Alle berichten door Annelies

Door merg en pijpje

Welkom bij Heel Holland Plakt

We gaan vandaag uit het prachtige boek Bakkershart van Manuela van der Heijden, in 2016 deelnemer van HHB, mergpijpjes maken. 

Volgens Manuela klinkt dat moeilijker dan het is. In de tent was het destijds de technische opdracht. Geen idee hoeveel tijd ze daarvoor kregen, maar ik heb zo’n beetje de hele dag als het moet, dus dat is geen punt. 

Alle onderdelen maak ik zelf, inclusief de marsepein. Dat staat niet eens in het boek, ik verwacht bonuspunten. Het ligt al 24 uur in de koelkast te rusten (zie blog van gister)

De banketbakkersroom wordt zo lekker dat het maar goed is dat ik het afgedekt moet laten afkoelen, anders was het zo op. 
Daarna is de biscuit het volgende onderdeel. Dit vind ik altijd moeilijk, maar het komt heel redelijk uit de oven. Het heeft wel wat richels, zoals een strand bij eb, maar dat zie je straks niet meer. 
De botercrème is aan de beurt, dat gaat ook prima. Ik ben enorm in mijn nopjes en denk: het is inderdaad niet zo moeilijk. 
Dat had ik beter niet kunnen denken. Want pas dan begint het echt. 

Hoezo moet ik hier acht mergpijpen uit kunnen halen. Ik meet en meet nog eens na. Het worden er zes, meer kan ik er niet van maken. Tijd om het op te bouwen. 

Wat, punt 6?  Komt ze nu mee! Ik heb alle botercrème er al opgesmeerd! Het is op!

Oké, bovenste laag biscuit er weer af, laagje botercrème  afgeschraapt, biscuit er weer op. 
Inmiddels loopt de jam eruit en wordt het aardig kleverig allemaal. 

Dan de marsepein uitrollen. 
‘Rol de mergpijpjes in de marsepein en zorg dat de sluiting onderzit.’ Ja Manuela, dat had nou wel wat uitgebreider gemogen. Hoe groot moet zo’n lapje zijn? Hoe ga je dat uitmeten, ik ben geen rekenwonder. Mijn centimeterband doet het prima bij haakwerk maar bij marsepein is hij veel te flexibel en slingert alle kanten op. Die band plakt inmiddels dus ook van de jam en crème.
Mijn deegroller plakt. Er komt jam op de marsepein. De marsepein scheurt, want te dun. Overnieuw rollen. Te dik, zo komt het niet uit met de hoeveelheid. Ik doe uiteindelijk maar wat en bekleed de mergpijpjes en wat er toevallig nog meer op mijn aanrecht ligt met marsepein. 
O help. Alsnog dat laagje botercrème wat ik er weer afgeschraapt had en wat onder de marsepein moest, bij vijf van de zes mergpijpen vergeten. Heb ik alsnog botercrème over. Jammer dan. 

Goed, de marsepeinpakketjes gaan in de koeling.
Tijd voor de chocolade. Ik voeg na punt 9 nog een punt 9a toe:  Zoek je wezenloos naar de kookthermometer die in de la moet liggen maar er niet ligt. Haal je la leeg. Haal vervolgens  de la eronder met de bakspullen leeg. Mopper dat je dat ding echt nergens kan vinden. Aanvaard de hulp van je man die eerst vraagt hoe die thermometer er uit ziet en die vervolgens in nog meer laden en kasten gaat zoeken. Vergeet ondertussen niet in de chocolade te roeren. Vraag je vertwijfeld af of die chocola nu warm genoeg is of misschien inmiddels wel te heet. Vind tot je verbijstering alsnog de thermometer in de eerste la. Meet de temperatuur van de chocola. Negeer de volkomen chaos die inmiddels in de keuken is ontstaan. 

Uiteindelijk kom ik bij punt 12. Dit wordt een ware chocolade-orgie. Het moet niet zo moeilijk zijn om die dingen aan beide kanten in de chocola te dopen. Maar dat is het blijkbaar wel. Werkelijk overal zitten vegen chocola: op het aanrecht, de keukenkastjes, het bakgerei en het bestek. Alles plakt, pikt, kleeft en is besmeurd. 

Maar hèhè, de mergpijpjes zijn dan uiteindelijk klaar en kunnen afkoelen in bijkeuken, de chocola zal straks gestold zijn. Ik begin orde in de chaos te scheppen, veeeeeel af te wassen en te poetsen en dan is de keuken weer toonbaar. Mijn schort niet: 


Daarna ga ik mijn welverdiende zaterdagse biertje drinken en samen met Bert een aflevering van de mooie serie 1883 kijken.

Als die is afgelopen, loop ik nieuwsgierig naar de bijkeuken. De mergpijpen zijn klaar. Ik schiet onbedaarlijk in de lach als ik ze zie. Hoezo: ‘Hier kan ik er echt geen acht uithalen, het worden er zes?  Ze zijn belachelijk groot geworden, ik had er met gemak twaalf van kunnen maken.

Nee, ze zijn niet mooi. Ja, ze zijn vast lekker, we gaan ze proberen.
Maar grote genade, het is echt een veel te grote hap zo. Ik halveer er eentje, we gaan er samen van eten. De binnenkant ziet er gelukkig prima uit. 
We gaan proeven, wat smaakt dat goed! Maar echt, zelfs een halve is al behoorlijk machtig. . Hier gaan we dus nog lang plezier van hebben. Tot we er helemaal zat van zijn. 
‘Wil je nog een mergpij..’ 
‘ NEEEE!’ 

Bezig

Voordat de hartperikelen van Bert begonnen, hadden we ons voorgenomen om klussen in huis aan te pakken. De zoldertrap moest nu eindelijk eens geschilderd en de overloop opgeknapt. We hadden de smoes dat we dat niet zouden doen voordat de nieuwe badkamer geinstalleerd was, maar die zit er inmiddels ook al weer een jaar. De trap naar het halletje, tenminste als je van boven naar beneden gaat, anders is het de trap naar de overloop, moest ook weer opgeknapt, evenals de bijhorende muren. Dan het halletje zelf en last but not least eindelijk de muren en houtwerk in de huiskamer.
Een hele toestand dus, maar het kan in gedeeltes en als we van boven naar beneden werken komen we vanzelf in de huiskamer uit. 

