Maandelijks archief: september 2023

Theetijd

Ik wou vandaag wel even weg. Gewoon voor de gezelligheid. Niet weer lang in de auto (hiervandaan is bijna alles lang in de auto), maar iets leuks in de buurt. Hebben we dat? Jazeker hebben we dat, 4 km verderop is de Theefabriek in Houwerzijl.
Er is een theemuseum, een theewinkel, een mooie theetuin en een gezellige tearoom (waarom is daar geen leuk Nederlands woord voor?)
Ik stelde voor om daar op de fiets heen te gaan.
Wij zijn niet zulke fietsers. Hebben allebei nog een oud brikje, zonder trapondersteuning en ik zelfs zonder versnellingen.
Maar de brikjes doen het nog wel, dus we gingen. Nou ja, eerst moesten er nog banden opgepompt en een antiek ventiel vervangen door een ander antiek ventiel (de schuur hier herbergt de meest ouderwetse dingen, heel handig voor ons soort mensen) en een spanband c.q. spin gezocht, want we hebben beiden geen snelbinders meer en mijn jas moest mee op de bagagedrager en… nou ja een half uur later gingen we dan daadwerkelijk.
Nog geen drie meter onderweg merkte ik al dat ik het koud had, dus jas alweer onder de spin vandaan.
En nu fietsen!
Goeie genade, wat een tegenwind. Daar had ik niet op gerekend, maar ik was vastbesloten om vol te houden. De gedachte aan een beloning in de vorm van een taartje bij de Theefabriek motiveerde enorm.
En het was tenslotte niet zo ver, ik kon dat best.

Bij de Theefabriek stond een bordje met een pijl waar fietsen en automobilisten heen moesten. Ik nam die pijl iets te letterlijk en sloeg ter plekke rechtsaf en toen fietste ik door de theetuin. Dat kon niet de bedoeling zijn dus ik stapte gauw af en liep zo strak mogelijk langs de heg om de terrasbezoekers niet tot last te zijn.
Fiets op de juiste plek gestald en we zagen een vrij tafeltje. 

Buiten zat het vast nog wel lekker, zo in de zon. Was ook zo, alleen waren er wespen. En er stond een kaartje op tafel met het advies om, als je iets zoets wilde gebruiken, dat binnen te doen, juist vanwege de wespen.
Dat advies gingen we maar opvolgen, want we hadden nog niks op tafel staan en moesten toch al wespen wegwapperen. 

Binnen was het ook gezellig. Wel een beetje donker. Maar misschien had ik mijn zonnebril nog op…
We gingen aan een tafeltje voor twee zitten. Bert zei: ‘Ik zit hier wel een beetje op de tocht’ en dat was ook inderdaad zo. Meestal ben ik de pineut maar ik gunde het hem ook niet.
Boven was er ook ruimte en daar zag het er eigenlijk ook nog gezelliger uit.
Dus voor de tweede keer jas en tas weer gepakt om naar een ander tafeltje te gaan.
Poging drie om plaats te nemen was volledig geslaagd, we zaten daar heel gezellig. Ik heb minstens 5 x tegen Bert gezegd dat ik de glas-in-lood ramen zo mooi vond. Ik leek m’n lieve moeder wel, ik merkte het zelf.
Een serveerster kwam de trap op, Bert zat met de rug naar haar toe.
‘Goedemiddag dames!’, zei ze vriendelijk en ze verschoot toen ze aan de voorkant van Bert kwam.
‘O sorry, ik zag u alleen van achter en ik dacht…’stamelde ze en ik redde haar door te zeggen dat Bert trots was dat hij nog zoveel haar heeft. Dat maakte het wat luchtiger voor het meisje, ik had het echt met haar te doen. 


We bestelden onze heerlijkheden. Het was dan wel een tearoom maar Bert houdt niet van thee, dus die nam koffie. Met een chocolademuffin. Ik koos zwarte thee met gember en citroen en een trio mini-muffins. Chocolade, Lady Grey en Blueberry.


Jongens, wat was dat lekker! Ik had nog nooit cake waar thee in verwerkt is geproefd, maar ik ga zeker op zoek naar recepten. 

