Nog een paar dagen en dan gaat mijn kleinzoon voor het eerst naar de basisschool. De kleuterperiode is aangebroken.
Hij krijgt een juf en een meester. Dat vind ik ZO leuk! Het basisonderwijs is wat mij betreft veel te veel een vrouwenaangelegenheid, en de spaarzame meesters zijn eigenlijk altijd leerkracht bovenbouw. Maar hier dus niet, en ik denk dat het enorm goed is dat jonge kinderen zowel van een man als van een vrouw les krijgen.
Het is haast beladen wat ik nu zeg, vanwege alle genderissues momenteel, maar in het kader van de diversiteit juich ik het alleen maar toe dat er een meester is voor de kleuters.
Een paar dagen de ene leerkracht en een paar dagen de ander, dat is helemaal normaal. Toen ik begon als kleuterjuf was dat nog helemaal niet zo. Leerkrachten stonden 5 dagen per week voor de klas. Ik ook. En er was een aparte kleuterschool en lagere school.
Dan werd er tegen kinderen , als ze 6 werden, gezegd dat ze nu naar de grote school mochten! De opleiding was ook anders, voor kleuterleidster of onderwijzeres. Dat vond ik op zich niet slecht, kleuters hebben andere dingen nodig als grotere kinderen. Wat ik wel idioot vond, was dat de kleuterleidstersopleiding met een lagere vooropleiding gevolgd kon worden dan de onderwijzersopleiding.
Het voelde (en nog steeds) voor mij net zoals het feit dat in sommige beroepen vrouwen minder betaald krijgen dan mannen, voor hetzelfde werk.
Alsof een kleuterleidster minder hoefde te weten van pedagogiek, methodiek en didactiek dan een onderwijzeres. Alsof het kleuteronderwijs niet helemaal voor vol aangezien werd dus.
Maar er kwam al gauw verandering in, want toen de kleuterschool en lagere school samen gingen als basisschool kon er natuurlijk geen onderscheid meer gemaakt worden tussen de leerkrachten. Ik hoefde dus alleen een applicatiecursus te volgen om ‘volledig bevoegd onderwijzer’ te worden. Wat weer ergernis opwekte bij de al volledig bevoegde onderwijzers omdat ze vonden dat hun beroep zo minder serieus genomen werd. Rare rivaliteit was dat, blij dat dit volkomen uit de wereld is nu.
De meeste jaren in mijn onderwijsloopbaan heb ik in deeltijd gewerkt, duo-baan noemden we dat. Geen idee of dat nog zo heet, ik ben al 18 jaar geleden het onderwijs uitgestapt.
Maar jongens wat ik heb ik met veel plezier gewerkt, zowel met de kinderen als met mijn duo, die toevallig ook Annelies heette. We waren zo goed op elkaar ingespeeld, we konden met elkaar lezen en schrijven om maar even in stijl te blijven. Natuurlijk werkten we vrijwel nooit tegelijk, alleen op feestdagen en op ouderavonden en 10 minuten gesprekken. Maar we hadden heel veel contact en ik heb er gouden herinneringen aan.
Talloze kleutertjes heb ik onder mijn hoede gehad, sommige jaren had ik een klas van 36 of zelfs 38 kinderen. Niet ideaal, zeker niet, maar we dealden ermee. Het was hard werken om te proberen iedereen voldoende aan bod te laten komen, te geven wat hij/zij nodig had. Ik hoop ook echt dat dat zoveel mogelijk gelukt is.
Maar op de een of andere manier ging het praktische gedeelte van omgaan met zo’n grote groep meestal toch best. Je wordt vanzelf een kei in organiseren en voorbereiden, maar ook in het flexibel zijn en de hele boel omgooien als dat beter werkt.
Natuurlijk zijn er ook jaren geweest met kleinere klassen. En in de loop der tijd ga je ervaring krijgen, en een bepaalde routine in dingen waarbij dat kan.
In het kleuteronderwijs heb ik altijd heerlijk mijn eigen ei kwijt gekund. Veel bedenken, vertellen, verzinnen en doen.
En ook lekker af en toe volkomen de mist ingaan, zonder dat je lieve kleuters daar echt iets van merken.
Zoals een keertje in de herfst: natuurlijk moest er een herfsttafel komen. Kinderen namen blaadjes, eikels en kastanjes mee en zelf zocht ik ook in het weekend wat dingen in het bos. Ik vond een eikenblad met een galappeltje erop en ‘s maandags in de kring zou ik er wat over vertellen. Op kleuterniveau natuurlijk, over het larfje van een galwespje dat daar in woonde en te eten had tot het zou verpoppen tot een wespje.
