Alle berichten door Annelies

Ontdaan

Gisterochtend troffen we onze auto zo aan:  

Moedwillig kapot getrapt, puur vandalisme. De daders liggen op het kerkhof. Figuurlijk gesproken dan, al moet ik zeggen dat ik ze wel verwenst heb.
Ik spreek expres in meervoud, want zoiets is geen actie van een eenling. Zo’n dader moet publiek hebben en erkenning. 

We waren niet het enige slachtoffer, elders in het dorp is er gelijksoortige schade aangericht. Ook bij willekeurige mensen.
Ik kan er niet bij. Ik was gister de hele dag van slag. Dat iemand dit gedaan heeft, daarna lachend naar huis gegaan is, lekker naar bed. Er verder geen enkele gedachte meer aan heeft gewijd, behalve hoe cool het was. Misschien zelfs wel gefilmd, wie zal het zeggen.
Dat Bert nu niet naar het werk kon met de auto, dat er overal glas lag, dat de auto ingeregend was, dat wij opdraaien voor de kosten omdat de verzekering het niet dekt, dat kwam in die anderhalve hersencel die de dader heeft niet op. Daar ben ik van overtuigd. Geen enkel benul van de consequenties van deze bizarre actie. 

Maar dit waren alleen nog maar de fysieke gevolgen voor ons.
Mentaal gezien ben ik ook van slag. Hoe kan het dat een volstrekt onbekende het leuk vind om in mijn persoonlijke ruimte te komen om daar iets te vernielen? Kapot maken om het kapot maken. Ik vind dat zó erg! Het voelt onveilig en het maakt me intens verdrietig.
Dat zo’n dader dat niet doet bij de auto van zijn ouders of zijn opa, dat laat zien dat diegene heus wel weet dat het leed berokkent. Ben je dan zo onverschillig dat het je aan je reet zal roesten wat de gevoelens van een onbekende zijn? Geeft anonimiteit dan toestemming om te vernielen en te vertrappen wat voor een ander van waarde is? 

Vandaag was ik weer ontdaan. Ik had gister de politie gebeld. Eerst nog niks opgeruimd, ik dacht, blijkbaar heel naïef, dat er iemand zou komen kijken.
Nee, ik moest online aangifte doen. Nou oké, doe ik dat. Foto’s gemaakt, in de veronderstelling dat ik die bij kon voegen. Niet dus. Puur een formulier invullen.
Vandaag kreeg ik bericht over de voortgang. Er komt geen onderzoek


Dit frustreert me meer dan ik kan zeggen.
Ik snap dat dit geen prioriteit heeft, ik snap dat de politie ook geen overvloed aan personeel heeft. Maar gewoon helemaal niks verder? Niet eens een gesprekje, een vraag om tips, wat dan ook?

Dit voelt voor mij als een vrijbrief voor iedere ellendige etter die het maar in z’n gestoorde kop krijgt om met z’n gore poten de spullen van een ander de vernieling in te trappen en daarna lachend door te fietsen naar het volgende slachtoffer. Er zit toch geen enkele consequentie aan.
Haal het niet in je hoofd om een buitencamera op de straat gericht te hebben want dan schend je de privacy. Maar onze privacy mag blijkbaar ongestraft geschonden worden. 

Ik ben volkomen ontdaan.

Melkpoeder en Bierkaai

Zojuist vulde ik even mijn potje melkpoeder bij. Dat staat boven, voor mijn eerste kopje ochtendkoffie. Ik betrapte me erop dat ik hardop een stom reclameliedje van jaaaaren geleden aan het zingen was: ‘Een lepeltje Completa in je koffíe, maakt je koffie pas compléét, een lepeltje Completa in je kòffie, houdt het pittig en ook lekker heet. ‘t Is handig en ‘t is houdbaar, dus wel bestééd!’ met een prachtige uithaal aan het einde.


En dat is nou precies wat reclame beoogt, missie Completa geslaagd. Destijds in mijn hersens gedrongen om er nooit meer uit te gaan. Ik was even zelf een wandelende reclame voor Completa, ware het niet dat ik alleen in huis was.

Het is niet onbekend natuurlijk, hoe reclame werkt. Sinds er ondernemers en bedrijven zijn, bestaan er al advertenties.
Al word ik er nu helemaal knettergek van. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat je gemiddeld vijfduizend advertenties per dag ziet en hoort, al dan niet bewust. Afhankelijk van je bezigheden natuurlijk.
De komst van het internet heeft dat uiteraard enorm laten toenemen. En wat nog meer? Het feit dat we eigenlijk alles gratis willen. 

