We zijn een paar dagen weggeweest. Ik ga nog schrijven over wat we allemaal gedaan en gezien hebben, maar eerst moet er iets anders. Omdat ik, nu ik thuis ben, overspoeld ben door herinneringen en emoties. Goede herinneringen en goede emoties. Maar wel heel intensief. Het voelt ook wel kwetsbaar, maar ik zit nou eenmaal zo in elkaar dat ik, als iets me raakt, er over wil schrijven.
Memory Lane, oftewel de Saftlevenstraat in Rotterdam. Op nummer 9b woonden mijn oma, opa en tantes. Een herenhuis waarvan zij de begane grond en het souterrain bewoonden.
Ikzelf was een heel klein meisje toen ik daar kwam, toen ik echt een schoolkind geworden was, waren mijn oma en opa overleden en de tantes naar de Alexanderpolder verhuisd.
En toch heb ik er vrij veel en vooral intens goede herinneringen aan.
Toen we er afgelopen woensdag naar toe liepen zag ik eerst al een toren waar ik echt nooit meer aan gedacht had maar die ik direct herkende. Die van de Arminiuskerk, weet ik nu.

Ineens voelde ik kriebeltjes in mijn buik, ik wist dat ik hier vroeger gewandeld had en dat dat leuk was.
Want voor mij als klein kindje was het altijd fijn om naar oma en opa in Rotterdam te gaan.
We liepen de Saftlevenstraat in en daar zag ik het huis. De gevel was nog precies zoals ik me die herinnerde, alleen was het lang zo groot niet meer.


De 3 granieten treden en de bovenste trede van marmer waren er dus ook nog. Een hele klim voor peuterbeentjes, voordat de voordeur openging en we een halletje instapten waar een prachtig geslepen glazen tochtdeur was. Daarachter een, in mijn herinnering, ontzettend lange gang met aan het einde de keuken. Daar kwam oma ons tegemoet, met haar witte schort voor, een brede glimlach en uitgespreide armen. Er hing een geur van verse koffie, sigarenrook en gezelligheid.
Het huis was smal maar lang , met verscheidene kamers achter elkaar. ‘Boven’ de kamer van opa en oma, een tussenkamer die als rookkamer gebruikt werd en een zitkamer, en aan het eind dus de keuken.
Er was zowel aan de voorkant als aan de achterkant een trap naar het souterrain, waar ook weer een aantal kamers achter elkaar lagen, die werden gebruikt door de tantes.
Bij beide trappen was een w.c., wat een luxe, twee toiletten! Eentje had een gewone zwarte bril, maar de andere een houten, waar een dikke noest inzat waar ik heel bang voor was. Dus daar wilde ik echt niet op.
Ik gluurde nu stiekem even door het raampje in de deur, zag wel de gang en de trap, maar de mooie tochtdeur was er niet meer.
Naast het huis was een poortje, maar dat zat op slot. Jammer, ik had ook graag nog even in de tuin gekeken. Ik zag gelukkig nog wel een boom. De stadstuin was er dus nog wel.
Ook die herinner ik me nog zo goed. Aan de voorkant was er alleen maar stoep, maar achter een echte tuin die je vanuit het souterrain kon bereiken. Door de kamer van tante Wil, die had tuindeuren.
Er lag destijds een grindpad in de tuin van grote stenen, veel groter als die we thuis hadden. En er waren bloemen en struiken en bomen. In de deuropening hing oma dan een schommel voor me op.
Lieve oma. Ik heb haar maar zo kort gehad, ik was een kleuter toen ze overleed. Maar het greep me nu aan hoeveel ze voor me heeft betekend en hoeveel ik nog weet van haar en mij samen.
Ik was, als ik het goed geteld heb, haar vijfde kleinkind. Maar voor wat betreft haar liefde en aandacht was ik net als haar eerste.
Oma duwde de schommel en zong daarbij een liedje. Nooit meer vergeten, afgelopen zomer zong ik het zelf nog, toen ik mijn eigen kleinkind op de schommel duwde:
Schommelen, schommelen, heen en weer
Hoger, hoger, telkens weer
Stevig hou ik de touwtjes vast,
Als een matroosje in de mast.