Bert was al begonnen met de balustrade op zolder te schuren, daarna zou de trap aan de beurt zijn. We hebben gekozen voor gebroken wit voor de trappen en antracietgrijs voor het andere houtwerk. Ook de chocoladebruine trap (lezers die me al langer volgen herinneren zich misschien Trap van 4 jaar geleden) moet die lichte kleur worden, de hele filosofie daarachter zal ik even achterwege laten anders wordt dit een novelle in plaats van een blogje. Ik dwaal inmiddels al zo af…


Oké, de zoldertrap moest dus nu. Maar Bert gaat dat nu natuurlijk niet doen (het gaat gelukkig wel heel goed met hem) dus dacht ik van de week: laat ik er dan maar eens aan beginnen .
We zouden sowieso allebei dingen doen, alleen niet aan hetzelfde werken want dat kunnen we niet zo goed. We weten namelijk allebei hoe het moet en die zienswijzen komen niet altijd overeen. Maar nu begon ik aan de trap. 
´Ik pak de grote schuurmachine er maar bij,’ zei ik. 
‘Grote schuurmachine? Die hebben we helemaal niet,’ zei Bert. ‘Alleen dat kleintje, die muis.’ 
‘Die hebben we wel,’ hield ik vol. ‘Een vlakschuurmachine, ik weet het zeker.’ 
‘Nee hoor, dat is niet zo,’ hield Bert eveneens vol. 
Kijk, daarom werken we nooit samen. Bij de voorbereidingen zijn we het al niet eens. 
Ik moet zeggen dat ik wel een beetje irritant triomfantelijk was toen ik de vlakschuurmachine toonde die ik opgegraven had uit onze ongeorganiseerde garage. (Misschien een project voor als de huiskamer klaar is. Ooit)
‘Kijk eens wat ik hier heb,’ zei ik. Je merkt het al, we hebben een heel geëmancipeerd huishouden. 

Het huis is opgeleverd in 1979, met een bruingebeitste trap, maar de toenmalige bewoners besloten dat het leuk was om hem rood te maken. En niet zo’n beetje ook. Ik denk dat het de bedoeling was dat archeologen over 1000 jaar nog die rode trap tegen zouden komen. Want goeie genade wat zit die verf er belachelijk dik op.
Ik schat in dat ze een blik verf per trede gebruikt hebben en nog eens 20 liter voor de zijkanten en balustrade. Ik moet toegeven dat het in zoverre werkte, dat er na 40 jaar nog nauwelijks een beschadiging op trap zat. Maar ja, die kleur hè, die waren we inmiddels spuugzat. En als je hem wit wil maken, moet dat rood er niet doorheen schijnen. Dus het moest er echt af. 

Ik begon dapper met schuren, machine aan de stofzuiger aangesloten, wat kon er misgaan. Niks, maar er werd ook niet geschuurd. Die verf…. het ging er gewoon niet af.
Stond ik daar met mijn vlakschuurmachine die we wel hadden. Had ik zo ook niks aan. 
Dan maar hardere maatregelen, ook al hou ik daar eigenlijk niet van. Ik ging naar de bouwmarkt en haalde verfafbijt.
Zolderraam open, voordeur open, mondmasker voor en die smurrie op de treden smeren.
Lekker handig ook dat door het mondmasker mijn bril besloeg en ik in de mist moest smeren.

Ik was nog zo slim om te bedenken dat ik niet meer dan vier treden moest doen, anders kon ik er nooit meer bij om het eraf te halen als het ingewerkt was. 

‘Kwaad spul’ zoals ze hier in Groningen zeggen, ik zag na een half uur de blaren op de traptreden komen. Met een plamuurmes kon ik vervolgens de vellen eraf halen, dat is best een leuk werkje. Alleen, als je de vellen dan opvangt in het blik (van stoffer-en-blik) en vervolgens in een onbewaakt ogenblik dat blik uit je tengels laat vallen in het trapgat, dan zit de trap eronder ook onder de rode vellen met smurie. ‘Niet handig’ is dan een understatement.
Helaas zat de onderlaag van bruine beits nog wel grotendeels op de treden, ook ouderwetse kwaliteit blijkbaar. 

Nogmaals een poging met de schuurmachine. Die vond dat niet leuk, die gleed alle kanten uit en haperde en stuiterde over die oude lak en ik had de grootste moeite om het ding in het gareel te houden.  Het ging zo ongeveer als in dit Gifje op de achtergrond gebeurt.

Maar de aanhouder wint en vanmorgen heb ik de laatste vier treden uiteindelijk geschuurd. En ben verstrikt geraakt in het laken wat ik op de vloerbedekking had gelegd ter bescherming. En in de knoop met de stofzuigerslang en het snoer van de schuurmachine. En had zo lang op mijn hurken gezeten voor de onderste tree dat ik niet meer overeind kon komen. Deze vrouw van 62 is duidelijk niet meer zo soepel als toen ze 26 was. Maar kijk eens even, ik ben tevreden: 

Ik ga vandaag niet meer beginnen met schilderen, want ik wou ook nog marsepein maken. Voor de mergpijpjes die ik morgen wil bakken, die marsepein moet eerst 24 uur in de koelkast rusten. Lui spul. Nog niks gedaan en dan gelijk al weer rusten.
Ikzelf ga wel nog andere dingen doen. 

Ik moest denken aan een passage uit de Spreuken van Salomo en vind dat ze wel een update kunnen gebruiken.  Het loflied op de sterke vrouw, Spreuken 31 vers 10 t/m 27:

‘Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?
‘s Morgens zorgt zij voor het ontbijt. 
Ze schuurt de treden van de trap.
Ze vecht met machines, lakens, snoeren en slangen. Zij overwint.

‘s Middags maakt zij haar eigen marsepein. 
Ze gaat met de hond naar het bos. 
Zij doet de boodschappen. 
Zij maakt twee soorten curry. Eentje met kip en een vegetarische versie. 

‘s Avonds haakt zij warme dekens. 

(en valt in slaap voor de tv, maar dat hoeft er wat mij betreft niet persé bij. Dat vertel ik alleen aan jullie) 

Schok

Al jaren doen we ’s zondags een gezellig ontbijtje. Door de week maak ik in de keuken voor Bert een broodje hagelslag, vind het voor mezelf dan nog te vroeg om te eten, dus hou het dan bij een kop koffie.
Maar op zondag worden er broodjes gebakken, eitjes gekookt, tafel gedekt, komen er lekkere belegjes op tafel en voor Bert versgeperste sinaasappelsap. Ikzelf ben niet zo van de sap bij het ontbijt.
Aan dat zondagse ontbijt doe ik helemaal niets, Bert regelt dat, roept me als het klaar is en dan kom ik naar beneden in de heerlijke geuren van verse broodjes en koffie. Iedere week een genietmomentje. 

Vorige week liep het anders.
Bert was naar beneden gegaan, ik hoorde wat vertrouwde geluiden van serviesgerammel en koelkastdeur open en dicht. En toen ineens een hoop gebonk op de trap. Ik dacht dat het de hond was, die heeft soms moeite met de trap nu hij ouder wordt.