Vanaf onze hoge plek zag ik beneden het personeel druk bezig met alle bestellingen, ik keek ze op de kruin. En zag ik nou J.,  die vroeger bij mij in de opvang was? Volgens mij was hij het!
Een lange jongen, echt een middelbare-scholier, maar nog wel met de herkenbare kruin  van dat kleine jongetje dat ik vanaf zijn babytijd mocht verzorgen. 
Uiteraard wilde ik hem niet in verlegenheid brengen door van bovenaf naar hem te roepen, ik zou hem vast straks bij het afrekenen wel zien. 
Dat was inderdaad zo en hij reageerde blij dat hij me zag, geneerde zich dus totaal niet voor zijn collega’s. Top vind ik dat!

Voordat we weer op de fiets stapten, wilde ik in het winkeltje die enorm lekkere thee kopen. Ik zocht ook nog even of er van die thee was om in baksels te verwerken, maar dat zag ik zou gauw niet. Daar moet ik later maar eens naar op zoek, want het was echt te lekker!

Op de terugweg hadden we de wind in de rug en we namen daarom een kleine omweg. We vlogen langs de weilanden tot ik ineens vol op de rem trapte. (ja, ik heb een ouderwetse terugtraprem, ook dat nog).
‘Zie jij dit ook?’ vroeg ik voor de zekerheid aan Bert.
Ik wist toch zeker dat ik alleen thee had gehad en geen alcohol, maar ik zag een zebra in de wei…  Ja echt een zebra, niet een paard met zo’n gestreepte deken.
Dat verwacht je toch niet, in een weilandje in Noord-Groningen.
Als bewijs heb ik een foto gemaakt. 

Daarna stapten we weer op en we hadden een tempo of we de trapondersteuning op de hoogste stand hadden staan. Pure windenergie. 

En nu zijn we weer thuis. Het was zo’n gezellig uitje op de zondagmiddag.
Bert kijkt nu naar de motorrace en ik typ dit blogje.
Zometeen is het tijd voor een biertje.
Ik ben benieuwd of ik daarna nog meer vreemde beesten zie.
Zoja, dan hou ik jullie op de hoogte.

Tuinscènes

Alweer over de tuin? Tja, mijn blogjes gaan over dingen die me bezig houden. En onvermijdelijk komen sommige onderwerpen dan vaker aan de orde.
Maar net zoals ik in een film die ik al ken, toch steeds andere dingen zie, is dat met tuinwerk net zo. 

De tuin van Tim was weer aan de beurt. Je weet wel, die met die stenen, veenlijken en eindeloze penwortels (The Empire strikes back)
De afgelopen periode van afwisselend zon en regen had de boel weer aardig doen ontspruiten. En dan vooral de soorten die beter onontsproten konden blijven wat ons betreft.
Dus Supermam kwam weer even aanwaaien, met knielbankje en onvolprezen stekertje. De rest aan gereedschap heeft hij zelf wel. Natuurlijk ben ik niet echt Supermam, maar dat is even een bruggetje naar het filmthema dat zich deze dag ontvouwde. 

Het begon ermee dat ik tijdens het werk het muziekje van De Geheime Tuin zat te neuriën.
Niet dat deze tuin nou te vergelijken is met de ommuurde tuin achter een kasteelachtig Engels landhuis, maar toch had ik de associatie. Het was heerlijk fris weer en ik zat net als Mary Lennox allemaal onkruid uit te trekken en in een emmer te gooien.
Mijn liedje hield abrupt op toen ik zag dat ik met mijn stekertje een korte maar dikke naaktslak had gespietst.
‘Och sorry’, mompelde ik. Aangezien de slijmerige ingewanden van het beestje zijn uitgewanden waren geworden, was het een zeer nutteloos excuus.
Ik heb op zich niks met slakken (je kan het woord net zo plakkerig uitspreken als ze zelf zijn), maar ze zijn nuttig en doen gewoon hun slakkendingen. Niet nodig om ze zomaar te spietsen. Ik begroef hem snel en legde daarbij per ongeluk een groepje kleine glazige eitjes bloot. Slakkeneitjes, ook dat nog. Hup, zand erover. De vader/moeder (slakken zijn hermafrodiet) had ik niet meer kunnen redden, de eitjes wel. Gelukkig hebben babyslakjes hun ouders niet nodig. Dat scheelde weer in mijn schuldgevoel. 