Binnen spelen was ook leuk. Ik kreeg een enorme benen kam en mocht daarmee de franjes van de vloerkleedjes netjes maken. En oma vond dat ik het prachtig deed, de kleedjes hadden er nog nooit zo netjes uitgezien.
Opa was ook lief. Hij rook altijd naar scheerzeep en sigaren, en soms een beetje naar cognac.
Hij reageerde weleens expres niet als ik, als peutertje, hem riep, omdat hij het zo grappig vond als ik ongeduldig werd. ‘Opa! Opa! Ooooopaaa! OOOOOOHOOOOP! Vooral dat laatste vond hij geweldig, heb ik me later laten vertellen.
Hij was wel een beetje teleurgesteld toen hij mij als tweejarige meenam naar Diergaarde Blijdorp en me van alles wilde laten zien, en ik bleek alle dierennamen al te kennen.
Toen al een betweter.
En de tantes. Tante Nel had haar kamer aan de voorkant in het souterrain. Er was een zwarte kachel en mooie blauwe stoelen, en bij tante Nel mocht je altijd spelen. Met haar sieradendoos, met haar sjaaltjes, op haar hakschoenen lopen. Maar ook haalde ze de viewmaster tevoorschijn met een hele doos schijfjes met mooie plaatjes. Ze had tekenspullen en plakkertjes en van alles wat leuk is voor een klein kind en was altijd heel lief.
Tante Wil had de kamer aan de tuinkant, daar kwamen we alleen als we naar buiten mochten. Eigenlijk was ik soms een klein beetje bang voor tante Wil, ze was ook heus lief maar had niet zoveel geduld als tante Nel en was ook veel strenger.
De kamers er tussen? Ik weet het niet meer, die waren vroeger in gebruik geweest door het grote gezin, maar de twee tantes waren de enige van de 8 kinderen die er nog woonden.
Maar toen ik er afgelopen woensdag was, zag ik veel meer dan alleen die gevel. Ik zag mijn vroege jeugd en was eigenlijk verbijsterd hoeveel ik van die paar jaar nog weet. Hoeveel impact die bezoeken aan oma, opa en de tantes hebben gehad.
Ik zag het interieur voor me, het uitzicht vanuit de keuken, de gordijnen aan de hoge ramen. Ik weet zelfs nog hoe de suikerpot eruit zag, geribbeld rood glas. (of misschien zou het nu kunststof blijken te zijn)
De gekrulde trapleuningen, de witte douchebak beneden, met een groene slang aan de kraan en een geel douchegordijn.
Hinkelen op de tegels in het souterrain. Verstoppertje spelen en als de zoeker de ene trap afging zelf gauw de andere trap weer op.
Taart eten bij oma in de keuken.
Ik heb nu nog wel een paar recepten trouwens van haar, die ik regelmatig maak.
Vanavond zou ik gaan koken, maar ik liep maar wat heen en weer, er kwam niets uit mijn handen.
Er was iets wat me bezig hield, maar waar ik mijn vinger niet op kon leggen.
Tot ik het ineens wist. Zo helder als een filmbeeld kwam een herinnering boven. En niet zomaar een, maar de àllervroegste jeugdherinnering die ik heb.
Ik was nog zo klein dat ik in een wandelwagentje zat. En oma was er. We waren bij een vijver en oma riep: ‘Eendjes! Kom maar bij Anneliesje, boterhammetjes eten!’
Het greep me zo aan! Alsof je zomaar ineens in een tijdmachine zit en bijna 60 jaar terug gaat en ziet waar je toen was en wat je deed en met wie.
Het was fijn en goed om even terug te zijn, daar in Rotterdam. Het heeft een schatkist met herinneringen opengemaakt. Ik word er erg gelukkig van.
Door jouw herinneringen kwamen ook mijn herinneringen aan de Saftlevenstraat weer tot leven.Zeker met al jouw leuke tantes.
LikeLike
Wat mooi, dat jij daar ook herinneringen aan hebt!
LikeLike