Maar de slaapkamerdeur ging open en Bert kwam binnenwankelen. ‘Ik voel me niet goed,’ stamelde hij. Ik vloog mijn bed uit om hem op te vangen. Hij zag asgrauw en het zweet parelde op zijn voorhoofd. Ik hielp hem op bed te gaan liggen en dacht : ik moet de dokter bellen. Nee! 112!
Direct gebeld, direct verbinding. ‘112, belt u voor politie, brandweer of ambulance?’
‘Ambulance,’ riep ik.  ‘Blijft u aan de lijn.’ Dat deed ik en de telefoon ging over. En nog een keer en nog een keer…   NEEM NOU OP! schreeuwde ik inwendig, met mijn ogen op Bert gericht. Ademde hij nog? Nadat de telefoon een keer of 12 was overgegaan klonk er eindelijk een verlossende stem.  Ik riep wat er aan de hand was en mevrouw zei:  ambulance is onderweg, blijft u aan de lijn!’ Ze vroeg mij wat dingen over Bert. Ik zette de telefoon op luidspreker en probeerde mezelf ondertussen snel aan te kleden. Rukte de eerste de beste trui uit de kast en vloog toen naar beneden om de hond in de bench op te sluiten en de voordeur open te zetten . Toen weer naar boven, Bert lag stil op bed en ik zag de ambulance al voorrijden. 
Daarna ging alles in een sneltreinvaart. Twee ambulancemedewerkers, een man en een vrouw, begonnen gelijk eerste hulp te verlenen. Ik trok me even terug, de slaapkamer is niet zo groot en ik wilde ze alle ruimte geven.
Ik rende naar beneden en propte wat spullen in mijn tas:  mijn telefoon, een lader, mijn eigen medicatie. Hoe ze Bert naar beneden gekregen hebben heb ik niet gezien, maar ik holde wel mee met de brancard naar de ambulance.
‘Zal ik er achteraan rijden?’ vroeg ik. ‘Nee, je gaat mee, ‘zei de man. Ik kende hem een beetje, van hier uit het dorp en dat was prettig. Hij heet Sjoerd en straalde een enorme rust uit. ‘Zo ben je er in het ziekenhuis direct ook bij en het is bovendien veel veiliger voor jouzelf om nu niet te rijden.’
De vrouw ging bij Bert achterin zitten, ik voorin naast Sjoerd. De zwaailichten en sirene gingen aan en binnen 17 minuten waren we in het UMCG. Normaal doe ik daar ruim een half uur tot drie kwartier over. We vlogen over de weg, het andere verkeer gaf ons de ruimte. Er was een automobilist die zelf een heel gevaarlijke manoeuvre maakte om ons erdoor te laten.
‘Dou dat nou nait, man,’ mompelde Sjoerd. Verder hield hij mij op een rustige manier aan de praat, hij vertelde wat ik zometeen in het ziekenhuis kon verwachten. Dat hielp heel erg om mij bij zinnen te houden.
In het ziekenhuis stapte hij gelijk uit om zijn collega te helpen met Bert, maar dacht er ook nog aan om mij te waarschuwen voor de hoge afstap van de ambulance, als ik uit ging stappen. Dat zou wat zijn zeg, dat ik daar op de betonnen vloer donderde. Dus ik stapte voorzichtig uit en rende letterlijk achter de brancard aan. ‘We hebben nieuwe laarzen gekregen, zevenmijlslaarzen,’ maakte de vrouw een geintje. Dat was fijn, een klein beetje humor helpt om het allemaal aan te kunnen. 

Daarna gebeurde er van alles en ook weer heel snel. Ik weet niet eens precies wat allemaal meer, het was de spreekwoordelijke roes.
In ieder geval werd Bert direct door een cardiologie-team opgevangen en meegenomen. Ik werd in een stoel geïnstalleerd met de vraag of ik hier rustig wilde wachten. Ik kon koffie halen en ik mocht bellen als ik dat wilde, maar niet de ruimte uit. Ze gingen kijken wat er precies aan de hand was met Bert en zo mogelijk gelijk behandelen. Ik moest wel rekenen op een uur.
Zolang hoefde ik niet eens te wachten. Na drie kwartier kwam de cardioloog bij me zitten en vertelde dat Bert nu stabiel was. Zijn rechterkransslagader was volkomen geblokkeerd geweest en ze hadden drie stents geplaatst. Hij legde ook nog uit wat een stent was, want dat wist ik niet precies. Ook vertelde hij dat de linkerkransslagader ook niet in orde was, maar dat daar nu niets aan gedaan werd, dat zou te belastend zijn voor het hart. Eerst nu weer herstellen van deze schok. Er was nooit een aanwijzing geweest dat er wat mis was.
Er kwam een verpleegkundige bij, die zei:’ U mag wel even bij hem.’
Toen ik binnenkwam lag hij daar, met weer veel meer kleur in zijn gezicht en hij zei, zoals hij al zo vaak gezegd had:  ‘Hallo liefje.’  Wat kunnen die simpele woorden dan bijzonder zijn.

In de uren daarna bleef hij nog in het UMCG op de IC en ik mocht steeds bij hem blijven. Ik had het bloedheet, de trui die ik vanmorgen willekeurig had gepakt was veel te dik voor het warme ziekenhuis. Maar ik had wel een Eskimojas aan kunnen hebben, als ik daar maar kon zitten naast Bert en met hem praten en zijn hand vasthouden.
Hij kreeg brood en mocht zeggen wat hij wilde drinken. ‘Een sinaasappelsapje,’ zei hij. ‘Daar ben ik vanmorgen niet aan toe gekomen,’ kwam er nuchter achteraan.
Tegen de avond werd hij overgeplaatst naar het Martiniziekenhuis, ook weer met de ambulance en ik mocht nogmaals meerijden. Nu reden we rustig, stopten voor rood licht en voor voetgangers op een zebrapad. Dit was geen noodgeval meer, puur transport. 

In het Martini werd hij ook alweer opgewacht. ‘Ah, visite, gezellig,’ zei de verpleegkundige opgewekt. Ze installeerden Bert in een eenpersoonskamer aan de hartbewaking, hij had net zoveel snoeren en kabels aan zijn lijf hangen als een ouderwetse computer.
Werkelijk iedereen, zowel in het UMCG als in het Martini, was even vriendelijk, behulpzaam en belangstellend. Ook voor mij, ik heb me geen moment verloren gevoeld. 

‘s Avonds kwam mijn zwager me ophalen. Ik liet Bert achter met een gerust gevoel, hij was in de veiligste omgeving die er nu was.
Thuis stond de ontbijttafel nog gedekt. Dat was even confronterend. Bij Berts bord stond het glas uitgeperste sinaasappelsap. Ik heb het opgedronken, omdat ik het niet weg wilde gooien, dit sapje was haast symbolisch.

Na twee dagen aan de hartbewaking, controles, medicatie en weet ik wat niet allemaal meer, mocht hij naar de verpleegafdeling, met een telemetrie-kastje.
Ineens op een vierpersoonskamer, dat was wel even een overgang.
Ik zou een flinke blog kunnen schrijven over wat ik daar allemaal zag, hoorde en meemaakte. Maar ik ben daar huiverig voor, het gaat om kwetsbare mensen en hun naasten. Ik zou het ook niet prettig vinden om zomaar ergens iets te lezen over hoe wij deden en wat we zeiden. Dus ik laat het er maar bij. In ieder geval vond ik sommige dingen hilarisch, heb over andere situaties mijn wenkbrauwen opgetrokken en was soms echt aangedaan.
Iedere dag naar het ziekenhuis gaf mij een heel andere kijk op dingen in het algemeen en het leven in het bijzonder. Klinkt dat cliché? Voor mij was het echt zo. 

Nu is Bert weer thuis, ik mocht hem donderdagmiddag ophalen. Heel erg fijn, maar eerlijk gezegd ook spannend. Vooral die eerste nacht. Ademt hij nog wel? O gelukkig, ik hoor weer een snurkje. Terwijl ik voorheen vaak gedacht heb:  man hou nou es op met dat gezaag en gesnurk.
Hij heeft een heel arsenaal aan medicatie gekregen, ik heb een fancy pillendoos voor hem gehaald, zo raken we niet in de war. De komende tijd moet hij aansterken, blijft poliklinisch onder controle en dan over een paar weken terug naar het UMCG voor een ingreep aan de andere kant. Ook spannend natuurlijk, maar nu kunnen we ons erop voorbereiden.