Vroeger betaalde je kijk- en luistergeld voor TV en radio. Je maakte gebruik van een dienst en daar betaalde je voor. Toen kwamen de commerciële omroepen. Die haalden hun inkomsten uit reclame. Het kijk-en luistergeld werd afgeschaft, we konden voortaan gratis kijken. Want tussen de programma’s door waren reclames en daar kwam het geld vandaan. Een stapje verder ging het, toen tijdens de programma’s een reclameblok kwam.
En nu kan je ongeveer tien minuten naar iets kijken of luisteren, voordat er een minstens zo lang reclameblok komt. Niet te doen. Ik kijk dus ook vrijwel niet naar commerciële tv en luister ook geen radio meer.

Facebook is gratis. Maar daarvoor moet je advertenties voor lief nemen. Snap ik wel, maar de balans is inmiddels ver te zoeken. Naar die twee berichten van je vrienden die op je tijdlijn staan, moet je goed zoeken tussen alle advertenties en ook nog de meldingen: Wil je meer of minder van dit soort advertenties zien? Nou Meta, eigenlijk wil ik helemaal geen advertenties zien, maar ik kies er zelf voor om dit gratis platfom te gebruiken, dus ik probeer dan maar zoveel mogelijk de advertenties te negeren.
Hetzelfde voor YouTube, filmpjes worden uitgebreid ingeleid en soms ook onderbroken door reclame. Tenminste, als je de gratis versie wil gebruiken. 

Ik ben het gaan afwegen, waar ik voor wil betalen en wat ik minder belangrijk vind.
We hebben een betaald abonnement op verschillende streamingdiensten en kunnen films en series zonder irritante onderbrekingen en ongevraagde opdringerige boodschappen zien.
Mijn website, waar je dit op leest, daar betaal ik voor. Als ik de gratis versie gebruik, komen er advertenties tussen de tekst door. Dat is irritant voor de lezer, maar ik heb er zelf ook geen invloed op wat voor advertenties dat dan zijn. Dat vind ik minstens zo belangrijk.
En ook mijn eigen ervaringen met websites hebben aan die beslissing bijgedragen. Ik kan bijna agressief worden als ik iets probeer te lezen en het wordt me onmogelijk gemaakt door het eindeloze doorscrollen, of door dat het beeld steeds verspringt door advertenties, of nog erger: pop-ups die je niet wegkrijgt. Ik klik dan de hele website weg, dan lees ik het maar niet. 
Andere dingen, zoals dus Facebook en YouTube, vind ik minder belangrijk, dan neem ik het maar op de koop toe. Nee, dat is een verkeerde uitdrukking nu, er is helemaal geen koop, daar gaat het nu net om. 

Afgelopen week heb ik uitgezocht hoe we ‘s morgens weer wakker kunnen worden met muziek. De wekkerradio is namelijk ook allang zijn doel voorbij geschoten. Als die om half zeven gaat, worden we wakker met reclame en dat blijft nog wel een minuut of tien doorzeiken, dus dan krijgen we daarna nog welgeteld één plaatje te horen voordat we eruit moeten. En ik heb zo geen zin meer om wakker geblèrd te worden door SOOOOOOcial deals, of de grapjes van BOL.com of de meelevende mevrouw van Ohra of wie dan ook.
We blijken Spotify, (ja, daar betalen we ook voor) te kunnen koppelen aan de wekker. Mooi zo, een veel beter begin van de dag. 
Rustig met een muziekje naar keuze wakker worden, met een kopje koffie en…’een lepeltje Completa in je koffié, maakt je……
Nééééé. Wat er eenmaal in je hoofd zit, kan je niet meer verwijderen. Het enige wat ik kan doen is proberen om mijn hoofd verder te beschermen. 

Gemiddeld vijfduizend advertenties per dag. Ook ongevraagd, je kan ze niet vermijden. Ik loop met de hond en kom in dat heel kleine stukje dorp waar we de wandeling beginnen, al vier dubbele advertentieborden tegen. Van een of andere talentenwebsite die je moet gaan bekijken, eentje van een kunstproject en nog twee met van die hemelsblij kijkende mensen die MoNo rijden.
Dus in principe zou ik vandaag nog vierduizendnegenhonderdzesennegentig advertenties te gaan hebben.
Wij hadden een aantal jaren geleden een peuter in huis die heel vaak zei: ‘Ik wil dat gewoon niet.’ 
Nou kind, ik ben het hierin helemaal met je eens. Ik wil dat gewoon niet.
Maar ik ben bang dat het vechten tegen de bierkaai is.
Laat ik in ieder geval proberen dat getal flink terug te brengen. Zolang ik nog de keuze heb.