Ik hervatte mijn geneurie en trok de een na de andere grasspriet en paardenbloemrozet uit de grond, tot mijn emmer vol was en ik die ging legen in de groene container.
Maar de emmer werd zo’n beetje teruggetrokken. Een kruisspin met de omvang van een nazaat van Ungoliant hield de rand vast, met 8 poten en sterke webdraden. 


‘Laat los,’ zei ik. Het beest was werkelijk gigantisch, met een kruis dat op de mantel van een Tempelier niet zou misstaan. 
Het beest reageerde niet, maar bleef hardnekkig de emmer vasthouden, ik verbeelde me dat de 8 poten nog steviger om de rand geklemd werden. Waar is Radagast als je hem nodig hebt?  (ik hoop dat je de Hobbit gezien hebt, anders spreek ik in raadselen)
Ik vond het heel vervelend voor de spin dat ik haar web had verstoord, maar het was MIJN emmer en ik wilde hem legen!
Ik gaf een ruk en de Tempelierster vloog met een zwiep tegen het raam van Tim’s huis. Daar kroop ze verbolgen naar boven en zocht een plek boven het kozijn. Ik zag dat er nog zo’n joekel in het raamkozijn zat. Goed eten daar in Drenthe blijkbaar.
Ik voelde me nu alleen wel door zestien oogjes bekeken, terwijl ik de emmer leegde en nog een poos bezig was om de echt bizar sterke draden te verwijderen. 

Daarna weer op de knieën om verder te steken en de trekken. 
Maar ik was het superhandige klauwharkje van TIm kwijt. Geknield op mijn bankje speurde ik de tuin af en zag toen gekromde vingers uit de grond steken. Ik had het harkje per ongeluk half begraven.
Het leek wel de hand uit The Corps Bride.

Ik kon het niet laten, maakte een ring van een paardenbloemsteeltje en schoof die aan een van de vingers. Juist toen ik, net als Victor,  ‘With this ring I thee wed’ wilde galmen, kwam de buurman naar buiten. Gelukkig was ik nog niet begonnen met praten, anders had ik gewild dat de hand me daadwerkelijk de grond in getrokken had.
Ik groette normaal de buurman en grinnikte in mezelf toen ik het harkje bevrijdde en weer vrolijk verder ging met onkruid verwijderen. Met nu het muziekje van The Corps Bride in mijn hoofd.

Onvermijdelijk kwam ik de ridderzuring ook weer tegen. Die met de penwortels die tot aan Australië reiken.
Nu wilde ik echt tot het uiterste gaan om hem uit te graven, als de wortel brak was de plant er binnen de kortste keren weer om zijn veel te grote plek op te eisen.
Ik groef en trok en groef en trok en eindelijk…. daar trok ik de hele wortel uit de aarde.
Alsof ik Excalibur uit de steen had getrokken, alleen de epische muziek en de lichtstraal vanuit de hemel bleven uit toen ik de wortel zegevierend boven mijn hoofd hield. Jammer. 


Het grootste gedeelte was nu klaar, alleen een hoek was nog flink overwoekerd.
Toen ik mijn stekertje daarin wilde planten lukte dat niet. Steen. 10 cm verder ook steen. Eigenlijk was het hele stuk eronder steen.
Jemig, dit was gewoon een stukje volkomen overgroeid terras. Wat verschrikkelijk irritant, want het waren kleine steentjes, dus duizend voegjes, en de plantjes zaten muurvast. Ik was zo hard aan het steken dat de steentjes loskwamen.
Hoezo was dit rare ronde stukje terras überhaupt aangelegd in die hoek?  Ik overlegde even met Tim, die inmiddels klaar was met werken en dus klaar was om met te helpen, en we besloten gewoon dat stuk eruit te halen.
Ik kan het iedereen aanraden: heb je onkruid tussen de stenen, verwijder dan gewoon de stenen. Probleem opgelost. En gelijk ook een stukje tuin erbij waarin je iets leuks kan planten.
En hier moet ook nog echt iets komen, want het kleine boompje c.q. struikje wat er stond, was dood gegaan. We groeven die uit, het leek heel makkelijk, maar het laatste stuk wilde maar niet. Toen het uiteindelijk lukte (ik had de neiging om ‘Let it goooooo’ te gaan zingen, maar dat wilde ik Tim niet aandoen), zagen we waarom het zo moeilijk ging. De wortels zaten spiraalvormig. ‘We hadden hem eruit moeten schroeven,’ zei Tim en gelijk had hij.