Vanmorgen zaten we aan het zondagsontbijt. Deze keer had ik het gemaakt. Broodjes gebakken, eitjes gekookt en een heel grote sinaasappel uitgeperst. Die kwam uit een fruitmand die een buurman had laten bezorgen. Het huis staat vol bloemen en kaarten, van allemaal mensen die meeleven. Dat is zo fijn. Bert heeft zijn eigen sinaasappelsap weer opgedronken. Een vol glas was het geworden, maar ik zou wel een hele sinaasappelboomgaard voor hem willen uitpersen.
Omdat het weer kan.

Genegeerd

Ik weet dat ik niet zo groot ben en ook dat ik geen imponerend uiterlijk heb. Maar dat ik bij tijd en wijle gewoon onzichtbaar ben, zover was ik nog niet gekomen.
Toch is het blijkbaar zo.
Voor een buurman die zelf nu niet weg kon, zou ik wat boodschappen doen, waaronder wat tabakswaar. Ik ben zelf geen roker, maar ik wist dat je het niet meer zelf kan pakken omdat het in gesloten kasten achter de servicebalie van de supermarkt is verstopt.


De balie is ook een PostNL punt, daar werd iemand geholpen en ik ging daar netjes achter staan. Toen kwam er een medewerkster bij, dat maakte er drie, want de baas stond er ook nog onduidelijke dingen te doen. Ik stapte opzij, zodat ik bij de nieuw aangekomene mijn boodschapje kon doen, maar ze keek langs me heen naar twee mannen die schuin achter mij waren gaan staan.
‘Wij willen een kenteken laten overschrijven,’ zei de ene. ‘O, komt u maar naar deze kant,’ zei het meisje achter de balie. ‘Nou, eigenlijk ben ik eerst aan de beurt,‘ zei ik. 
‘O ja, natuurlijk sorry,’ zei de man en maar het meisje was al begonnen met de computer. Ik zuchtte en dacht: oké die andere medewerkster is zo wel klaar met haar klant.
Dat ik voor de baas onzichtbaar ben, dat weet ik al zolang hij hier een winkel heeft. Hij heeft volgens mij een spontane antipathie tegen mij opgevat vanaf het moment dat hij me voor het eerst zag. Hij groet andere klanten vrolijk, mij nooit. Toen ik nog met kinderen boodschappen deed, kregen zij een lach en een aai over de bol, ik bestond niet. Uiteraard hoef ik geen aai over mijn bol maar een ‘hallo’ was toch niet te veel gevraagd, zeker als ik zelf wel groette. Erg raar en eerlijk gezegd ook hoogst irritant, want ik weet niet waar ik het aan te danken heb.
Mijn verrassing was dan ook niet erg groot dat hij wegliep en ik nog weer moest wachten.
Toen was de andere medewerkster klaar met haar klant, ik haalde adem om mijn bestelling te doen en… ‘Twee pakjes Camel alstublieft’ blèrde een vrouw achter mij. En prompt ging de tabakskast open voor haar. ‘Ik sta hier al een poosje te wachten en was nu echt aan de beurt!’ zei ik. ‘O sorry hoor, ik ben zo klaar,’ zei ze op een toon van ‘mens zeur niet zo’.
Ze was helemaal niet zo klaar, want voordat zij afgerekend had moest degene die haar hielp ineens haar collega bijstaan bij de kentekenadministratie en duurde het dus nog langer. Moest ik iets voor mezelf hebben, dan was ik allang weggelopen, ik was inmiddels zwaar geïrriteerd. Maar ik moest het voor de buurman halen, dus ik bleef staan. 

Daar kwam een derde medewerkster aan en vroeg :’Wie kan ik helpen?’
‘Mij!’ zei ik hartgrondig, ik wilde er haast aan toevoegen:’ Wat fijn dat je me ziet staan,’ maar dat zou wel heel dramatisch klinken. De baas was inmiddels ook weer aangeschoven, maar keek consequent langs me heen.
Ik deed mijn bestelling, waaronder een pakje shag. ‘Zware of halfzware?’ vroeg de medewerkster. ‘O help, dat weet ik niet. Het is voor meneer X, die ken je vast wel. ‘ 

‘O ja. Ik geloof halfzware.’ zei ze.  ‘Meneer X?’ bemoeide de baas zich er ineens mee. Die klant was blijkbaar een stuk interessanter dan ik, ook al was de man nu zelf onzichtbaar, want niet aanwezig. ‘Ja, die rookt halfzware shag.’  Onnodig te zeggen dat hij mij daarbij totaal negeerde. Ik stak toch echt wel een stukje boven de balie uit hoor, daar lag het niet aan. 

Ik rekende af, pakte mijn spullen en wilde de winkel uitlopen. Maar dat ging ook zomaar niet want mensen die met hun wagentjes naar binnen moesten of die pakjes opgehaald hadden, waren blijkbaar veel belangrijker en moesten daarom voor. Ze zagen me niet of wilden me niet zien. Wat was dat vandaag, ik werd er niet vrolijk van. 
De buurman zag me wel toen ik in zijn huis kwam. Gelukkig maar, ik begon haast aan mezelf te twijfelen.
Ik ging gauw naar huis. Mijn  hondje stond al voor het raam naar me uit te kijken, heel blij dat ik er weer was. Balsem voor de ziel. 

Doorgedraaid

Lees ik nu echt dat PETA wil dat het draaimolenpaard verboden gaat worden? En de andere dieren uit de caroussel?  Ik geloof het haast niet en lees het nieuwsbericht nog eens. Het is echt zo. Met als motivatie dat kinderen op deze manier leren dat een dier er voor vermaak en exploitatie is. 
Werkelijk, ik ben er stil van. Zijn de mensen van PETA zelf geen kind geweest? 

Wie mij kent weet dat ik veel van dieren houdt, er respect voor heb, en zou willen dat niet één dier meer lijdt door het toedoen van mensen. Maar dit? Hier kan ik totaal niets bij voelen. Ja, ergernis en frustratie. Omdat ik bang ben dat er wordt geluisterd naar deze schreeuwers en er dus aanpassingen gemaakt gaan worden. 
Een kind is geen volwassene. Heeft een andere belevingswereld, die het onderweg naar de volwassenheid helaas kwijt raakt. Nogmaals, zijn de mensen van PETA geen kind geweest?

Kan je je niet meer herinneren hoe magisch het was, als je op een draaimolenpaard rondreed? Een sprookje was het, je kon je verbeelden dat je samen met je paardje avonturen beleefde. Jouw paardje en jij waren de beste vrienden en je wilde dat je hem mee naar huis mocht nemen en altijd voor hem mocht zorgen en hij voor jou.
Het woord exploitatie kende je niet, het begrip al helemaal niet. Je was juist enorm trots dat het paardje je wilde dragen, dat je samen dit geluk beleefde.  

