Op rolletjes

Voor wat betreft inparkeren of achteruit rijden ben ik het cliché van een vrouw. Ik vind het erg moeilijk om in te schatten waar ik ‘zit’ met de auto.
Sowieso ben ik niet dol op autorijden. Ik was ook altijd wel een beetje bangig voor stadsrijden, rijden in slecht weer, onbekende routes rijden of in het buitenland rijden. 

Dat soort dingen zijn wel een stuk verbeterd in vergelijk met vroeger.
De eerste zet daarvoor was dat ik alleen kwam te staan en dan moet je wel, anders kom je nergens. Dat was nog in de tijd voor de navigatie, dus ik had het ANWB stratenboek in de auto liggen. En wegenkaarten. Moest ik daar gebruik van maken, dan zette ik de auto aan de kant, want om zo’n pil van een boek door te bladeren en de juiste coördinaten op de kaart te vinden, of om een wegenkaart op de goede manier uit te vouwen, daar had je twee handen en twee ogen en met de kaart ook nog veel ruimte voor nodig.
Na een poosje ging het rijden me makkelijker af, ik crosste het hele land door, om zoon naar jeugdkamp te brengen en te halen, om met z’n drietjes op vakantie te gaan en om dochter aan te moedigen als ze een optreden met de percussieband had waar dan ook in Nederland.
Maar autorijden werd nooit mijn hobby en toen ik weer een relatie kreeg, sloop het er makkelijk in dat ik steeds vaker weer op de bijrijdersstoel zat. 

Het nadeel hiervan was dat ik steeds meer op ging zien tegen het wèl zelf rijden. Drukte. Slecht weer. Niet weten hoe ik ergens moest komen. Zenuwachtig vanwege ander verkeer.
Hoe minder ik achter het stuur zat, hoe meer gespannen ik was, als ik een keer wel weer de chauffeur was.
Totdat dat echt in één klap afgelopen was. drie jaar geleden. We zouden op vakantie naar Oost Duitsland en Bert kreeg drie of vier dagen tevoren een extreem pijnlijke ontsteking in zijn schouder. Hij werd door de arts zwaar onder de medicijnen gezet, anders was het niet te doen. Dat betekende onder andere: niet autorijden. Ten eerste zou hij de bewegingen niet kunnen maken maar ten tweede waren de pijnstillers zo sterk dat het levensgevaarlijk zou zijn als hij achter het stuur zou gaan. Moesten we nu wel of niet op vakantie gaan? We besloten wel te gaan, we hadden een huisje gehuurd en daar kon hij het zich ook comfortabel maken en hopelijk zou het de komende dagen wat beter met hem gaan.
Maar, ik moest dus rijden. Het vreemde was, dat ik er toen ineens niet meer tegenop zag. We gingen gewoon, ik kon dat. Bert heeft zich onderweg en in de rest van de vakantie regelmatig afgevraagd wie er in ‘the Annelies-suit’ zat. Ik reed alsof ik nooit anders gedaan had over autobahnen, door grote steden, ik sorteerde voor, voegde in, deed inhaalmanoeuvres, zocht mijn weg door kleine dorpjes, niks was te moeilijk. Eén keer was ik een beetje zenuwachtig omdat we in een oude binnenstad reden en er tramrails lagen. Daar hou ik dus echt niet van, maar ook dat ging gewoon goed. We zochten natuurgebieden op, we reden over landelijke weggetjes, bezochten musea, een hooggelegen kasteel, een dierentuin en bij alles reed ik. Ik. Ja, dat herhaal ik nog maar even. 
Dat was toch een lekker gevoel, dat ik dat gewoon wèl kon! Goed voor mijn zelfvertrouwen en vooral voor ontspanning.
Maar, zoals de eerste zin van dit verhaal al zei: voor wat betreft inparkeren en achteruitrijden ben ik het cliché van een vrouw. Dat is niet veranderd en dat zal ook niet gebeuren. Ik klungel en zal blijven klungelen.