De natuur heeft allang verzonnen wat wij  denken uit te vinden, dat blijkt maar weer.
Ik ging nog onkruid tussen de stenen van het paadje weghalen (daar hebben we de stenen toch maar wel laten liggen) en toen was het klaar.
‘It’s done’  zou Frodo zeggen. 


Volgende week is onze eigen tuin aan de beurt. De konijnen (het zijn echt geen konijntjes meer) krijgen een mooi nieuw verblijf. In het weekend komt mijn ideale schoonzoon helpen met bouwen. Maar komende dagen ga ik alvast wat voorbereidingen treffen.
Ik heb de muziek van Watership Down al in mijn hoofd.

Wees geen eikel

Morgen begint officieel de herfst. Het weer is al ietsje eerder begonnen, maar dat terzijde.
Herfst is een tijd van mooie kleuren, paddenstoelen, kastanjes, eikels en beukennootjes.
Een leuke tijd om weer te wennen aan eerder donker en later licht, om je warmere kleding weer op te zoeken en om het in huis gezellig te maken. 

Ook gaan we graag de natuur in, om te genieten van al die mooie kleuren.
Fijn, de natuur is ook om van te genieten! 

We weten dat we van besjes af moeten blijven, want die kunnen giftig zijn. Paddenstoelen idem dito. Die raken we niet aan.
Mooie afgevallen bladeren zoeken we wel, de mooiste gele en rode nemen we mee.
Geen tassen vol, gewoon een paar. 

Waar helaas wel tassen vol van verzameld worden, zijn kastanjes, eikels en beukennootjes. Want het is zo leuk om ze te zoeken. En we kunnen er dingetjes van knutselen thuis. Poppetjes, spinnenwebben, dat soort dingen.
Daar hebben we er hooguit 10 voor nodig. En die andere 234 die we meegenomen hebben? Die laten we verschimmelen of we gooien ze in de groene container. 

Ik ben niet de eerste en de enige die zegt: Niet doen! Maar ik laat de gelegenheid toch niet voorbij gaan om het ook te zeggen. Al is het maar één iemand die dit leest en denkt: o, daar had ik heel niet aan gedacht, dan is er al iets gewonnen. 

Kastanjes, eikels en beukennootjes zijn voedsel. Niet voor ons maar voor dieren die het hard nodig hebben om de winter door te komen.
We kennen allemaal wel de schattige beelden van eekhoorntjes die eikels verstoppen als wintervoorraad. Het zijn zo’n beetje de ambassadeurs van de nootjeseters.
Maar eikels, kastanjes en beukennootjes worden door zoveel meer dieren gegeten. Dieren die de winter anders niet gaan overleven. Ik overdrijf niet.
Hazen, vogels, muisjes, reeën, de gewone dieren die in ieder natuurgebied, of het nou groot of klein is, voorkomen.
Als wij zakken vol kastanjes verzamelen, en dat met z’n allen, dan beroven we hen van hun voedsel . En zal serieus een flink aantal daardoor de hongerdood sterven.

Het is vaak helemaal geen boos opzet van mensen. Alleen iets waar niet verder over nagedacht wordt. Het is leuk om met kinderen kastanjes en eikels te verzamelen, het is gewoon schatzoeken.
Neem het alleen niet allemaal mee naar huis. Pak er een paar om je poppetje mee te maken en laat de rest in het bos achter. Zonder plastic zak natuurlijk, maar dat is hopelijk een open deur intrappen.
Je kan ook aan het eind van je zoektocht in het bos tellen hoeveel kastanjes iedereen gevonden heeft, of kijken wiens tas of emmer het volst is. Gewoon ter plekke.

En daarna laat je ze achter, als ware schat voor alle dieren die het voedsel zo nodig hebben.
Doen hoor!

