en daarna weer eruit, kwelt u uzelf alleen maar langer. Even doorbijten nu.’
“Ah, zoals met een nieuw kunstgebit,’ zei ik. ‘Direct indoen, inhouden en doorbijten.
‘O, u heeft daar ervaring mee!’ zei hij.
Nee,’ zei ik.
Enigszins ongemakkelijke stilte. De man zal wel gedacht hebben: hoezo zeg je dit dan.
Toch was hij zo vriendelijk om te zeggen dat het wel een beetje vergelijkbaar was, maar dat de anatomie en de gevoeligheid van de mond wel heel anders waren als van de voet.
Ik wilde nog iets over gevoelige voeten zeggen, maar vond dat ik beter mijn mond kon houden, ik zou het alleen maar erger maken.  

Ik liep een paar stappen en de knikker leek haast al iets minder hard te zijn. Ik kreeg de binnenzooltjes van mijn schoenen mee in een tasje en de peed zei: als u nu andere schoenen heeft waar deze steunzolen niet precies inpassen, kunnen we altijd even kijken of daar iets aangedaan kan worden. Dan maakt u gewoon een afspraak met uw schoenen.’
Nu schoot ik toch echt in de lach en riep:  ‘Hahaha een afspraak met mijn schoenen! Ik hoop dat ze kunnen.’ 
Er verscheen een brede grijns op het gezicht van de peed toen hij zei: ‘Ja, misschien even in hun agenda kijken?’  
Gelukkig vond hij het ook grappig, want ik moet echt eens leren om niet alles eruit te flappen wat in mijn hoofd zit. 

Het stukje lopen naar de parkeerplaats was erg onprettig op mijn knikker. Maar het kan altijd erger, het had ook kunnen voelen als een legoblokje tenslotte. Dat monterde me wat op en nu in de loop van de dag voel ik het al ietsje minder.
Echt doorbijten dus, al is het geen kunstgebit. 

Jongens, binnenkort ren ik weer rond en ik kan gewoon door de zolen te dragen al zien dat de stand van mijn been anders is. Dit komt helemaal goed. Nu mijn impulsiviteit nog.

Hoedje

Voordat de herfst begint, wil ik een regenhoedje hebben. Zodat ik in weer en wind kan wandelen zonder te worstelen met paraplu’s. Een capuchon is ook geen optie, die dingen zijn altijd te groot. Als ik mijn hoofd draai, kijk ik in de binnenkant van de capuchon en bij het minste zuchtje wind waait hij af. De exemplaren met een trektouwtje zijn ook geen succes omdat de rand van de muts dan over mijn ogen komt.
Je zou het niet zeggen met mijn hersencapaciteit, maar ik heb een klein hoofd. Toen we een keer een scooter huurden was een kinderhelm de enige die goed paste. Met de zeldzame keer dat ik ging karten idem dito.
Dus alle mutsen en petten en hoeden zijn mij altijd te groot.
Maat XS was nou niet direct het streven voor alleen mijn hoofd, maar het zij zo.
Deze hele inleiding was nodig omdat een regenhoedje in mijn maat kopen nog niet zo makkelijk is dus.
Maar hoera, we hebben internet, daar moet iets op te vinden zijn wat niet one-size of minstens 58 cm is. 


Zoekterm ‘regenhoedje’ levert nauwelijks iets op.
Mijn altijd behulpzame echtgenoot tikt ‘zuidwester’ in. Dat levert een hele hoop resultaten op, maar niet wat ik wil. Ik ga tenslotte niet zeevissen of werken op een booreiland. 

Als ik bij ‘afbeeldingen voor regenhoedje’ zoek, kom ik de term ‘bucket hat’ tegen. 
Ik had het kunnen weten. Regenhoedje is hopeloos ouderwets, het moet een bucket hat zijn. 
‘Je kan ook een emmer op je hoofd zetten’ zegt mijn altijd romantische echtgenoot. Ik doe alsof ik het niet hoor.
Ik zoek in de collecties, want ik heb nogal wat eisen. Het moet dus een XS zijn, het mag niet teveel kosten en het moet waterdicht zijn, want bucket hats zijn er ook voor in de zomer tegen uv -straling op je knar,  en voor het vissen en surfen en golfen en dat doe ik allemaal niet. 

Onvermijdelijk kom ik bij de kinderhoedjes, ik tref een felgroene met kikkerogen erop. 
‘Die moet je nemen’,  zegt mijn altijd motiverende echtgenoot. ‘Dan kunnen de mensen in de buurt zeggen: ‘kijk het regent, de kikkers komen tevoorschijn’.
Ik doe alsof ik het niet hoor. 

Uiteindelijk kom ik uit bij het toepasselijke merk ‘Rains’ dat iets in mijn maat lijkt te hebben wat ook nog in mijn comfortzone ligt.
Natuurlijk klik ik het eerst op de categorie ‘sale’ en zie een XS waterdichte bucket hat!
Alleen is hij grijs. En mijn haar is ook grijs. Hebben ze ook andere kleuren? Beige, crème…
In principe maakt het me niet uit hoe ik er uit zie met zo’n hoedje, flatterend zal het sowieso niet zijn. Maar ik hoef er ook niet uit te zien alsof ik al een poosje dood ben, dus ik zoek nog even verder. Een blauwe, dat moet ‘m worden.  In mijn enthousiasme klik ik per ongeluk twee keer om het ding in mijn winkelwagentje te gooien en ik krijg een rode melding: ER IS NOG MAAR 1 OP VOORRAAD.
‘Ze schrikken zich een hoedje daar’ zegt mijn altijd grappige echtgenoot. Ik produceer nu toch een lachje en ga dan snel de bestelling afronden voordat iemand anders nog dit hoedje voor mijn neus wegkaapt.
‘Zo, die kan van je bucketlist’ zegt mijn echtgenoot nog, omdat hij weet dat ik totaal niets met bucketlisten heb. Ik doe alsof ik het niet hoor. 