What’s this?…

…..What’s this?

Nou, dat is een volwassen vrouw die als een kind zo blij is met haar nieuwe Legodoos. 
Maar het is ook de eerste regel van een liedje uit The Nightmare before Christmas.
En laten die twee dingen nou met elkaar te maken hebben!

Ik heb een paar favoriete films die ik al jaaaaren draai. The Dark Crystal van Jim Henson staat op nummer één.
Op een gedeelde tweede plaats twee films voor de feestdagen: The Muppets Christmas Carol
(ook van Jim Henson) en The Nightmare before Christmas. 
Die moet ik dan ook écht allebei, al sinds ze zijn uitgekomen, respectievelijk in 1992 en 1993, ieder jaar zien.
Het is ook niet aan de orde om ze een keer een jaartje over te slaan, dat kan gewoon niet. 

The Nightmare before Christmas is een stop- motion film, het verhaal is geschreven door Tim Burton en het was voor mij destijds de eerste kennismaking met zijn werk.
Ik was direct verkocht.
Het is zo’n vreemd verhaal, met bizarre karakters, maar ook zoooo leuk!
Niet te vergelijken met welke film dan ook. Ik ben dus fan vanaf het eerste uur en ieder jaar komt de DVD weer tevoorschijn, tussen Halloween en Kerst.


Inmiddels ken ik de teksten uit mijn hoofd, inclusief die van de liedjes van de onvolprezen Danny Elfman en als ik in mijn eentje kijk, praat en zing ik ook hardop mee.
De sporadische keren dat Bert ook meekijkt niet, want dan is dat voor hem best irritant. 

Ik heb jaren geleden een keer een tas van hem gekregen, merchandise van de film.
Toen ik in 2021 uiteindelijk toch nog aan mijn voet geopereerd moest worden en tot mijn schrik hoorde dat die ingreep op 24 december zou gebeuren, wist ik wel welk tasje ik mee zou nemen naar het ziekenhuis. Toepasselijker kon het toch niet?

Ik vond mezelf in ieder geval erg grappig dat ik daarmee aankwam en dat haalde best wat spanning eraf.
Een van de verpleegkundigen kon het ook wel waarderen, ik had een mede-fan getroffen. 

En ja, Lego. Daar ben ik ook een fan van. Al vanaf mijn vroegste kinderjaren. Maar de laatste jaren komen er zulke mooie sets voor volwassenen uit. Ik heb een huis van Sesamstraat, de boom van Winnie the Pooh en het huis van Home Alone. Zulke mooie dingen om te maken en neer te zetten.
Maar Lego is duur, dus ik koop lang niet alles wat ik mooi vind. Het huisje van Sneeuwwitje en het huis uit de film Hocus Pocus waren prachtig, maar die heb ik aan me voorbij laten gaan.
Wel heb ik, toen ik de schrijfwedstrijd Cozy Detective had gewonnen, mijzelf de Lego schrijfmachine cadeau gedaan. Die staat te pronken op het dressoir en heel vaak als ik langsloop moet ik even ‘typen.’ Alleen al voor het geluid!
Maar ik dwaal af.
Lego heeft een enorme internationale schare fans, en iedereen mag ook ideeën inbrengen. Als mede-fan kan je daarop stemmen en bij genoeg stemmen overweegt Lego om er een echte set van te maken.
Twee jaar terug had ik al wild enthousiast gestemd op het Lego- idea van ene meneer Simon Scott. Hij had een prachtige set ontworpen en gebouwd van de Nightmare before Christmas!
Ik was niet de enige die stemde, binnen no-time had hij de benodigde 10.000 stemmen binnen. Lego ging overwegen om de set uit te brengen. Ik hoopte vorige herfst dat het voor Halloween ging gebeuren, maar helaas. Er was een soort radiostilte, het was niet duidelijk of het nog echt ging gebeuren of dat het alsnog afgewezen werd.
Ik bleef via internet de ontwikkelingen volgen. Soms waren er geruchten, soms waren er echte aankondigingen en eindelijk kwam het bericht: In september 2024 kom de set uit!
De designers van Lego maken altijd aanpassingen om het voor productie geschikt te maken, maar de foto’s waren veelbelovend.
Ondertussen kon ik alvast sparen en een paar keer in de rondte roepen dat ik dit toch echt ging kopen. 