Die motivatie van PETA, ik vind het ziek. Het maakt de kinderwereld kapot. Het heeft totaal niets te maken met dierenleed, maar met het vernielen van fantasie. Er is geen kind dat denkt: yes nu heb ik macht over dat paard, die dolfijn, die leeuw. Een kind is juist onder de indruk, dat deze magische dieren met jou op avontuur willen gaan. 

Het mag toch niet zo zijn dat dit nu verdwijnt. Dat kinderen alleen nog maar rond mogen rijden op mechanische auto’s en raketten, in plaats van de magie van dieren te ervaren. ZONDER dat er ook maar één dier voor gekrenkt wordt.
En als we dan toch doordraven, hoe zit het dan met díe dingen? Leert een kind dan niet dat het okë is om die vervuilende vervoersmiddelen te gebruiken, alleen voor plezier? 

Terug naar de dieren. Mogen kinderen straks ook niet meer met  knuffels spelen? Geen schaapje meer in bed, geen beertje? Kunnen we in vredesnaam ophouden met dit buiten alle context gehaalde gedoe?  Hier wordt enorm veel schade mee aangericht, terwijl het niets, maar dan ook niets met dierenleed te maken heeft. De fantasie en de magie wordt vermoord. Dat is zo erg, dat ik er geen woorden voor heb. Eigenlijk alleen tranen.

Interview (2)

  

In de categorie ‘Hoe is het toch met….’  spreken we vandaag nog eens met Annelies van Bloois. In de vorige aflevering van ‘Door de bank genomen’ heeft u haar tergende ervaring met de Triodosbank kunnen horen. Mevrouw van Bloois, fijn dat u er weer bent. Is alles in orde gekomen?

      Nee

Niet? Maar we sloten het vorige interview af met een hoopvolle conclusie. Was dat niet terecht?

      Nee

Heeft u uw pasje nog niet ontvangen?

      Nee

En heeft de bank daar een reden voor opgegeven? 

     Nee

U heeft niet veel variatie in uw antwoorden

     Nee

Dus u kunt nog steeds niet pinnen of contant geld halen?

     Nee

Mevrouw, sorry dat ik het vraag, maar kunt u nog iets anders zeggen dan ‘nee’?  

     O jawel, maar dan was het geen antwoord op uw vraag

Is er dan helemaal niets gebeurd ondertussen?  

     De passen zijn op 19 januari aangemaakt. Dat weet ik omdat ik afgelopen week al weer een paar keer contact gezocht heb met de bank

En het is nu 29 januari, heeft u ze nog steeds niet?

     Sorry dat ik het woord weer gebruik maar: nee.
We kregen halverwege vorige week wel pincodes, per brief. Maar daar bleef het bij. 

Wat zegt de bank daarvan?  

     Dat de passen aangemaakt zijn en de pincodes snel gekoppeld kunnen worden, maar dat de passen vervolgens gedrukt moeten worden en dat kost tijd.  

Zou dat echt zo zijn? 

     Als ik het grof mag zeggen:  ik vind het een PIEPsmoes.  Donderdagavond hebben wij, dus ná sluitingstijd van de kantoren, een bankrekening geopend bij de ASN bank. Drie keer raden wat er zaterdagochtend op de mat lag. 

Uw nieuwe passen?  

     Inderdaad. Dus die hebben ze vrijdag aangemaakt en verstuurd, zaterdag lagen ze op de mat.  Volgens de Triodos duurt het na het aanmaken 5 tot 10 werkdagen. Dus, vandaag dag 21 zonder pas. Krankzinnig, een ander woord heb ik er niet voor.  Morgen of overmorgen komen de pincodes van de nieuwe bank. 

En dan, wat gaat u dan doen?  

     Als de sodemieter de hele boel overhevelen naar de nieuwe bank en een officiële klacht opstellen voor de Triodosbank. 

Vorige keer was u nogal geëmotioneerd, ik merk dat u nu in een andere gemoedstoestand zit.

     Dat heeft u heel goed gemerkt. Ik ben nu alleen nog maar erg kwaad. De paniek en de frustatie voorbij. Ik wil nu  graag een heleboel lelijke woorden zeggen, mag dat?  

Kijk eens mevrouw, u kunt een poosje in dat hokje gaan zitten. Dat is volkomen geluiddicht en dan kunt u alles wat u maar wilt hardop roepen. Dan danken wij u voor nu ,dat u nog even wilde langskomen en draaien wij voor de luisteraars: ‘I will survive’ van Gloria Gaynor

     O dan zing ik nog even mee! 

At first I was afraid, I was petrified

Kept thinking I could never live without you by my side

But then I spent so many nights thinking how you did me wrong

And I grew strong

And I learned how to get along…..

lalalalalla…… I will survive….. hey hey!

Dag Toby

Toby is er niet meer. Vanmorgen vond Bert hem buiten. Toby had aangevoeld dat hij ging sterven. Anders was hij niet in de gierende storm naar buiten gegaan. Het was zijn tijd.

Hij had geen leuke start in zijn leven, bijna 9 jaar geleden. 
Zijn vader was een wild konijn, dus niet in beeld. Zijn moeder was tam, maar ze had hem verstoten. Hij is in de opvang in Zwolle terecht gekomen en daar met liefde grootgebracht. Maar als halfwildje had hij het zo moeilijk. De drang naar vrijheid, het niet aangeraakt en verzorgd willen worden, maar ook niet kunnen overleven in het wild, dit bij elkaar maakte dat hij een gespannen en ongelukkig konijntje was.
Toen wij, na de dood van onze Vlaamse Reus Leffe, een nieuwe grote vriend zochten voor de twee dames die we toen hadden, hadden we Toby wel voorbij zien komen op de site van Flappus, de dierenopvang in Zwolle. Maar hij was niet wat we zochten, we kozen voor een jong, heel groot konijn die we de naam Rhosgobel gaven. Hij matchte prima met onze konijntjes Sunny en Joy en iedereen was happy.

Nee, ik niet. Die foto van dat kleine halfwilde konijn, evenals het bijbehorende verhaal, liet me maar niet los. Dat kleine, angstige kereltje, dat niemand wilde hebben, zelfs zijn eigen moeder niet. Wij hadden toch wel ruimte? Dit diertje verdiende toch een kans?

Goed, lang verhaal kort: wij zijn hem later alsnog gaan halen. Want hij zat er nog steeds. Bassie heette hij in de opvang, maar dat deed me veel teveel aan die irritante clown denken, dus hij kreeg de naam Toby.
Hij was inmiddels een maand of 8 en nooit was er iemand voor hem gekomen. 
Nu mocht hij met ons mee naar huis

In de jaren die volgden heeft Toby een goed leven gehad. Hij had de ruimte, maar ook de bescherming van een veilige omgeving, iedere dag goed en voldoende eten en het belangrijkste: soortgenoten. 

Hij paste moeiteloos bij  Rhos, Joy en Sunny en was een geliefd konijn in de groep.
Helaas heeft hij een aantal keer afscheid moeten nemen, de andere konijnen stierven op den duur van ouderdom. Een uitzondering hierop was Kira, nog een halfwildje wat we een paar jaar  later opgehaald hebben, zij is maar vier jaar geworden.
Ja, konijnen kunnen rouwen. We merkten duidelijk verschil in gedrag, als er een groepsgenootje was overleden.