Dit is ‘m geworden (maar dan een blauwe dus), het zou leuk zijn als ik er ook zulk mooi lang haar door kreeg. Maar dat zal een ijdele wens zijn, waarschijnlijk zie ik eruit als Miss Marple als ik hem opzet. Kan me niks schelen, ik kan aan de wandel in weer en wind (lees: heb dan ook geen enkel excuus meer om niet te gaan) 

Vanochtend had ik het hoedje gelukkig niet nodig, het is stralend nazomerweer en ik genoot van mijn wandeling. 
Ik kwam Sinterklaas tegen. Twee keer zelfs, de goede man liep blijkbaar dezelfde wandeling als ik, in tegenovergestelde richting. Hij had net als ik geen rok aan, maar blote benen onder een korte broek. Zijn lange witte haar wapperde onder een petje uit en zijn opwaaiende baard onthulde het logo van een blackmetal- band op zijn mouwloze t-shirt.
Volgens mij is het helemaal niet waar dat hij op 6 december teruggaat naar Spanje. Hij stapt ergens stiekem van de boot af en trekt zich terug in Noord-Groningen om daar incognito zijn heerlijk vrije maanden door te brengen voordat hij weer moet kleumen op kades en daken.
Ik zal nog wel eens aan hem denken als ik mijn regenhoedje op moet.  Een regenmijter bestaat volgens mij nog niet. 
Overigens hoop ik dat het nog een hele poos duurt voordat ik het hoedje op moet zetten. Dit heerlijke weer bevalt me uitstekend.
Het enige wat ik nu mis tijdens mijn wandelingen, is een plastuit. Dat wordt mijn volgende zoektocht en aankoop.
Een blog daarover zal ik jullie besparen.

Ripperda

Ooit van Ripperda gehoord? Ik wist alleen dat het een wijk in Winsum is, net als Potmaar , Lombok en Obergum.  Waar de naam vandaan kwam, daar had ik geen idee van en ik heb me daar ook nooit in verdiept.
Maar nu weet ik iets meer van Ripperda. Het was een Groninger die leefde van 1682 tot 1737 en hij heeft een rol gespeeld in de internationale politiek.
Met, naar het schijnt, kwistig gebruik van listen en zelfverrijking.

Hm, ik ga niet in op de politiek van vandaag, maar direct komen er toch een aantal associaties met deze tijd…. 

Terug naar de geschiedenis. Ik heb nooit op school geleerd over Johan Willem Ripperda. Jullie? Als ik niet een aantal maanden geleden een aankondiging had gezien met deze naam, als onderwerp van een openlucht theatervoorstelling met in de hoofdrol Bert Visscher, had ik er de rest van mijn leven evenmin iets over geweten. 

Toen was mijn belangstelling gewekt. 
En die van heeeeel veel andere mensen want alle voorstellingen zijn uitverkocht, wat neerkomt op zo’n 24.000 bezoekers.
Dus hoe het ook zij, vanaf nu is Johan Willem Ripperda uit de geschiedkundige anonimiteit gehaald. 
Hij is destijds hier vlak in de buurt geboren in een verarmde adelijke familie. Hij probeerde zich, nadat een verstandshuwelijk met een rijke vrouw zijn positie verbeterde, te manifesteren in de Groningse stadspolitiek, is actief geworden bij de Staten Generaal in Den Haag (toen al het middelpunt van de landelijke politiek blijkbaar), is op de een of andere rare manier Nederlands ambassadeur geworden in Spanje, heeft daar een korte maar hevige rol gespeeld in de politiek door een Verdrag van Wenen tot stand te brengen, (ik schrijf expres ‘een’ want er zijn nogal wat Verdragen van Wenen geweest)  ook weer door listen en bedrog, is daarna gevangen gezet, hij ontsnapte naar Marokko, heeft daar gedoe met een sultan gehad, die op zijn advies de oorlog aan Spanje verklaarde, vluchtte na verlies naar Tunesië  en kreeg uiteindelijk voorgespiegeld door een andere handige Harry (die eigenlijk Theodor von Neuhof heette) dat hij Koning van Corsica kon worden, maar dat werd nooit werkelijkheid.
Ripperda was 57 toen  hij overleed, na een veelbewogen leven, ook in privé-opzicht. 

Dit is wat we weten uit de geschiedenis: 

Deze foto’s zijn overgenomen uit het boekje wat wordt uitgereikt bij de voorstelling.

Een theatervoorstelling is natuurlijk een bewerking, waarbij details anders ingevuld worden en niet 100% de geschiedenis gevolgd hoeft te worden.
Het uitgangspunt is hier de Groninger Ripperda. Wat voor mens het geweest kan zijn. Een bedrieger? Een opportunist? Wat heeft hem bewogen, was zijn afkomst iets om trots op te zijn of om te ontstijgen? 

We hebben het gisteravond gezien. En ik heb echt genoten. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik aan het begin een beetje moeite had erin te komen. De vorm van het stuk, de stijl van de teksten, de uitbeelding van de personages, ik moest eraan wennen.
Maar toen ik zover was, zat ik er ook helemaal in.
Op mijn stoeltje op de steil oplopende tribune, met mijn thermoshirt onder mijn jas en mijn poncho onder handbereik, liet ik me helemaal meevoeren in het bedrieglijk eenvoudige decor waar de spelers, de muzikanten en het koor hun ding deden.
Het was puur theater, met pakkende personages die met ogenschijnlijk eenvoudige middelen bijzondere situaties uitbeelden. Ik vond het geweldig.

Het was niet toegestaan om foto’s te maken, dus we hebben alleen onszelf even gekiekt in de pauze.

Wat een leuke entourage was dat ook, het was inmiddels donker en op het terrein van Maarhuizen branden lichtjes en dat gaf zo’n fijne sfeer. 

Het was een bijzondere avond uit.
De locatie, het stuk met de personages, Bert Visscher die niet de hysterische figuur was die we in zijn eigen shows zien, maar die toch onmiskenbaar zijn eigen lachjes en debiele stapjes deed als dat zo uitkwam, de bezoekers die niet opgedoft waren voor een theateravond, maar dik aangekleed en gewapend met kussens, plaids en poncho’s… nogmaals, ik heb genoten. 

En ik heb er nog iets van meegenomen.  Josepha, Ripperda’s tweede liefde, zegt:
‘Zolang je dingen kunt verzinnen, ben je onverslaanbaar.
Zolang je dingen kunt verzinnen, ben je vrij’  

Dit raakte me en ik zal het ook nooit meer vergeten.

Kleuterjuf

Nog een paar dagen en dan gaat mijn kleinzoon voor het eerst naar de basisschool. De kleuterperiode is aangebroken. 
Hij krijgt een juf en een meester.  Dat vind ik ZO leuk! Het basisonderwijs is wat mij betreft veel te veel een vrouwenaangelegenheid, en de spaarzame meesters zijn eigenlijk altijd leerkracht bovenbouw. Maar hier dus niet, en ik denk dat het enorm goed is dat jonge kinderen zowel van een man als van een vrouw les krijgen.
Het is haast beladen wat ik nu zeg, vanwege alle genderissues momenteel, maar in het kader van de diversiteit juich ik het alleen maar toe dat er een meester is voor de kleuters. 