De officiële verkoop ging op 6 september van start, maar als “Lego-Insider’ kon ik al op 3 september bestellen. Ik had nog net niet de wekker om 12 uur ‘s nachts gezet, maar ik had al wel voordat ik aangekleed was ‘smorgens mijn bestelling gedaan. Ik wilde geen enkel risico lopen dat ik mis zou grijpen. 
Na een paar dagen werd de doos bezorgd, bij de buren want wij waren juist een weekendje weg. Zal je altijd zien! Maar dat weekend met de kinderen en kleinkinderen was nog veel leuker dan een Lego doos, dus ik had het er graag voor over. 

Vorige week had ik op de een of andere manier heel veel afspraken en niet de rust om ermee te beginnen. Zo’n grote set verdiend aandacht, dat maak ik niet zo even tussendoor. Bovendien had ik nu nog langer voorpret en kon steeds even naar die mooie grote doos kijken die in de kamer stond.
Ik ben echt nooit mijn kinderlijkheid verloren wat dat betreft. En daar schaam ik me ook echt niet voor, integendeel. 

Vandaag ben ik er wel aan begonnen. Zestien papieren zakken met Legosteentjes moeten samen drie scènes uit de film gaan vormen. Drie boekjes met bouwtekeningen loodsen me er stap voor stap doorheen.
Het is best moeilijk eerlijk gezegd.  Ik ben geen ster in 2d vertalen naar 3d, maar ik kom er wel uit. Ook wel prettig om mijn hersens een beetje te laten kraken en dan voldaan te zijn als het lukt.


Ik heb nu de inhoud van drie zakken gebouwd en nu is mijn concentratie op.
Heerlijk nog dertien te gaan! Het zou toch ook zonde zijn als ik, na zolang en zoveel voorpret, het allemaal in een halve dag afhad. Een andere keer weer verder, net zolang tot ik het Townhouse, het huis van Jack Skellington en Spiral Hill klaar heb.
Er zitten zoveel details in dat ik de film zowat na kan spelen.
Of wie weet mijn eigen stop-motion versie kan maken…. 

What’s this? What’s this?
There’s color everywhere
What’s this?
There’s white things in the air
What’s this?
I can’t believe my eyes
I must be dreaming
Wake up, Jack, this isn’t fair
What’s this?

Dagje oppassen

‘Oma, wil je met mij kwartetten?’ Finn van 5 kijkt me verwachtingsvol aan. Oma heeft net haar ogen open, zit dus nog in de nachtpon met een kop koffie maar zegt: ‘Natuurlijk, ga het maar pakken.’
Vandaag mag ik een dagje oppassen. Dochter en schoonzoon kregen het logistiek niet rond, met werk en kinderen, omdat er aan het begin van het studiejaar altijd speciale dingen zijn (ze werken allebei op de HU) en ik kom graag een keertje helpen.
Omdat ik nou niet echt naast de deur woon, ben ik gisteravond al gekomen en daar hoorde dus een nachtje logeren bij.
‘O, moet je niet eerst ontbijten?’ bedenk ik, maar Finn vindt dat het wel ondertussen kan en legt het Paw Patrol kwartetspel klaar. 
‘Mag ik van jou de groene Rubble?’ begint hij. 
‘Nee. Mag ik van jou misschien de grijze Chase?’
‘Ik heb geen grijs.’ Finn schudt zijn hoofd. Zijn vader zegt:’ Eigenlijk moet je dat niet zeggen’ 
‘Hoezo?’ vraagt Finn. Dit woordje zal ik vandaag nog vele, vele keren horen. Het is het nieuwe ‘waarom’.
‘Dan weet ik dat ik verder ook geen grijze dingen moet vragen,’ leg ik uit. 
O ja, dat begrijpt hij. 
Hij is weer aan de beurt. ‘Mag ik de rode Marshall?’ Die heb ik. ‘En de rode Skye?’ Die heb ik ook. ‘En de rode Rubble?’ 
‘Nee zeg, het blijft geen feest,’ zeg ik. Hij giechelt. ‘Jij bent aan de beurt!’
‘Mag ik van jou…ehm….de blauwe Chase?’ probeer ik. 
‘Nee!’ 
‘Nou hoor!, zeg ik op huilerige toon. ‘Ik mag ook nóóit wat!’ 
Daarvan krijgt hij de slappe lach, die zo aanstekelijk is dat ik ook zit te gieren. 
Helaas tikt de klok wel door, het is een gewone schooldag en iedereen moet bijna de deur uit. Ik moet me nog aankleden, wil ik zometeen paraat staan voor Lucas, die 9 maanden is en bij mij thuis blijft. Snel snel spelen we door, wat Finn ook weer hilarisch vindt en uiteindelijk win ik. Maar het is zo gezellig en leuk dat hij dat niet eens erg vindt, ook al is hij nog maar 5. 
Als mama en Finn weg zijn door de voordeur en even later papa door de achterdeur, zie ik Finns schooltas nog op een stoel staan. In alle hilariteit helemaal vergeten.
Dat wordt omslachtig als ik die moet brengen, maar anders heeft Finn geen eten en drinken vanmorgen.
Ik vlieg nog naar de tuinpoort en blèr als een viswijf:  ‘Jááán!’  Die is net op zijn fiets gestapt maar hij komt weer terug, kan de tas nog wel even naar school brengen.
Rust. 