Vanmiddag weer even in praktijk gebracht, ik moest voor een afspraak ergens heen waar ik nog niet eerder geweest was. Beetje in het buitengebied maar ik zou het wel kunnen vinden, Google Maps hielp me wel.
Die hulp was enigszins discutabel, de robotstem zei dat ik rechtsaf naar de (straatnaam) moest. Maar ik reed al op die weg en ik zag geen rechtsaf. Toen begon mevrouw Google te blaten dat ik om moest keren. Ja tuurlijk, op een doorgaande weg, wat denk je zelf. Doorgereden tot de inrit naar een boerderij en daar kon ik keren. Weer bij de zogenaamde afslag gekomen zag ik een smal paadje, dat bedoelde ze blijkbaar. Man wat een slecht wegdek, modder, vol gaten en geen idee waar ik heenging. Ik kwam bij een nieuw gebouwd huis wat nog leegstond. Geen huisnummer. Verderop was een soort loods waar net een man in neonvestje naar buiten kwam. Snel liep ik naar hem toe om te vragen waar nr (..) was en hij wees: ‘Dan moet je daar de oprit in.’ Ik zag helemaal geen oprit, alleen een soort tuinpaadje. ‘Oké bedankt, ik loop er even heen.’
‘U kunt beter uw auto meenemen, u staat nu geparkeerd waar dat niet mag.’ Ik had werkelijk geen flauw idee waarom dat niet mocht, er was helemaal niks wat ik met mijn auto verstoorde. Maar ik wilde uiteraard geen ruzie, dus haalde de auto weer op en probeerde gaten ontwijkend naar het toegangspaadje te rijden. Direct zag ik al dat ik het nooit voor elkaar zou krijgen om de auto daar te keren als ik verder reed, en achteruit rijden zag ik ook niet zitten, dus het laatste stukje ging ik lopen.
Afspraak verliep prima en na een uurtje ging ik weer. Dacht ik. Er stond inmiddels een soort kar overdwars achter mijn auto. Wel een eindje verder, zodat ik nog achteruit het weggetje weer op kon draaien, maar krap was het wel. Op hoop van zegen dan maar. Klein stukje vooruit dat ik meer draairuimte zou hebben en toen achteruit. ‘Loeiiii’, zei mijn auto en ik voelde weerstand. Blijkbaar lag er een steen of een tak of weet ik veel, ik kon niet achteruit. Weer een stukje vooruit en vast wat draaien, zodat ik een andere richting achteruit kon zometeen. ‘Whieieieieie’ jankte mijn auto, de wielen draaien vruchteloos in de modder.
Ik voelde me zo langzamerhand Eddie Carr uit the Lost World die zijn jeep niet wegkreeg. Gelukkig hoefde ik hier geen dinosaurussen te verwachten. Maar stom was het wel. Ik had toch echt geen zin om naar meneer Neonvestje te gaan om de hulpeloze vrouw uit te hangen, dus poging 3.  Weer een klein stukje vooruit, daarbij een ministukje draaiend en toen weer achteruit. Ik had nog het benul om niet teveel gas te geven, stel je voor dat ik achteruit zou schieten, dan knalde ik alsnog tegen die kar aan.
Hèhè, de auto kachelde achteruit en ik kon het kuilen-en-gaten weggetje weer op.
Toen realiseerde ik me dat ik nog steeds rustig was. Niet te geloven! Ik had dit gewoon gedaan zonder te stressen!
Ik ging nog even wat boodschappen halen, bij de winkel waar ik heen wou zijn de parkeerplekken krap. Als je überhaupt al een parkeerplek vindt. Ik reed een rondje over de volle parkeerplaats, zag een auto wegrijden en priemde de mijne op het smalle plekje dat vrijkwam. Doodeng, maar het paste. Hoe ik eruit kwam zag ik straks wel weer. Ja, dat zal je altijd zien, in de tussentijd was er een vrachtwagen overdwars achter me gaan staan, hij moest de winkel bevoorraden. Er werd me ook niet veel bespaard vandaag. Nogmaals riskante manoeuvres om achteruit weg te rijden zonder dat ik ergens tegenaan botste of schraapte. Victorie! Ook dat lukte. Wat kan je dan toch ontzettend met jezelf ingenomen zijn.
Door de regen dan eindelijk naar huis.
‘Ging het goed?’ vroeg Bert.
‘O zeker hoor,’ zei ik. En ik meende het nog ook! 

2 gedachten over “Op rolletjes

Geef een reactie op Rianne Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.