Een paar dagen de ene leerkracht en een paar dagen de ander, dat is helemaal normaal. Toen ik begon als kleuterjuf was dat nog helemaal niet zo. Leerkrachten stonden 5 dagen per week voor de klas. Ik ook. En er was een aparte kleuterschool en lagere school.
Dan werd er tegen kinderen , als ze 6 werden, gezegd dat ze nu naar de grote school mochten! De opleiding was ook anders, voor kleuterleidster of onderwijzeres. Dat vond ik op zich niet slecht, kleuters hebben andere dingen nodig als grotere kinderen. Wat ik wel idioot vond, was dat de kleuterleidstersopleiding met een lagere vooropleiding gevolgd kon worden dan de onderwijzersopleiding.
Het voelde (en nog steeds) voor mij net zoals het feit dat in sommige beroepen vrouwen minder betaald krijgen dan mannen, voor hetzelfde werk.
Alsof een kleuterleidster minder hoefde te weten van pedagogiek, methodiek en didactiek dan een onderwijzeres. Alsof het kleuteronderwijs niet helemaal voor vol aangezien werd dus. 

Maar er kwam al gauw verandering in, want toen de kleuterschool en lagere school samen gingen als basisschool kon er natuurlijk geen onderscheid meer gemaakt worden tussen de leerkrachten. Ik hoefde dus alleen een applicatiecursus te volgen om ‘volledig bevoegd onderwijzer’ te worden. Wat weer ergernis opwekte bij de al volledig bevoegde onderwijzers omdat ze vonden dat hun beroep zo minder serieus genomen werd. Rare rivaliteit was dat, blij dat dit volkomen uit de wereld is nu. 

De meeste jaren in mijn onderwijsloopbaan heb ik in deeltijd gewerkt, duo-baan noemden we dat. Geen idee of dat nog zo heet, ik ben al 18 jaar geleden het onderwijs uitgestapt.
Maar jongens wat ik heb ik met veel plezier gewerkt, zowel met de kinderen als met mijn duo, die toevallig ook Annelies heette. We waren zo goed op elkaar ingespeeld, we konden met elkaar lezen en schrijven om maar even in stijl te blijven. Natuurlijk werkten we vrijwel nooit tegelijk, alleen op feestdagen en op ouderavonden en 10 minuten gesprekken. Maar we hadden heel veel contact en ik heb er gouden herinneringen aan. 

Talloze kleutertjes heb ik onder mijn hoede gehad, sommige jaren had ik een klas van 36 of zelfs 38 kinderen. Niet ideaal, zeker niet, maar we dealden ermee. Het was hard werken om te proberen iedereen voldoende aan bod te laten komen, te geven wat hij/zij nodig had. Ik hoop ook echt dat dat zoveel mogelijk gelukt is.
Maar op de een of andere manier ging het praktische gedeelte van omgaan met zo’n grote groep meestal toch best. Je wordt vanzelf een kei in organiseren en voorbereiden, maar ook in het flexibel zijn en de hele boel omgooien als dat beter werkt.
Natuurlijk zijn er ook jaren geweest met kleinere klassen. En in de loop der tijd ga je ervaring krijgen, en een bepaalde routine in dingen waarbij dat kan.

In het kleuteronderwijs heb ik altijd heerlijk mijn eigen ei kwijt gekund. Veel bedenken, vertellen, verzinnen en doen.
En ook lekker af en toe volkomen de mist ingaan, zonder dat je lieve kleuters daar echt iets van merken.
Zoals een keertje in de herfst: natuurlijk moest er een herfsttafel komen. Kinderen namen blaadjes, eikels en kastanjes mee en zelf zocht ik ook in het weekend wat dingen in het bos. Ik vond een eikenblad met een galappeltje erop en ‘s maandags in de kring zou ik er wat over vertellen. Op kleuterniveau natuurlijk, over het larfje van een galwespje dat daar in woonde en te eten had tot het zou verpoppen tot een wespje. 

Ik zou wel even laten zien hoe het galappeltje er van binnen uitzag en waar het larfje woonde. Sneed vervolgens per ongeluk niet alleen het galappeltje maar ook het larfje in tweeën….. Ik geloof dat ik er snel iets van gemaakt heb dat het larfje niet thuis was en dat ik alleen het appeltje wilde laten zien, ik weet het niet precies meer. Dat werkte blijkbaar, In ieder geval heb ik later niet van ouders gehoord dat ik wel heel gruwelijk aanschouwelijk onderwijs gaf.

In de winter ging ik eens in de klas vetbolletjes maken, voor de vogeltjes. Kleuters  in de kring op veilige afstand van mijn elektrische kookplaatje, waarop een pannetje met vet stond. We moesten even wachten tot het vet heet was, dus we zongen een paar liedjes. Blijkbaar zongen we nogal lang, want toen het zover was dat ik het vogelvoer in het vet kieperde, was dat veel te heet geworden. Och arme vogeltjes, met veel ge-plopperdeplop veranderde de mais in popcorn. De kleuters keken me zeer verbaasd aan waarom ik zowat van mijn stoel rolde van het lachen.
We gingen nog maar wat zingen tot het vet wat afgekoeld was . Het zal vast Iets over een potje met vet geweest zijn.

Ik heb ook zulke leuke herinneringen aan sommige individuele kinderen. In deze blog ga ik geen namen noemen natuurlijk, dat hoort niet.
In die tijd gingen de kinderen nog tussen de middag naar huis in de lunchpauze en als we dan ’s middags weer begonnen deed ik vaak bij wijze van geheugenspelletje: wat heb je thuis gegeten?  De meesten hadden brood gegeten, een enkeling warm en éen meisje vertelde stralend dat ze een tosti met kaas had gekregen.
‘Kind, wat heerlijk,’ zei ik. ‘Dat zou ik ook wel willen!’
Prompt stond ze de volgende ochtend voor schooltijd voor mijn neus met een versgebakken warme tosti in folie. Vervolgens zat ik pontificaal  op mijn juffenstoel een tosti te eten, terwijl de ouders die binnen kwamen: ‘Wat ruikt het hier lekker!’ zeiden en ik vriendelijk ‘Goedeborgen’ knikte met volle mond.
Een andere keer vertelde een kind  over de aardappeloogst en zei: ‘Ik neem morgen een aardappel voor je mee’
‘Leuk’ zei ik en verwachtte een aardappeltje. Werkelijk ik kreeg de grootste aardappel die ik in mijn hele leven gezien heb. We konden er met ons gezin van vier makkelijk allemaal van eten en toen had ik serieus nog over om de volgende dag op te bakken.  