Ik zou wel even laten zien hoe het galappeltje er van binnen uitzag en waar het larfje woonde. Sneed vervolgens per ongeluk niet alleen het galappeltje maar ook het larfje in tweeën….. Ik geloof dat ik er snel iets van gemaakt heb dat het larfje niet thuis was en dat ik alleen het appeltje wilde laten zien, ik weet het niet precies meer. Dat werkte blijkbaar, In ieder geval heb ik later niet van ouders gehoord dat ik wel heel gruwelijk aanschouwelijk onderwijs gaf.
In de winter ging ik eens in de klas vetbolletjes maken, voor de vogeltjes. Kleuters in de kring op veilige afstand van mijn elektrische kookplaatje, waarop een pannetje met vet stond. We moesten even wachten tot het vet heet was, dus we zongen een paar liedjes. Blijkbaar zongen we nogal lang, want toen het zover was dat ik het vogelvoer in het vet kieperde, was dat veel te heet geworden. Och arme vogeltjes, met veel ge-plopperdeplop veranderde de mais in popcorn. De kleuters keken me zeer verbaasd aan waarom ik zowat van mijn stoel rolde van het lachen.
We gingen nog maar wat zingen tot het vet wat afgekoeld was . Het zal vast Iets over een potje met vet geweest zijn.
Ik heb ook zulke leuke herinneringen aan sommige individuele kinderen. In deze blog ga ik geen namen noemen natuurlijk, dat hoort niet.
In die tijd gingen de kinderen nog tussen de middag naar huis in de lunchpauze en als we dan ’s middags weer begonnen deed ik vaak bij wijze van geheugenspelletje: wat heb je thuis gegeten? De meesten hadden brood gegeten, een enkeling warm en éen meisje vertelde stralend dat ze een tosti met kaas had gekregen.
‘Kind, wat heerlijk,’ zei ik. ‘Dat zou ik ook wel willen!’
Prompt stond ze de volgende ochtend voor schooltijd voor mijn neus met een versgebakken warme tosti in folie. Vervolgens zat ik pontificaal op mijn juffenstoel een tosti te eten, terwijl de ouders die binnen kwamen: ‘Wat ruikt het hier lekker!’ zeiden en ik vriendelijk ‘Goedeborgen’ knikte met volle mond.
Een andere keer vertelde een kind over de aardappeloogst en zei: ‘Ik neem morgen een aardappel voor je mee’
‘Leuk’ zei ik en verwachtte een aardappeltje. Werkelijk ik kreeg de grootste aardappel die ik in mijn hele leven gezien heb. We konden er met ons gezin van vier makkelijk allemaal van eten en toen had ik serieus nog over om de volgende dag op te bakken.
Als we juffendag hadden, waren Annelies en ik allebei tegelijk voor de klas. We waren dan vaak verkleed volgens een of ander thema en de kinderen ook.
Omdat we dan onze verjaardagen vierden, hadden kinderen ook cadeautjes mee. En overal waren we natuurlijk even blij mee. Tekeningen, chocola, doucheschuim, kaarsjes…. al die lieve dingetjes waren met zorg uitgekozen voor de juffen.
Annelies pakte hetzelfde pakje uit als dat ik had gekregen en riep blij: ‘O, kijk toch eens juf, een Laproos!’
Vervolgens moest ik bijna gereanimeerd worden, ik stikte van het lachen en kon nog net piepen dat er voor de zwarte letters ‘laproos’ op het pakje nog een fraaie krullerige roze letter K stond… Ook hier snapten de kleuters weer totaal niks van, waarom moesten de juffen nou tranen uit hun ogen vegen?
Toen ik in de levensfase zat dat ik weer naar andere mannen mocht kijken, liep er eens een ontzettend leuke verwarmingsmonteur rond op school. Juist die dag had ik twee vlechtjes met strikken in, een jurkje met schortje voor, kniekousen aan en een rood hoofddoekje om.
En natuurlijk geen andere kleren bij me.
Echt, waarom juist toen…
Nou ja, er kwam later een andere monteur op mijn pad. En die was de aanleiding dat ik het onderwijs vaarwel zei.
Met Annelies heb ik altijd contact gehouden. Binnenkort zie ik haar weer, ze gaat met pensioen.
De jonge juffen van toen zijn oma’s.
En mijn kleinzoon gaat dus volgende week voor het eerst naar school.
Een heel mooie tijd gewenst, mijn lieve jongetje. Met hopelijk juffen en meesters die met net zoveel plezier werken als ik heb gedaan.