Toby doorstond het allemaal, hij leefde rustig door. Totdat er twee jonge konijnen bijkwamen, hij had er geen zin meer in, die drukte aan zijn kop. Dat liet hij duidelijk merken, en we hebben de jongen apart gezet in de aangrenzende grote ren. 
Hij had nu alleen nog maar gezelschap van Jarvis, een nog niet zo oud maar enorm kalm en goedgehumeurd hangoorkonijn. Ze hadden het prima samen, deze mannen, met de gezelligheid van jonge buren, maar niet de lasten.
De anderen hadden inmiddels een (onbedoeld) nest gekregen, we hebben die jongen allemaal gehouden. Ons wel eens afgevraagd of die genoeg ruimte hadden met z’n allen, maar ze zaten (en nog) toch altijd bij elkaar op een kluitje, one happy family.
En Toby had recht op een rustige oude dag. 

Daar heeft hij van kunnen genieten, daar ben ik van overtuigd. Deze zomer had hij het zwaar, toen het een poosje heel erg warm was. Ik dacht dat hij er niet door zou komen. Maar zodra de hitte voorbij was, werd hij weer actiever. En heeft daarna dus nog een half jaar doorgeleefd.
Nu was het op. Zijn leven was klaar. Lieve, lieve Toby, dank je wel dat je me zoveel plezier en geluksgevoel hebt gegeven. Ren nu maar rond op de velden van Inlé, samen met je geliefde Kira, en alle anderen van wie je gehouden hebt. Jij bent gegaan zoals Richard Adams in de laatste alinea van de Waterschapsheuvel schreef: 

Het scheen Hazelaar toe dat hij zijn lichaam niet langer nodig zou hebben en dus liet hij het aan de rand van de greppel liggen, maar bleef een ogenblik staan om naar zijn konijnen te kijken en te proberen te wennen aan het bijzondere gevoel dat kracht en snelheid onuitputtelijk uit hem in hun slanke jonge lichamen en gezonde zintuigen stroomden. “Je hoeft je over hen geen zorgen te maken”, zei zijn metgezel. “Zij komen er wel, en duizenden van ze. Als je meegaat zal ik je laten zien wat ik bedoel”  Hij bereikte met een enkele krachtige sprong de top van de berm. Hazelaar volgde hem en samen glipten ze weg, moeiteloos door het bos rennend waar de eerste pioenrozen begonnen te bloeien”

Nu zit Jarvis alleen. Hij kent de andere konijnen goed,is al vaker in hun gezelschap geweest. Eentje is zijn zoon, de anderen zijn kleinkinderen.
We gaan de rennen met elkaar verbinden. Dubbele ruimte voor deze familie. Zo kan iedereen gezelschap zoeken , maar zich ook terugtrekken als hij/zij dat wil.
Acht konijnen. En toch is het leeg, want Toby is er niet meer.

Interview

   Goedemorgen, welkom bij het programma ‘Door de bank genomen.’  Bij ons aan tafel zit Annelies van Bloois.  Mevrouw van Bloois, hoe gaat het met u?  

Heel vriendelijk dat u dat vraagt, dank u wel. Het gaat inmiddels weer aardig goed. Ik heb vannacht weer kunnen slapen, mijn migraine is flink afgenomen en de eetlust komt ook weer terug. 

   Dat is fijn om te horen. Want u hebt het een en ander meegemaakt met uw bank, is het niet? Kunt u er iets over vertellen?

Laat ik bij het begin beginnen. Al jarenlang bankieren mijn man en ik bij de Triodosbank. Die vonden we destijds het best bij onze principes passen. Het was ook altijd wel naar tevredenheid, al werd dat de laatste jaren iets minder. We hadden het idee dat ze niet snel genoeg meegingen met nieuwe ontwikkelingen, zoals met je pas betalen in het OV bijvoorbeeld, en de bankkosten waren ook nogal hoog. 

   Maar dat was voor u geen reden om daar weg te gaan, begrijp ik.

Nee, dat vonden we niet nodig. We dachten wel wat kosten te besparen, door onze twee betaalrekeningen van en/of rekeningen, dus met twee namen, te wijzigen in rekeningen met één naam. Dat zou ons €72 per jaar schelen, dus dat vonden we even de moeite. 

   Nou, dat is nogal wat inderdaad. En lukte het wijzigen? 

Ik vulde formulieren in, die vrij vlot werden verwerkt. Binnen een week waren de rekeningen op één naam gezet. 

   Dat is prima in orde dan, zou ik zeggen?

Nee, helemaal niet, want de verkeerde namen waren er af gehaald. Ik had nu ineens de rekening van mijn man en hij die van mij. En dat is natuurlijk enorm lastig en helemaal niet de bedoeling. 

   Hoe kan dat, had u het niet goed ingevuld?

Dat kon ik me haast niet voorstellen, maar ik nam zo’n formulier er nog eens bij. Blijkbaar had ik de regel ‘Gegevens te wijzigen rekeninghouder’ anders opgevat dan de bankmedewerker.

   En wat deed u toen u dat merkte?

Ik nam op 9 januari telefonisch contact op met de bank en kreeg uiteindelijk, er was nogal een wachtrij, een vriendelijke medewerker aan de lijn. Ik deed mijn verhaal en hij zei: Het liefst zou ik nu zeggen dat ik het met een druk op de knop ongedaan kan maken, maar zo werkt het niet. Wat u moet doen is het volgende:  U vult vier formulieren in. Twee om de rekeningen weer te wijzigen naar en/of rekeningen en twee om die rekeningen nog een keer te wijzigen maar dan naar de goede naam. Doet u er even een begeleidende brief bij met wat we nu besproken hebben.’

   Tjonge, dat was best omslachtig, u moest dus nog weer vier formulieren van ieder….hoeveel zijn het… drie pagina’s zie ik, uitprinten en invullen. Dus dat waren twaalf bladzijden. 

Vijftien, want er moesten nogmaals kopieën van onze paspoorten bijgevoegd worden, plus de brief. Ik maakte het pakket dezelfde dag nog in orde en deed het op de bus. 
Toen ging ik boodschappen doen, want volgens de bank was mijn pas gekoppeld aan het IBAN nummer, dus die moest gewoon nog werken

   En was dat zo?

Mijn pas werd geweigerd door de pinautomaat. Ik had geen contant geld bij me, dus moest ik de boodschappen laten staan. Ik dacht: dan haal ik geld op bij de Geldmaat en betaal straks alsnog contant.
De Geldmaat slikte mijn pas in en op het scherm verscheen de mededeling dat om veiligheidsredenen de pas ingenomen was en ik contact op moest nemen met de bank. 

   Dus u belde de bank

Ja, dat deed ik direct. Het was toen een paar minuten over vijf. En de bank sloot om vijf uur dus ik kreeg geen gehoor. 

   Uiteindelijk had u dus geen boodschappen, geen geld en geen pas.

Nee precies. Maar wel lieve familieleden die me contant geld gaven om alsnog boodschappen te kunnen doen. Ik kon gelukkig wel geld overmaken dus hoefde niet te lenen. 

   Hoe ging het verder, werd het snel opgelost?

De volgende ochtend belde ik direct de bank. Uiteraard weer een wachtrij. Uiteindelijk kreeg ik iemand te pakken, legde mijn situatie uit en vroeg of de wijzigingsformulieren binnen waren. 