Als we juffendag hadden, waren Annelies en ik allebei tegelijk voor de klas. We waren dan vaak verkleed volgens een of ander thema en de kinderen ook.
Omdat we dan onze verjaardagen vierden,  hadden kinderen ook cadeautjes mee. En overal waren we natuurlijk even blij mee. Tekeningen, chocola, doucheschuim, kaarsjes…. al die lieve dingetjes waren met zorg uitgekozen voor de juffen.
Annelies pakte hetzelfde pakje uit als dat ik had gekregen en riep blij:  ‘O, kijk toch eens juf, een Laproos!’
Vervolgens moest ik bijna gereanimeerd worden, ik stikte van het lachen en kon nog net piepen dat er voor de zwarte letters ‘laproos’ op het pakje nog een fraaie krullerige roze letter K stond…  Ook hier snapten de kleuters weer totaal niks van, waarom moesten de juffen nou tranen uit hun ogen vegen? 

Toen ik in de levensfase zat dat ik weer naar andere mannen mocht kijken, liep er eens een ontzettend leuke verwarmingsmonteur rond op school. Juist die dag had ik twee vlechtjes met strikken  in, een jurkje met schortje voor, kniekousen aan en een rood hoofddoekje om.
En natuurlijk geen andere kleren bij me.
Echt, waarom juist toen… 

Nou ja, er kwam later een andere monteur op mijn pad. En die was de aanleiding dat ik het onderwijs vaarwel zei.
Met Annelies heb ik altijd contact gehouden. Binnenkort zie ik haar weer, ze gaat met pensioen.
De jonge juffen van toen zijn oma’s.
En mijn kleinzoon gaat dus volgende week voor het eerst naar school.
Een heel mooie tijd gewenst,  mijn lieve jongetje. Met hopelijk juffen en meesters die met net zoveel plezier werken als ik heb gedaan.

(geen) archeoloog

Als heel klein meisje antwoordde ik, als iemand aan mij vroeg wat ik later wilde worden: ‘Juf en moeder.’
Toen ik wat groter werd, kreeg ik andere plannen. Ik zou archeoloog worden. Het leek me geweldig om dingen op te graven die honderden of misschien wel duizenden jaren oud waren.
Stille getuigen van mensenlevens van lang geleden. Het aantal generaties wat vóór mij op de aarde rondgelopen heeft is zo onvoorstelbaar groot, ik kan het niet bevatten. 

Er is altijd een bepaald verlangen in mij geweest om er meer van te weten, dingen te ontdekken, misschien zelfs wel verloren gegane kennis weer naar boven te brengen. Het intrigeerde me, en nog steeds, dat àl die generaties mensen hun leven hebben geleefd, met enorme verschillen met het onze, maar ook met enorme overeenkomsten.
Al die mensen zijn geboren, opgegroeid, hebben liefgehad en gerouwd, hebben gedanst en gehuild, hebben gewerkt, zijn ziek geweest, hebben gegeten en gedronken en zijn vroeg of laat gestorven.

Er is meestal niets meer te vinden van hun leven, wat vertelt wie ze waren. Alleen soms nog wat fragmentjes.
Ik wilde graag zulke fragmentjes vinden. Reconstrueren welk leven de individuen geleefd hadden, stuk voor stuk uniek, zoals wij stuk voor stuk uniek zijn.
Niet de mens als soort bestuderen, maar als persoon. Wat deed iemand op een dag, van wie hield ze, wat geloofde ze, wat was belangrijk voor haar. Of hem natuurlijk.

Waarom ben ik dan geen archeoloog geworden? Omdat de praktijk niet zo rooskleurig is als mijn idealen.
Vroeger ging ik met mijn schepje de hei op. Dan groef ik ergens zomaar wat, droomde ervan dat ik iets belangrijks zou vinden, ik ging helemaal op in mijn spel. Want dat was het, en het was heerlijk. Ik groef een plantenwortel op en speelde dat het een botje was. Een steen was een werktuig. Een stuk hout was een overblijfsel van een vuur. 

In het echt werkt het niet zo. De archeologenwereld bestaat natuurlijk niet uit Indiana Joneses, maar ook niet uit louter Zawi Hawass’en.
Een standaard archeoloog moet tegen primitieve leefomstandigheden kunnen, zich in een hiërarchie schikken en vooral bestand zijn tegen een eindeloze reeks teleurstellingen.
Conclusie: ik ging terug naar mijn oorspronkelijke plan en werd juf en moeder. Ben er gelukkig mee!

Wat niet wegneemt dat mijn interesse (passie wil ik het nog niet noemen) voor archeologie altijd gebleven is. Ik bekijk allerlei programma’s en documentaires, bezoek musea, hou via het nieuws ontwikkelingen bij en lees boeken.
Nog steeds met hetzelfde onbestemde gevoel: het niet kunnen bevatten hoelang geleden iemand geleefd heeft en me er toch mee verbonden voelen. En er meer en meer van willen weten.

Daarom was ik ook heel blij dat ik onlangs het Ringheiligtum Pömmelte heb kunnen bezoeken. Ik citeer: 

In juli 2008 werden bij Pömmelte-Zackermünde, niet ver boven Halle in Sachsen-Anhalt, belangwekkende 4300 jaar oude houten restanten van een groot complex blootgelegd. Het complex bevat monumenten die aan Stonehenge doen denken en stamt ook uit dezelfde tijd. We noemen dit een woodhenge, vergelijkbaar met stonehenge maar dan niet gebouwd van steen maar van hout. Vermoed wordt dat de constructies gebruikt zijn voor offer- en dodenrituelen. Tijdens de opgravingen zijn vele offervondsten aangetroffen, wat laat zien dat er complexe rituelen hebben plaatsgevonden. In het oostelijke gebied van het terrein is een concentratie aan graven gevonden.

Het hele gebeuren is in de afgelopen jaren gereconstrueerd, want hout laat wel sporen na maar bestaat niet meer na 4300 jaar.


Vrij toegankelijk en bij lange na niet zo toeristisch als Stonehenge. Wel heel indrukwekkend. Precies om de redenen die ik hierboven noemde.

Er lagen ook stenen platen op de grond op plekken waar vondsten waren gedaan. Gebruiksvoorwerpen, gereedschappen, maar ook skeletten of delen daarvan.
De doden waren met zorg begraven. De mensen waren zoals wij, ze hadden lief en ze rouwden. We weten niet waarom sommige in de buitenring van de cirkel zijn begraven en anderen op een aparte begraafplaats.

Het is gissen, we weten te weinig. Theorieën neem ik (misschien arrogant) vaak met een aantal korrels zout. Het is een aanname en wie weet zitten we er wel volkomen naast.

Zo zei Bert bijvoorbeeld:  er wordt nu wel steeds gezegd dat die poorten waar op midzomer en midwinter de zon precies door schijnt, om spirtuele en religieuze redenen gemaakt zijn, vanwege een vereringscultus. Maar wat nou als het gewoon een kalender was? Dat het duidelijk was op welk tijdstip van het jaar ze zaten?
Die theorie vind ik zelf heel aannemelijk, de zonnewijzer werkt immers ook zo. Misschien was dit wel een voorloper daarvan. 