Lucas heeft in zijn stoel al die gezelligheid met glimmende oogjes aangekeken. Het is een heerlijk mannetje, dat veel lacht.
Omdat ik zelf een logistiek probleem had met oppas voor de hond, is die met me meegekomen. En nu gaan we even lekker wandelen. Het wordt een warme dag vandaag heb ik begrepen, daarom gaan we nu alvast wat langer.
Lucas gaat in de wandelwagen, oma zit nog een poos te prutsen en te dubben hoe dat nou toch ook alweer zat met die gespen van het tuig want ik mis wat… tot ik zie dat hij er met zijn luierkontje opzit.
Hij giebelt als ik het ontbrekende stuk onder hem vandaan trekt en ik moet hem gewoon even knuffelen daarom. Dat lokt weer nieuwe giebeltjes uit, zo komen we niet weg natuurlijk. Arme hond.
‘Sorry Lenny, we gaan al,’ sus ik en voeg uiteindelijk daad bij het woord. 
Als ik, met de hond naast de wandelwagen, richting de bosrand loop, denk ik aan vroeger. Ik was een poppenkind en liep vaak met de poppenwagen. Zonder hond, want die mocht ik niet. Mijn ultieme droom was: als ik later groot ben, loop ik achter de kinderwagen met een hond ernaast.’ 
Komt die droom toch nog uit zeg.
We wandelen heerlijk in de schaduw, de ochtend is nog koel. Lucas kijkt zijn oogjes uit en speelt ondertussen met de rammelaar die aan de wagen vast zit. We maken een flinke wandeling en als we weer thuis zijn, is het al tijd voor zijn fruithapje.
Onder dwingende klanken op hoog volume omdat hij NU eten wil, maak ik een schaaltje met banaan en aardbeitjes klaar,
We hebben alle tijd, hij mag zelf het lepeltje pakken en hapjes nemen en er komt verbazend weinig op de grond terecht. 
Er wordt wel flink gegaapt, dus het is tijd voor een slaapje. Als ik hem uit de stoel pak, komt er een enorme walm mee. O jee, oma valt in de prijzen. Kan ik het nog, het is al weer een paar jaar geleden dat ik iedere dag kindertjes verschoonde. Maar blijkbaar is het net als fietsen, je verleert het niet. Automatisch trek ik tevoren al billendoekjes uit het pak zodat er een paar klaar liggen, geef ik Lucas iets in z’n handjes tegen het graaien en neem dan pas de schade op. Die is behoorlijk, maar ik zal niet in details treden. Ik ben tevreden over mezelf dat ik zo geroutineerd gebleven ben, en ook nog steeds niet geef om luchtjes of structuurtjes.
Schoon mannetje gaat in zijn zomerslaapzak, knuffeltje in zijn handjes, speentje, slaapliedje.. op hoop van zegen.
Ik word nog beloond met een glimlach achter de speen, voordat ik de kamer uitloop.
Beneden hoor ik nog wat ‘dadadeda, brrgrr dada’ door de babyfoon en dan is het stil.
Koffie! (en twee manden schone was, want dat kan ik makkelijk even doen, ik was ook altijd heel blij als mijn moeder zulke dingen deed toen mijn kinderen klein waren)