   Was dat dan niet dezelfde meneer, die u de dag tevoren had gesproken?

Nee, ik vroeg daarnaar maar die medewerker kon ik niet aan de lijn krijgen. Dus dit was een ander, en hij kon de formulieren niet vinden. Misschien had de post het nog niet bezorgd. 

   Dus u moest geduld hebben begrijp ik

Ja, daar kwam het op neer, ze konden niets voor mij doen nu.

   Wij gaan er nu even tussenuit voor een plaatje, want er komt nog een heel verhaal heb ik begrepen.  Hier is ‘Money, money, money’ van Abba!

   Welkom terug. Mevrouw van Bloois, hoe ging het verder?

Ik denk dat ik nu het beste een samenvatting kan geven van wat er vervolgens allemaal gebeurde. Het werd namelijk een gebed zonder einde.
Vanaf donderdag 11  januari tot en met donderdag 18 januari heb ik, met uitzondering van het weekend, iedere dag contact gezocht met de bank. 

   En hoe deed u dat?

Op alle manieren die maar mogelijk waren. Eindeloos in de wachtrijen gehangen met de telefoon, mijn rekening zal deze maand wel astronomisch hoog zijn. Ook via chat zocht ik herhaaldelijk contact. Ook hier lange wachttijden.
Iedere keer kreeg ik weer een andere medewerker, dus ik heb talloze keren de situatie uitgelegd.
Ik heb de reactie:  ‘Ai, dat is vervelend’ werkelijk in alle varianten gehoord. En vervolgens kreeg ik nooit een echt antwoord op mijn vragen over de wijzigingen, de formulieren, de passen, de pincodes, he-le -maal niets.
Eén medewerker bestond het zelfs te zeggen dat het hem te chaotisch was, en toen ik het hem nog een keer wilde uitleggen, onderbrak hij me met de mededeling dat er het erg druk was, er een lange wachtrij was en hij mij niet langer te woord kon staan.

   Dus toen werd u er gewoon uitgeknikkerd? 

Ja, dat was precies wat er gebeurde

   Maar u was toch ook gewoon een klant, die gewacht had en geholpen moest worden?

Nou, dat dacht ik ook, maar tot mijn frustratie kwam ik dus geen stap verder en ik kreeg geen antwoorden

   Hier kon u niets tegen doen?

Nee, dan moest ik weer bellen met tien of twaalf wachtenden voor me. De chat was ineens ‘niet meer beschikbaar’  Ik wilde niet meer bellen want het werd me veel te duur en het kostte al met al enorm veel tijd en energie. Ik heb er de hele week letterlijk uren aan besteed.
Ten einde raad stuurde ik afgelopen woensdag een mail, waarin ik nogmaals het hele verhaal uitlegde en heel duidelijk de gewenste oplossing aangaf, met hoofdletters erbij dat het DRINGEND was.

   Nou, goed idee. Had dat effect?

Ik kreeg een automatisch antwoord. Ik zou binnen tien werkdagen, dat is dus twee weken een reactie mogen verwachten. 

  Heeft de bank geen bezoekadres?

Jawel, in Driebergen, dus dat is nu niet direct naast de deur als je in Noord Groningen woont

   Nee u heeft gelijk.  We gaan er nog even uit, luistert u naar
Soft Cell met ‘Frustration’! 

  En we zijn weer terug. Mevrouw van Bloois, wat gebeurde er gister? 

Ik opende de bankapp om te kijken of er al iets veranderd was. Tot mijn afgrijzen zag ik dat de betaalrekening nu helemaal verdwenen was, alleen de spaarrekening stond er nog maar.
Ik belde snel mijn man, of hij wilde kijken hoe het op zijn bankapp was, en dat was hetzelfde.

   Wat dacht u toen?

Eerlijk gezegd raakte ik in paniek. We hadden deze week door kunnen komen omdat we nog wel geld konden overmaken aan de mensen die ons contant geld wilden verstrekken.  Maar nu hadden we ineens niets meer. Nee, ook aan de spaarrekening hadden we niets, want die is gekoppeld aan de betaalrekeningen, als je daar wat van over wilt maken. En die rekeningen waren nu compleet verdwenen.

   Wat deed u? Och mevrouw toch…. Kijk eens, hier staat een doos tissues, pakt u gerust.  Zo, gaat het weer?

Ik heb huilend achter de laptop een chatbericht getypt, dat ik nu ècht geholpen moest worden, omdat ik niet meer wist hoe het nu verder moest. 

   Hielp dat?

Ik moest weer lang wachten op een reactie. Maar toen kreeg ik een bericht van medewerkster Nienke. Ik vermeld expres haar naam, want dat verdient ze.
Zij zei ook weer: ‘Ai, dat is vervelend.’  Maar vervolgens: ‘als u me even de tijd geeft ga ik het voor u uitzoeken’ 

   En gebeurde dat? Zocht ze het ook daadwerkelijk uit?

Ja, dat deed ze. Ze heeft mijn hele contactgeschiedenis gelezen, en nogmaals gezegd dat het echt ontzettend naar was hoe alles verlopen was. Vervolgens heeft ze het doorgezet naar haar leidinggevende met de mededeling dat het die middag nog opgelost moest worden. Ze is ook persoonlijk achter de computermedewerkers aangegaan om te zorgen dat onze rekeningen weer in de app kwamen.
Bovendien kwam ze uit zichzelf met een antwoord over onze passen, ik had het daar met haar nog niet eens over gehad. Ze had dus echt alle info gelezen. 

   Hoe is het afgelopen? 

Het is dat het via de chat was, anders had ik haar omhelst. In iets meer dan een half uur had ze opgelost waar ik met andere medewerkers een hele week zonder resultaat mee bezig geweest ben. 

  Dus nu kunt u weer bij uw rekening allebei?

JA! En de rekeningen staan ook nog op de goede naam. De passen kunnen we een dezer dagen verwachten. 

  U was zeker wel opgelucht? 

Ik had knallende hoofdpijn en ging even douchen. Toen ik terugkwam in de kamer zag ik dat ik een telefoontje van de bank had gemist. Ik belde terug, het was deze keer een ander nummer, zonder wachtrij.
Het was Nienke om te zeggen dat de app weer werkte en te vragen of ze verder nog ergens mee kon helpen.
Ik heb haar heel hartelijk bedankt en gezegd dat zij de enige was bij wie ik me gehoord voelde. 

   Nou, mooi dat het dan uiteindelijk in orde is gekomen. Wilt u nog wat zeggen tegen de Triodosbank misschien? 

Het is pas januari, maar maak Nienke alvast maar Medwerkster van het Jaar. Zij is de enige door wie ik me gehoord voelde, terwijl ik met talloze mensen contact heb gehad.
En ondanks dat zij het uiteindelijk in orde heeft gemaakt, hebben wij besloten om over te stappen naar een andere bank. Zo’n stressvolle periode omdat we niet bij ons eigen geld kunnen komen wil ik niet nog eens doormaken. En als er in de hele klantenservice maar één medewerker is die mij serieus neemt en haar best doet om de dingen op te lossen, dan hebben we het wel bekeken. 