Hoe het ook zij, ik vond het indrukwekkend om er te zijn. Natuurlijk wist ik dat deze palen nieuw waren en dat de versierselen ook een aanname zijn. Maar hier hadden bijna 45 eeuwen geleden mensen gelopen, net als ik nu. Ze woonden er in de buurt en hadden er geen flauw idee van dat duizenden jaren later hun plek een archeologisch monument zou zijn, waar toeristen op af komen. 

Er kwam een groep kinderen aan, van rond 10 jaar oud, schat ik. Schoolklas, kamp, ik weet het niet, maakt ook niet uit. De meester of begeleider hield een verhaaltje en wilde weer verder.
Drie jongetjes stonden, bij een steen met afbeeldingen, te praten, te wijzen en te discussieren, ze waren heel geestdriftig. 
‘Milan, Willie, hierkomen, we gaan!’ snerpte de meester. De jongetjes merkten het amper, ze waren helemaal in beslag genomen door de steen. ‘WE GAAN WEG, NU KOMEN!’ Meester werd geïrriteerd.
Wat een gemiste kans was dat. Ik popelde om de man aan te spreken en te zeggen dat deze jongetjes zo enthousiast waren over dit onderwerp dat hij ze juist nog van alles moest vertellen en hun vragen beantwoorden. Dit was toch geweldig! Maar hij was alleen maar ongeduldig en wou weg, hij riep nog een keer.
Met tegenzin gingen de jongetjes naar hem toe, tot eentje zich omdraaide en nog snel even terug naar die steen rende. Meester slaakte een duidelijke zucht, ging het kind achterna en sommeerde hem mee te komen. Zonder te vragen wat het mannetje zo graag nog wilde weten of vertellen over deze bijzondere plek. Zo jammer.
Ik hoop dat ik het als juf anders gedaan heb. 

Later heb ik nog even helemaal alleen in de cirkel gestaan en langs de ring gelopen.Er was helemaal niemand op dat moment, zelfs Bert niet.
Ik probeerde het gevoel op me in te laten werken dat ik stond op een plek waarvan eigenlijk alle herinnering al verdwenen was. Een plek die per toeval herontdekt was. Die duizenden jaren geleden gonsde van de activiteit en waar ik nu heel alleen tussen de wilde bloemen stond.
Hoeveel plekken als deze zijn er nog meer, waar wij nog niets van weten? Of niets meer van weten?
Stiekem droom ik misschien toch nog wel om een keer iets te ontdekken….

Meisje op zondagmiddag

Zojuist hoorde ik deze weer eens: 

Een liedje wat me altijd enorm raakt. Ik vind de muziek mooi, en de tekst heeft veel raakvlakken met hoe ik het zelf in mijn jeugd ervaren heb. 

Zondagmiddag negentienvijftig
Met mijn vader naar de kerk
Voor mij is het een wekelijks uitje
Voor hem is het zijn dagelijks werk
Het kerkje staat in Brandeburen
Heidenskip noemen de Friezen het
De garagehouder komt ons halen
In zijn zwarte Chevrolet

De kosteres zet mij op mijn plaatsje
In de ouderlingenbank
Ze geeft mij twee pepermuntjes
Wat zegje dan!’
Ik mompel: Dank
Als alle mensen zijn gezeten
Verschijnt de ouderlingenrij
Vader loopt daarin als tweede
Klimt op de kansel, knikt naar mij

Jongetje op zondagmiddag
Dat niets begrijpt maar alles hoort
Verliefd is op de stem van vader
Die rustig voorleest uit Gods woord
In de verte loeien koeien
Een eendejager lost een schot
Maar niets verstoort de stem van vader
Die voorleest uit het woord van God

Terug in de consistoriekamer
Staan de thee en koekjes klaar
Vader bevrijdt zich uit zijn toga
En jaagt de brand in een sigaar
Maar ik heb eventjes geen aandacht
Voor de daden van mijn held
Ik mag collectezakken legen
Helpen bij het tellen van het geld

Wij rijden door de Friese weiden
Benzine ruik ik, gier en hooi
De chauffeur vraagt hoe ik de preek vond
Vader glimlacht, ik zeg: Mooi
Het is maar tien minuten rijden
Thuis wacht moeder, nog meer thee
Ik mag de togakoffer dragen
En een volgend keer weer mee

Jongetje op zondagmiddag
In de ban van vaders stem
Dat niets begrijpt maar heel goed luistert
Of hij zacht klinkt of met klem
Jongetje op zondagmiddag
Dat niets begrijpt van de Heilige Geest
Maar weet dat die stem op zijn mooist klinkt
Als vader uit de bijbel leest

Uit: Dankzij De Dijken (1994)   Muziek: Henk Hofstede / Robert Jan Stips

Mijn vader was geen dominee. Hij was wel ouderling en diaken.
Over het algemeen ging ons gezin 1x naar de kerk, op de ochtend, naar de Noorderkerk in Hilversum.
De middagdienst van 5 uur bezochten we niet samen.
Maar als mijn vader dienst had in de middag, dan ging ik graag mee. Gewoon hij en ik.
Ook ik mocht dan in de ouderlingenbank zitten, met een paar pepermuntjes in de zak van mijn jas.
Heel alleen zat ik in een hoekje, terwijl het orgel speelde en de kerkgangers een plekje zochten. Maar ik voelde me heel bijzonder, omdat ik in die bank mocht zitten.
‘sMiddags was de kerk altijd wat minder vol, maar de sfeer was anders. Fijner, serener. En als het ‘t seizoen was dat het om 5 uur al donker was, dan straalden de ronde glazen lampen aan het hoge plafond met een zachte gloed en ik vond die sfeer heerlijk. 

Als de ouderlingenrij dan kwam, liep mijn vader voorop als hij ouderling van dienst was en deed de aankondigingen.
Had hij ‘gewoon’ dienst, of was hij die periode diaken, dan liep hij ergens in de rij. Netjes in pak gestoken, want alleen op zaterdag had hij een ‘weekendshirt’ aan.
Daarna kwam hij naast me zitten in de bank en zongen we samen uit één psalm- of gezangenboek. Later werd dat vervangen door het ‘Liedboek der Kerken’.
Mijn vader zong altijd uit volle borst, hij had best een goede stem. Maar hij had altijd haast, liep minstens een halve noot vooruit op de rest van de goegemeente.
En ik zong mee, met mijn kleinemeisjesstem.
Tijdens de preek zat ik lekker tegen hem aan. Ik begreep net zomin als Freek veel van wat de dominee vertelde. Maar de stem van dominee Goeman was mooi en ik hield ervan. 