Kreun en steun

Zonder te willen klagen moest ik toch erkennen dat ik voetklachten had. Ik wilde niet klagen omdat ik dankbaar en blij ben, dat ik na de lange brekerij-gipserij-operatiederij-nog een keer gipserij -periode weer goed kan lopen.
Toch merkte ik dat ik, juist omdat ik weer veel liep, pijn in mijn been kreeg. Omdat ik mijn voet verkeerd neerzet en het niet zelf kan corrigeren. Want aan de geopereerde kant is een teen verlamd en die raakt de grond niet.
Lang verhaal kort (dat lukt eigenlijk niet meer na zo’n uitgebreide inleiding): ik ging weer terug naar de orthopedisch chirurg, besprak opties en liet me in overleg doorsturen naar een fysiotherapeut en een orthopeed.


Vorige week liet de zeer vriendelijke en vrolijke orthopeed mij in een bak met oase stappen (ieuw, raar gevoel!) om voetafdrukken te maken. Tot mijn vreugde zei hij daarna, dat we het met steunzolen gingen proberen, voordat aangepaste schoenen aan de orde waren. Dat maakt het toch allemaal wel wat makkelijker, of niet dan? 
Vandaag kon ik de zolen al ophalen. Ja, twee want het is beter voor de balans als je op dezelfde soort zolen loopt, zei meneer. Wat ik uiteraard ogenblikkelijk aannam. 

Ik moest ervoor naar de stad, maar sinds de vakantie draai ik mijn hand daar niet meer voor om. Ik stadsrij of rij stad alsof ik nooit anders gedaan heb: wegopbrekingen en omleidingen, bussen, duizend slingerende en, naar het soms lijkt, levensmoede fietsers doen me niets meer. Nou ja, bijna niets, ik moet niet overdrijven.
In ieder geval, netjes op tijd was ik bij de praktijk, en precies op tijd om de deur open te doen voor een heel oude meneer. HIj zat op een scootmobiel formaat zitmaaier en wilde met het hele gevaarte naar binnen. De deur was breed genoeg maar de draai naar de wachtkamer was wat krap.
Hij bleef ook nog op de drempel hangen en toen hij er uiteindelijk overheen schoot had hij zoveel snelheid dat hij die krappe draai niet op tijd kon maken en tegen de muur knalde .
‘Oeh!’ riep ik verschrikt, maar de man suste: ‘O, dat gebeurt zo vaak, niks aan de hand.’
Hij had ook een stootrand om zijn voertuig heen zag ik, was ook niet voor niks dus.
Toen meneer vervolgens de hele middenruimte in beslag had genomen met zijn vehicle was er geen plek meer voor mij, want er waren nog drie oude heren met ieder een rollator.
Ik voelde me ineens superjong en mobiel, het zette alles even in perspectief. Ik kon prima even blijven staan.
Er werken daar meerdere orhtope.. wat is het meervoud eigenlijk? Orhopeden, peten? Maakt niet uit, mijn punt is dat de een na de andere oude man opgeroepen werd en ik steeds meer ruimte kreeg en uiteindelijk kon gaan zitten. Op het laatst was ik nog maar alleen over en keek ik op het scherm aan de wand naar gezellige filmpjes over knie-artrose, polsbraces, beenprotheses en een apparaat om zelfstandig steunkousen aan te trekken. Nadat ik de hele serie een keer of drie voorbij had zien komen, en de een na de andere oude man had zien vertrekken, was ik aan de beurt.
Weer bij de aardige man van vorige week. 

Ik moest mijn schoenen uitdoen en hij verdween daarmee in een andere kamer. Spannend!
Met een blij gezicht kwam hij uiteindelijk terug, mijn schoenen voor zich uit houdend alsof hij een dienblad met lekkere drankjes presenteerde en hij ging voor me op één knie zitten.
Ach! Dat had zelfs mijn man niet gedaan tijdens het huwelijksaanzoek. Ik voelde me als Assepoester die het glazen muiltje ging passen. 