   Dank u wel voor dit interview. Maar, met alle respect, zouden sommige luisteraars zich nu niet afvragen of u het hele verhaal een beetje hebt aangedikt?

Ik kan u verzekeren dat het woord voor woord waar is. Twijfelt iemand eraan: ik heb screenshots bewaard van de chatgesprekken en natuurlijk een kopie van de brief en de mail. 

   Dat is een prachtige afsluiting, dank u wel, mevrouw van Bloois. En veel succes bij uw nieuwe bank.

   Dan hebben we nu nog net tijd voor  ‘Go your own way’ van Fleetwood Mac. 
Bedankt voor het luisteren en tot een volgende keer!

Excuus

Vanmorgen belde ik mijn tandartsafspraak af. Voor de tweede keer al, want ik zou eigenlijk op 28 november gaan.
Maar toen was ik net oma geworden en nog fysieke en morele bijstand aan het geven aan het gezin van mijn dochter. (En uiteraard aan het genieten van die prachtige, lieve, inimini, nieuwe kleinzoon💙)
De tandartsassistente vond het een goede en leuke reden en verplaatste de afspraak naar 2 januari. Vandaag dus.
Niet echt het leukste om het nieuwe jaar mee te beginnen, maar wat moet dat moet en dan moet wat moet dan ook maar gewoon gelijk. Is het gelukt deze zin te lezen zonder hakkelen? Chapeau!

Maar helaas, deze vochtige winter is niet zo bevorderlijk voor de toch al niet zo stabiele conditie van mijn longen en sinds een paar dagen hoest ik weer flink. Leek me niet handig voor zowel mezelf als ik in die stoel met open mond lig, als voor de tandarts, de assistente en de preventieassistente die over me heen hangen.
Dus nu zelf uit preventie belde ik af.
‘Och vervelend!’ zei de assistente aan de telefoon. ‘Maar voor ons maakt het niet uit hoor, we dragen mondkapjes.’
Toen ik vertelde dat hetgeen ik momenteel ophoest bijna zelfstandig wegloopt, herzag ze haar mening. En plande een afspraak in februari in. Dan wil ik ook echt, ook al wil ik niet, want het is gewoon belangrijk om je gebit goed te onderhouden natuurlijk.

Toen ik de verbinding had verbroken vroeg ik me af hoeveel soorten excuses een tandartsassistente te horen krijgt, als patiënten afbellen.
Ik heb het vermoeden dat mensen de meest vreemde dingen bedenken, waarbij oma worden en een half ecosysteem ophoesten heel normaal lijken.
Want, is het een excuus of een smoes?

Toen ik voor de klas stond en een stagiaire zou krijgen, verscheen ze op de afgesproken dag niet. In de pauze belde ik naar haar school (was nog voor de mobiele telefoon tijd) en vroeg of ze ziek was. De leraar zou het uitzoeken. Toen ik teruggebeld werd, was ze het zelf. Ze was vandaag maar niet gekomen, want het regende zo.
Ik sta niet snel met mijn mond vol tanden, maar toen echt wel. Gaf haar nog wel een herkansing als ze diezelfde dag nog kwam, maar het was uiteraard een valse start en niet echt bevorderlijk voor een goede beoordeling. Het enige was dat ze wel eerlijk was, ze had geen smoesje verzonnen. 

Ben ik zelf een heilige wat dat betreft? Nee, dat ben ik niet.
Ik hou er niet van om te liegen, dus echte smoezen verzin ik niet. Maar een beetje inspelen op hoe mensen dingen opvatten, dat kan ik wel.
Toen ik met mijn toen nog jonge dochter naar een concert zou gaan, dus laat thuis en dat op een doordeweekse dag, kreeg ze de dag tevoren een briefje mee naar school.
‘Irene is morgen de eerste twee uur niet op school. Ze moet naar de podoloog.’
Hier was geen woord van gelogen. Ze zou de eerste twee uur niet op school komen, omdat het nachtwerk zou worden voor ze in bed lag. Ze moest naar de podoloog. Om 5 uur ‘s middags. To much information. Twee zinnen was genoeg. De interpretatie liet ik aan de lezer over.
Ja, ik weet het, sneaky. Als je dat niet van mij had gedacht: sorry. Ik realiseer me dat ik best een risico neem met deze bekentenis. Straks vertrouw je me niet meer.
Gelukkig is het zelden nodig om creatief te zijn met excuses. Hint: als bij mij het woordje ‘want’ ontbreekt, moet je misschien even twee keer nadenken over mijn reden.

Gister hoorde ik er eentje met ‘want’ waar mijn mond van openviel. Van verbazing en van het lachen.
Een uitnodiging voor een feestje werd afgezegd: ‘Ik kan niet komen, want ik ben vandaag in de overgang gekomen.’
Werkelijk. Ik zat met andere vrouwen van mijn leeftijd en we hebben elkaar gierend uitgevraagd over op welke datum ieders overgang was begonnen, welk tijdstip en wat we op dat moment aan het doen waren.
Misschien bedoelde de arme vrouw wie het betrof dat ze niet lekker was ofzo, maar dit….
Het scheen wel de kroon op de excuses te zijn, ik denk zelf ook dat ze dit niet meer gaat overtreffen. 

Aangezien ik het  niet aan de tandartsassistente ga vragen, vraag ik het aan jullie:
Wat is het gekste excuus of de onwaarschijnlijkste smoes die je ooit gehoord, of misschien zelfs gemaakt heb? 
Schroom niet, ik ben heel benieuwd!

Voor Ronald

Al sinds ik gehoord heb van je plotselinge dood wil ik iets schrijven. Maar steeds weet ik niet zo goed wat. Misschien moet ik gewoon beginnen.
Toen ik je leerde kennen was je 9 jaar. Toen je overleed was je 53. Jong om te sterven. En zo onverwacht. Ik leef zo mee met je familie. Helaas weet ik maar al te goed hoe het is om midden in de nacht telefoon te krijgen met een vreselijk bericht.
Ruim 20 jaar ben je mijn zwager(tje) geweest. En in de ruim 20 jaar daarna hielden we een soort van contact.
Op een vreemde manier. Want jij was jij en ik was ik. We hadden nooit een hechte band, maar we lieten elkaar ook nooit los. Ergens was er iets wat ons bond. En dat ‘iets’ maakt dat ik behoefte heb om te schrijven, nu je zo plotseling weg bent.
Wat was het iets? Ik denk eigenlijk iets heel eenvoudigs: we waren in staat om van elkaar te zien wie de ander was en dat te respecteren en te waarderen. Hoe verschillend ook, hoe lastig soms, hoe irritant we soms zelfs voor elkaar waren, het contact bleef. Want we mochten elkaar, op onze eigen speciale manier.
Ik ga je missen. Het is echt vreemd dat jij er niet meer bent om dit stukje te lezen. Je zou waarschijnlijk in prachtig geconstrueerde zinnen met galgenhumor je reactie geven.
Je was een trouwe lezer van Daagse Dingen en had er een hoge pet van op. Ik lees op jouw facebook zelfs een recensie:

Alleen daarom al verdien je hier een stukje wat aan jou gewijd is.
Een week voor je overleed heb ik nog met je gechat. Gelukkig.
Rust in vrede man. Je verdient het.