Ik had van mama twee kwartjes meegekregen voor de collecte, die ik netjes in de zwartfluwelen zakjes deed toen die langskwamen. Ik mocht dan, omdat ik aan het eind in de bank zat, de zak doorgeven naar de volgende rij. Omdat de collectezakken bij het begin achter in de kerk werden aangegeven, waren ze al goed zwaar tegen de tijd dat ik ze, (de ouderlingenbank stond vooraan) aanpakte. Dat was soms een heel gewicht in die smalle handjes. 

Als de dienst was afgelopen, ging de hele kerkeraad inclusief dominee als eerste weg. En dan mocht ik naast mijn vader meelopen naar de consistorie.
Net als Freek mocht ik helpen met het tellen van het geld.
De zakken werden geleegd in een stapel blikken schalen met gaatjes, die mocht ik schudden en dan vielen vanzelf de centen, stuivers, dubbeltjes, kwartjes, guldens en rijksdaalders in de aparte lagen. Het briefgeld deden de volwassenen, ik mocht rijtjes maken van het muntgeld op de grote consistorietafel.
10 guldens naast elkaar en dan rijtjes eronder, 4 rijksdaalders, 4 kwartjes, 10 dubbeltjes en van de stuivers dubbele rijen van 10.
Zo werd alles geteld en genoteerd. 

En dan nam degene die verantwoordelijk was alles mee en gingen wij naar huis. Niet met de Chevrolet, maar op de fiets, ik bij papa achterop.
Dan kwamen we bij mama en mijn broer en zus en was het eten klaar. 

Het is een fijne herinnering,die me nog steeds een  gevoel van vertrouwdheid en veiligheid geeft.

Die togakoffer kon ik dus niet dragen, want een lid van de kerkeraad droeg geen toga.
Maar toch doet die zin in de liedtekst me ook aan mijn jeugd denken.
Mijn vader ging altijd op de fiets naar zijn werk en had zo’n leren tas mee, die ook vaak als schooltas gebruikt werd.
Aan het eind van de middag vroeg ik aan mijn moeder of het al tijd was en als ze knikte dan ging ik naar de hoek van de straat. Daar wachtte ik op mijn vader. Ik zou hem al van ver aan kunnen zien komen, de Erfgooiersstraat in Hilversum was lang en recht. Om de tijd te doden hield ik mijn hand om de lantaarnpaal en slingerde mezelf er in eindeloze rondjes omheen. Af en toe de andere kant op, om niet te duizelig te worden.
En als hij er dan aankwam, stapte hij af op de hoek waar ik stond. Dan gaf hij mij de fiets, ik stak mijn been onder de stang van het frame door en fietste zo staand op de trappers naar huis, terwijl mijn vader achter me aanliep. Voordat hij de fiets in de fietsenkelder bracht, haalde hij zijn tas van de bagagedrager en die mocht ik dan dragen. Ik sjouwde de grote leren tas het trapje van het balkon op naar de keukendeur, waar mijn moeder steevast zei: Kind kind, heb je zoveel huiswerk? Ik genoot daarvan,altijd weer. Dan voelde ik me zo gewichtig! 

De Noorderkerk bestaat allang niet meer. Dominee Goeman is al heel lang geleden overleden. De guldens en rijksdaalders zijn verleden tijd. Mijn vader en moeder leven allang niet meer. Alleen de leren tas is er nog, die bewaar ik zorgvuldig.
Net als de intens goede herinneringen.

Oogkl’app’en

‘Ongelooflijk, dat de primitieve mens zoiets kon maken!’ zei de presentator van het tv programma, wijzend op een millennia- oude muur. De enorme stenen waren zo in vorm gehakt dat ze perfect in elkaar pasten en zonder cement eeuw na eeuw hadden doorstaan.
En ik dacht: de arrogantie! Primitief, hoezo?
Heb je niet in de gaten dat juist wíj primitief zijn en steeds primitiever worden? 

Wij hoeven niet meer na te denken. Overal is een app voor, we drukken maar een knopje in en het wordt voor ons gedaan. 
We hoeven de weg niet meer te weten, de navigatie app vertelt ons waar we heen moeten. En we volgen blindelings, zonder er maar één gedachte aan te wijden.
Apps die vertellen hoe het met onze gezondheid is, hoeveel we bewegen, wat we moeten eten of juist niet. Wanneer het licht aan moet, wanneer het tijd is om even te gaan staan of juist te gaan zitten. Alles nauwgezet bijgehouden door de computer in zak- of zelfs nog kleiner formaat.  We hoeven er zelf niet bij na te denken, doen we iets goeds dan worden we beloond met een reward, doen we het fout krijgen we een oeps-melding.
Je hebt de indruk dat het persoonlijk is, maar niets is minder waar. Je doet zelf niets meer, je volgt alleen nog maar. 

We staan overigens nog maar aan het begin hiervan. Daar ben ik van overtuigd. Artificial Intelligence was er al een poos maar begint nu in ieders dagelijks leven een rol te spelen. 
Ik vind het eng. Puur omdat het geestdodend is. Ieders persoonlijkheid, talenten, hebbelijk-en onhebbelijkheden worden afgevlakt. Omdat je niets meer hoeft te doen, je hoeft nergens je hersens of je persoonlijkheid voor in te zetten. Hoeft? Misschien zelfs wel ‘kan’. En dat is nog veel enger.

AI ‘denkt’ voor je en bepaalt voor je. Maakt voor je en beslist voor je. Stuurt je en houdt je tegen.
Als een overheersende ouder die alles voor zijn/haar kind doet, regelt en bepaalt. Zogenaamd uit bescherming en voor je bestwil. Maar in waarheid uit controledrang.
Zo kan het kind zich niet ontplooien, wordt zijn persoonlijkheid onderdrukt en groeit het op tot een gefrustreerd mens of een onzeker en hulpeloos mens. Of misschien wel beiden. 

Wij worden allemaal steeds hulpelozer. En we laten het gebeuren. Want we willen allemaal die app en denken dat we dan alles kunnen. Maar we kunnen niks meer op den duur. Niet beslissen, niet nadenken. Niet tekenen, componeren of schrijven. Niet ontwerpen, niet ontwikkelen. Niet voelen hoe we ons voelen. Het wordt voor ons gedaan. 

Doemdenker? Complotdenker? Zo zie ik mezelf niet. Toen ik in de kinderschoenen stond, stond de computer dat ook. Ik heb alle ontwikkelingen gezien. Er is veel goeds gebeurd.
Maar wat ik nu zie, staat me tegen. Benauwt en beklemt me. Beperkt me. 