‘Au!’ Het ontschoot me voor ik er erg in had. 
‘Uw schoen nu te klein?’ vroeg de orthopeed bezorgd. 
‘Nee, het voelt alsof ik op een knikker sta!’ lachte ik een beetje nerveus.
Goeiegenade, ik had de illusie dat deze zolen me meer comfort zouden opleveren maar zo was het dus niet.
De peed begon bijna te stralen. ‘Ja!’ zei hij, ‘Dan doet de zool zijn werk!’ Er volgde een verhandeling over platvoet en bolle voet en voorvoet en achtervoet en middenvoet en ik begreep ervan dat dit wel degelijk de stand van mijn voet corrigeerde. Vooruit dan maar, het zal wel wennen. 

‘En hoe verder?’ vroeg ik. ‘Direct veel lopen of opbouwen?’
‘Veel lopen, zoals u gewend bent. Dat is het allerbeste. Als u gaat opbouwen met een uurtje de zool in uw schoen en daarna weer eruit, kwelt u uzelf alleen maar langer. Even doorbijten nu.’
“Ah, zoals met een nieuw kunstgebit,’ zei ik. ‘Direct indoen, inhouden en doorbijten.
‘O, u heeft daar ervaring mee!’ zei hij.
Nee,’ zei ik.
Enigszins ongemakkelijke stilte. De man zal wel gedacht hebben: hoezo zeg je dit dan.
Toch was hij zo vriendelijk om te zeggen dat het wel een beetje vergelijkbaar was, maar dat de anatomie en de gevoeligheid van de mond wel heel anders waren als van de voet.
Ik wilde nog iets over gevoelige voeten zeggen, maar vond dat ik beter mijn mond kon houden, ik zou het alleen maar erger maken.  

Ik liep een paar stappen en de knikker leek haast al iets minder hard te zijn. Ik kreeg de binnenzooltjes van mijn schoenen mee in een tasje en de peed zei: als u nu andere schoenen heeft waar deze steunzolen niet precies inpassen, kunnen we altijd even kijken of daar iets aangedaan kan worden. Dan maakt u gewoon een afspraak met uw schoenen.’
Nu schoot ik toch echt in de lach en riep:  ‘Hahaha een afspraak met mijn schoenen! Ik hoop dat ze kunnen.’ 
Er verscheen een brede grijns op het gezicht van de peed toen hij zei: ‘Ja, misschien even in hun agenda kijken?’  
Gelukkig vond hij het ook grappig, want ik moet echt eens leren om niet alles eruit te flappen wat in mijn hoofd zit. 

Het stukje lopen naar de parkeerplaats was erg onprettig op mijn knikker. Maar het kan altijd erger, het had ook kunnen voelen als een legoblokje tenslotte. Dat monterde me wat op en nu in de loop van de dag voel ik het al ietsje minder.
Echt doorbijten dus, al is het geen kunstgebit. 

Jongens, binnenkort ren ik weer rond en ik kan gewoon door de zolen te dragen al zien dat de stand van mijn been anders is. Dit komt helemaal goed. Nu mijn impulsiviteit nog.

Hoedje

Voordat de herfst begint, wil ik een regenhoedje hebben. Zodat ik in weer en wind kan wandelen zonder te worstelen met paraplu’s. Een capuchon is ook geen optie, die dingen zijn altijd te groot. Als ik mijn hoofd draai, kijk ik in de binnenkant van de capuchon en bij het minste zuchtje wind waait hij af. De exemplaren met een trektouwtje zijn ook geen succes omdat de rand van de muts dan over mijn ogen komt.
Je zou het niet zeggen met mijn hersencapaciteit, maar ik heb een klein hoofd. Toen we een keer een scooter huurden was een kinderhelm de enige die goed paste. Met de zeldzame keer dat ik ging karten idem dito.
Dus alle mutsen en petten en hoeden zijn mij altijd te groot.
Maat XS was nou niet direct het streven voor alleen mijn hoofd, maar het zij zo.
Deze hele inleiding was nodig omdat een regenhoedje in mijn maat kopen nog niet zo makkelijk is dus.
Maar hoera, we hebben internet, daar moet iets op te vinden zijn wat niet one-size of minstens 58 cm is. 


Zoekterm ‘regenhoedje’ levert nauwelijks iets op.
Mijn altijd behulpzame echtgenoot tikt ‘zuidwester’ in. Dat levert een hele hoop resultaten op, maar niet wat ik wil. Ik ga tenslotte niet zeevissen of werken op een booreiland. 