Soms word ik wat meewarig bekeken. Alsof ik niet met mijn tijd mee wil gaan. En misschien is dat ook wel zo. Niet vanwege ‘ik heb het altijd al zo gedaan’.  Maar omdat ik mijn eigen AI wil houden. Mijn Annelies Intelligence. 

foto: Pixar Wall-E

O wat zijn we blij

Veel bedrijven werken aan een positieve uitstraling. Dat is leuk natuurlijk, want er is al veel te veel negativiteit in de wereld.
Maar soms gaan ze wel ver, eerlijk gezegd. Zijn ze zo enthousiast en blij met mij, zo begaan met mijn welzijn, dat het ongeloofwaardig en zelfs wat belachelijk begint te worden. 

Ik heb jaren geleden een keer een fluitketel besteld bij Villeroy & Boch. Zo lang geleden, dat ik inmiddels al een andere heb. Maar ze zijn me daar niet vergeten hoor! Ik kreeg een smekende mail vorige week: 


In gedachten zie ik dan iemand huilend achter z’n bureau dat mailtje typen, op verzenden drukken en daarna snikkend een collega om de nek vallen.
‘Ze komt vast niet meer…het is over… het is voorbij. Ik heb nog een laatste poging gedaan.’
Collega troost met een kopje thee (fluitketels genoeg daar) en zegt: ‘Het is wat het is, je zult er aan moeten wennen dat ze niet meer terugkomt.’ 
Wat een drama.

Over drama gesproken: PostNL. Niks ten nadele van de werknemers, ik weet dat iedereen zich daar uit de naad werkt voor een te laag salaris. Maar er gaat zo vaak wat fout, pakketjes zoek, lange wachttijden, te laat bezorgde verjaardagskaarten of cadeautjes, de organisatie daar is **piep***
Dat gaat al jaren zo. En als er dan weer eens wat fout ging met de Track en Trace lag er dit op de mat: 

Lief toch? Moest blijkbaar het zakelijke niet-thuisbericht wat persoonlijker maken. Je zou zo terug schrijven: ‘Och, ik heb jullie ook gemist hoor!’
Maar die briefjes zijn al een poosje verleden tijd. Ik heb overigens niet de illusie dat de bezorgers daar door wat ontlast worden. Meer het idee dat  het puur eigenbelang is van hogerhand, om kosten te besparen. Maar dat is weer een ander onderwerp.

Waar het ontzettend leuk moet zijn om te werken is Hobbii. Iedereen is daar zo vreselijk blij om alles! Ik ben maar 1 klantje van een internationale kring, maar echt. Het neemt bijna Bijbelse proporties aan, zo verheugd als ze zijn om en met mij. Het is niet meer van deze tijd om gemeste kalveren te slachten, anders deden ze dat. Moet je kijken: 

Ja Simon, Fenne, Emma en andere Hobbiisten (ze ondertekenen iedere mail persoonlijk), ik word ook enthousiast van garentjes, maar jullie overdrijven. En hier word ik echt een beetje wee van: 

Onze lieve Chatbot Teddii? Hoe oud is jullie gemiddelde klant, toch wel de kleuterleeftijd ontstegen denk ik?

Ik had een vrieskastje gekocht voor in de bijkeuken, omdat het vriesgedeelte onder onze koelkast wel erg klein is. Verder geen bijgedachten bij, het was gewoon handig.
De fabrikant begreep dat en zette een gezellige tekst op de doos: 

Beetje overbodig misschien, maar ach, het was wel aardig. Wel in schril contrast met de foto op de voorkant van de gebruiksaanwijzing. Het wordt een karig feestje vind ik persoonlijk. Had ik geen hele vrieskast voor hoeven kopen. 

 

Maar dan slaan ze door:  

Toe jongens, hou eens op nu. Ik voel me als klant niet meer serieus genomen, wanneer bedrijven zo gaan doen.
Ik weet niet of het een soort mindfullness moet uitstralen of dat het een tegenwicht moet zijn voor kille commercie, maar het is zo misplaatst!
Het is handig om een vrieskastje te hebben, maar ik ga echt niet nu meer genieten of wegdromen omdat ik plek heb voor een extra zak aardappelkroketjes.  Laten we alles wel even een beetje in de juiste context zien, oké?
  

Conclusie van mijn hele verhaal en gratis tip voor bedrijven:

Positiviteit uitstralen? Prima, mooi. Trekt klanten aan.
Overdrijven?  Niet doen. Het wordt lachwekkend en onwaarachtig. Je bereikt het tegenovergestelde van wat je wilt. 

Voor in mijn schatkist

Vanmorgen zwaaide ik naar Bert, toen hij wegreed met de auto. Zoals iedere ochtend. Maar deze keer zwaaide ik stiekem ook even naar wat hij mee had. 

De restanten van het speelhuisje. Wie zwaait er nou naar stukken plastic?  Nou, ik dus. Wie wordt er nou emotioneel van stukken plastic? Nou ik dus. Overigens kan ik overal emotioneel van worden, dus dat is niks bijzonders.
Maar natuurlijk gaat het niet om die stukken plastic. Die zijn verschoten, gebarsten en gaan niet voor niets in de grote container. Het gaat om de herinneringen. 

Dit speelhuisje heb ik jaren geleden aangeschaft en Tim heeft het in elkaar gezet. Die woonde nog hier toen. Dat alleen al is genoeg om me weemoedig te maken. (Ik moet echt eens wat aan mijn hang naar vroeger doen….)
In de jaren daarna hebben talloze kindertjes er plezier mee en van gehad.
Pleegkindjes, opvangkindjes en op het laatst zelfs ons kleinkindje. 

Het huisje is van alles geweest. Om te beginnen natuurlijk een klimtoestandje met glijbanen.
Er werd daar dankbaar gebruik van gemaakt, van klein tot groot. 

Klein: ‘Ga zitten! Alleen op je billen glijden. Eerst gaan zitten! Goed zo. Nee, niet weer zo naar boven klimmen. Op het trapje! Ja, zo, heel knap!’ (deze zin herhalen zo vaak het nodig is) 

Groot: ‘Je mag er wel afspringen, maar alleen als er geen kleintjes zijn. Die moeten niet op ideeën gebracht worden natuurlijk! Ho, niet meer dan 2 tegelijk boven, anders wordt het te zwaar. Even wachten tot (naam invullen) beneden is, dan kan jij erbij.’ 

En alles wat daar tussenin zat;  ‘Ja je mag ook op je buik glijden. Blijf nou niet zitten onderaan, een ander wil ook graag. Wat kan je dat al goed. Ja, ik kijk hoor! Knap gedaan zeg, wat een kunsten!’  

Maar het ding was nog veel meer.
Een piratenuitkijk. Een zombiekasteel. Een lanceerplatform voor astronauten. Een eindpunt voor een heldenqueeste. Een basis voor superhelden. Een politiebureau met gevangenis.Een flat met buren onder en boven. Een ziekenhuis voor poppen en knuffels.
Meestal verzonnen de kinderen zelf al die dingen en ik genoot echt van hun spel en fantasie.
Een andere keer speelde ik mee. Dan was ik een heks (met kakelend lachje natuurlijk) die het kasteel had betoverd, met zeven sloten. Nee, niet die waar je tegelijk in kan lopen, maar van die sloten waar je sleutels voor nodig hebt. Die sleutels konden wel bemachtigd worden, maar daar moesten ze wat voor doen. Raadsels oplossen, opdrachten uitvoeren.
Wat hebben we daar ook ontzettend veel plezier mee gehad, zowel de kinderen als ikzelf. 

Het was een sterk huisje. In een stormachtige nacht kreeg het een halve kastanjeboom over zich heen. Het huisje keek ongelukkig maar was nog heel. 

Het werd ook gebruikt als slaapplaats, tafeltje, relaxplek en schaduwplek. Hoe multifunctioneel wil je het hebben. 

De periode met pleegkindjes werd afgesloten. En paar jaar later de periode met opvangkinderen ook. Het huisje werd oud, er kwamen barsten op cruciale punten, het was niet meer veilig. Nu moest het maar weg. 
Dus zwaaide ik het vanmorgen uit…

Voor onze kleinkinderen komt er wel weer wat anders. Ja, je leest het goed, kleinkindEREN.
In de winter krijgt onze Finn een broertje of zusje. Een heerlijke nieuwe periode om van te genieten, dit oma zijn. Dat vergeet ik echt niet hoor, met al mijn hang naar nostalgie.
Ik kan dan ook weer kijken, meespelen, genieten, zeggen : Alléén op je billen glijden, ga zitten hoor! Och wat knap, wat een kunsten kan jij maken!’
En een heleboel herinneringen toevoegen aan mijn schatkist.
Die is niet van plastic, daar komen geen barsten in. En die is nooit vol. Heerlijk is dat.

Wie doet er dan ook op zaterdag boodschappen…

Joepie, hier is weer eens een gastblog van mijn dochter Irene Hoos!

Boodschappen doen met een bijna -kleuter. Ik weet dat veel mensen denken ‘Pfffff ik ga liever alleen’. Maar ik heb er nooit zoveel moeite mee, ik vind het eigenlijk juist altijd wel gezellig.
Maaaar… er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen.

Meestal doen wij op maandag boodschappen voor een week, soms op woensdag.
Maar nu gingen wij een keer op zaterdag, om spullen te halen voor een vaderdagontbijtje en – diner.
Dus daar gingen we, samen op pad.
Om 9 uur ’s morgens parkeerde ik op de parkeerplaats bij de plaatselijke supermarkt.
Op zaterdagochtend staat daar de viskraam altijd. Waar ik om 9 uur dacht: oef die kibbeling gemengd met haring is best heftig, riep zoonlief gelijk ‘JAAA IK WIL KIBBELING’.
Hij was het niet gelijk eens met mijn ‘nee joh ,het is veel te vroeg’ en volgens mij zette dit de toon voor de rest van de boodschappensessie.


De shopsessie was écht leuk, begrijp me niet verkeerd. Want hij wist dondersgoed dat we voor vaderdag gingen en wees dingen aan (Dit vindt papa denk ik heel lekker!), die hij heel secuur uitkoos.
Ik genoot van de samenstelling van het ontbijt en al zijn ideeën die papa ongetwijfeld enorm zou waarderen.
Maar mijn rustige peuter, die normaal lekker in de wagen (in het grote deel want ‘ik ben wel een grote jongen’) zit, was deze zaterdag niet mee.
Wie er wel mee was, was heel het dorp. En omgeving. En provincie. Want goeie genade wat was het een partijtje druk in de supermarkt!
En natuurlijk juist nú wilde meneertje niet zitten in de wagen, maar staan, op de plek waar je een krat kan zetten. Prima. En de scanner vasthouden en scannen. Ook prima. Maar na elke boodschap die gescand werd, moest het ding weer helemaal terug in de houder gezet worden, met opvolgende frustratie dat ie hem er vervolgens niet meer uit kreeg. En dat niet 1 keer. Ook geen 2. En nee ook geen 3, ik kan nog even doorgaan. Zucht.


Het scannen verliep ook niet al te soepel want ineens hadden we 6 dozen van 2 vaderdagtompoucen.
Niet helemaal waar. Maar ja, knopjes!!!! Dus voor ik de scanner weer te pakken had hadden we er al 7.
Maar hoe makkelijk je iets opplust, hoe lastig je het er weer af krijgt, dan moet je het product scannen. Wat natuurlijk onderaan in de boodschappentas netjes stond weggestopt. Dus alles er weer uit, toestanden.
Inmiddels was ik de frustratie om de scanner en het op en af en op en af en op en af de wagen ook zat, dus ik zei: ‘Oké, nu heb je geen keuze, je gaat in de wagen.’
Wonderen zijn de wereld nog niet uit, dit ging zonder discussie. (oja na de kibbelingdiscussie hadden we ook nog een croissantjesdiscussie. Wat een nare moeder ben ik toch hè, niks mocht).

Afijn, dit ging soepel. Dacht ik. Want normaal gaat ie lekker zitten. Maar nu moest het figuur staan. Maar elke keer als ik dan weer verder reed, verloor hij z’n evenwicht en viel ie om. Op de boodschappentas. De tompoucen werden nog net niet geplet (had ik straks verdorie alsnog andere moeten halen en ze moeten scannen, dat zal toch niet…).
En maar lachen. (hij dan, ik niet). Dus ik zei op een gegeven moment:
‘Hou nou eens op met dat lachen, niemand vindt dit leuk, alleen jij!’
Maar terwijl ik dat zei, zag ik dat een oude man, zeker 80, die al een tijdje naar ons had staan kijken, voluit lachte. Dus ik vervolgde mijn zin met : ‘en u dus.’
Vervolgens kreeg de beste man een uitbrander van zijn vrouw, die het waarschijnlijk compleet niet oké vond dat haar man zo mijn opvoeding ondermijnde.
Och ik moest hier wel weer om lachen, heb ik ook weer voor een lolletje gezorgd.


Uiteindelijk kwamen we bij de kassa, met een scanner waar alleen artikelen opstonden die we daadwerkelijk hadden, een mannetje wat in de wagen zat, geen kibbeling en geen croissants, en wel twee tassen ontbijt- en dinerspul. Het moet niet gekker worden.
Voor mijn gevoel was het al half 4.
Het was pas 10 uur. Dus.