Als ik bij ‘afbeeldingen voor regenhoedje’ zoek, kom ik de term ‘bucket hat’ tegen. 
Ik had het kunnen weten. Regenhoedje is hopeloos ouderwets, het moet een bucket hat zijn. 
‘Je kan ook een emmer op je hoofd zetten’ zegt mijn altijd romantische echtgenoot. Ik doe alsof ik het niet hoor.
Ik zoek in de collecties, want ik heb nogal wat eisen. Het moet dus een XS zijn, het mag niet teveel kosten en het moet waterdicht zijn, want bucket hats zijn er ook voor in de zomer tegen uv -straling op je knar,  en voor het vissen en surfen en golfen en dat doe ik allemaal niet. 

Onvermijdelijk kom ik bij de kinderhoedjes, ik tref een felgroene met kikkerogen erop. 
‘Die moet je nemen’,  zegt mijn altijd motiverende echtgenoot. ‘Dan kunnen de mensen in de buurt zeggen: ‘kijk het regent, de kikkers komen tevoorschijn’.
Ik doe alsof ik het niet hoor. 

Uiteindelijk kom ik uit bij het toepasselijke merk ‘Rains’ dat iets in mijn maat lijkt te hebben wat ook nog in mijn comfortzone ligt.
Natuurlijk klik ik het eerst op de categorie ‘sale’ en zie een XS waterdichte bucket hat!
Alleen is hij grijs. En mijn haar is ook grijs. Hebben ze ook andere kleuren? Beige, crème…
In principe maakt het me niet uit hoe ik er uit zie met zo’n hoedje, flatterend zal het sowieso niet zijn. Maar ik hoef er ook niet uit te zien alsof ik al een poosje dood ben, dus ik zoek nog even verder. Een blauwe, dat moet ‘m worden.  In mijn enthousiasme klik ik per ongeluk twee keer om het ding in mijn winkelwagentje te gooien en ik krijg een rode melding: ER IS NOG MAAR 1 OP VOORRAAD.
‘Ze schrikken zich een hoedje daar’ zegt mijn altijd grappige echtgenoot. Ik produceer nu toch een lachje en ga dan snel de bestelling afronden voordat iemand anders nog dit hoedje voor mijn neus wegkaapt.
‘Zo, die kan van je bucketlist’ zegt mijn echtgenoot nog, omdat hij weet dat ik totaal niets met bucketlisten heb. Ik doe alsof ik het niet hoor. 


Dit is ‘m geworden (maar dan een blauwe dus), het zou leuk zijn als ik er ook zulk mooi lang haar door kreeg. Maar dat zal een ijdele wens zijn, waarschijnlijk zie ik eruit als Miss Marple als ik hem opzet. Kan me niks schelen, ik kan aan de wandel in weer en wind (lees: heb dan ook geen enkel excuus meer om niet te gaan) 

Vanochtend had ik het hoedje gelukkig niet nodig, het is stralend nazomerweer en ik genoot van mijn wandeling. 
Ik kwam Sinterklaas tegen. Twee keer zelfs, de goede man liep blijkbaar dezelfde wandeling als ik, in tegenovergestelde richting. Hij had net als ik geen rok aan, maar blote benen onder een korte broek. Zijn lange witte haar wapperde onder een petje uit en zijn opwaaiende baard onthulde het logo van een blackmetal- band op zijn mouwloze t-shirt.
Volgens mij is het helemaal niet waar dat hij op 6 december teruggaat naar Spanje. Hij stapt ergens stiekem van de boot af en trekt zich terug in Noord-Groningen om daar incognito zijn heerlijk vrije maanden door te brengen voordat hij weer moet kleumen op kades en daken.
Ik zal nog wel eens aan hem denken als ik mijn regenhoedje op moet.  Een regenmijter bestaat volgens mij nog niet. 
Overigens hoop ik dat het nog een hele poos duurt voordat ik het hoedje op moet zetten. Dit heerlijke weer bevalt me uitstekend.
Het enige wat ik nu mis tijdens mijn wandelingen, is een plastuit. Dat wordt mijn volgende zoektocht en aankoop.
Een blog daarover zal ik jullie besparen.