Lucas knoert heerlijk door, het loopt al tegen de tijd dat we naar school moeten. Het is woensdag, om half 1 is Finn vrij. Het is ongeveer een half uur lopen, dus ik wil iets voor 12 de deur uit. Een kwartier voor die tijd hoor ik dat kleine lieve stemmetje weer brabbelen, wat een timing!
En dan komt er nog een droom uit, oma mag haar kleinkind uit school halen!
Toen ik zelf nog voor de klas stond, vond ik het altijd zo schattig als kinderen opgetogen waren als ze door hun oma opgehaald werden. Als het toch eens zo mocht zijn, dat ik zelf ook zo’n feestje mocht meemaken!
Vandaag is het dan zo’n feestje.
Lucas gaat nogmaals in de wandelwagen, nu weet ik hoe het zit met die gespjes. Hij krijgt alvast een soepstengel om op te sabbelen, broodje eten doen we straks met z’n drietjes.
Lenny blijft thuis, het is nu te warm voor hem om een uur te lopen. Voor de zekerheid zet ik Google aan voor de route, dat gedeelte hoorde niet bij die toekomstdroom, maar ik wil niet verdwalen.
Ik zoek zoveel mogelijk de schaduw op, zowel voor Lucas als voor mezelf en we arriveren op tijd op het schoolplein, waar we onder de bomen kunnen wachten.
Grotere kinderen rennen de deur uit, de kleuters komen achter de meester aan. Och wat is mijn grote kleinzoon dan ineens weer klein, als hij een beetje aarzelend om zich heen kijkt. Dan licht zijn gezichtje op en komt hij op me toe, ik krijg een knuffel. Mama heeft zijn fiets in het rek gezet, oma heeft er aan gedacht om zijn fietssleutel en -helm mee te nemen en in een enorme drukte van kinderen van alle leeftijden, vaders, moeders, opvangers, fietsen, bakfietsen, kinderwagens en een stint gaan we op zoek naar de fiets. Ik hoor de vertrouwde geluiden van vroeger: ‘ Mama mag ik spelen met..,  Papa gaan we naar het zwembad.. Juf gaan we buiten eten? Oma, hier staat mijn fiets.’ Dat laatste is voor mij bedoeld, ik maak het hangslot open en bewonder de grotere fiets die hij nu heeft en die ik nog niet gezien had.
Voor mij uit fietst hij over de stoep, en wijst de weg naar huis, veel leuker dan Google.
Ik kijk naar dat smalle rugje, de trappende blote beentjes in sandalen van deze lieve kleuter. Daarna naar de baby in de wagen, wat ben ik ontzettend rijk. 

Thuis eten we binnen, in de tuin is het echt te warm. Oma smeert bolletjes en voor de kleinste twee boterhammetjes.
Finn is het eerste klaar en mag van tafel.
‘Mag ik een filmpje kijken?’
‘Dat weet ik niet hoor, of dat van mama mag.’ 
‘Maar mama is er toch niet?’
Slimmerik. Ik weet hoe mama over tv kijken denkt en zeg: ‘Als mama thuis is zullen we het vragen. Maar niet de eerste seconde dat ze een voet over de drempel heeft!’ Ik ken hem al langer dan vandaag. 
‘Ik weet niet wat ik moet doen!’ zucht hij.  Ik noem een paar dingen op maar natuurlijk is alles: ‘Nee, daar heb ik geen zin in.’ 
‘Weet je wat mijn moeder dan zei?’ zeg ik uiteindelijk. ‘Ga dan maar met je grote teen spelen.’ 
Dat vindt hij enorm grappig. ‘Zei ze dat echt?’
‘Ja hoor. Dan zei ik ‘Mam, ik weet niet wat ik moet doen.’ 
Hij neemt de proef op de som.
‘Oma, ik weet niet wat ik moet doen’
‘Ga maar met je grote teen spelen’
Weer een lachbui. Nog een keer of 10 wordt dit herhaald, tot hij helemaal slap van het lachen op de grond ligt.
Ondertussen eet Lucas met kleine smakgeluidjes zijn stukjes brood. Waarom is dat van een baby schattig en zeg je tegen een groot kind of volwassene: O alsjeblieft smak niet zo! 

De tijd gaat snel, mama appt alweer dat ze eraan komt.
‘Hoezo?’ vraagt Finn.
‘Omdat ze klaar is met wat ze vandaag moest doen.’ 
‘Hoezo?’
Ik leg nog wat meer uit maar overal komt ‘Hoezo?’ op zodat ik maar gewoon stop.
Ik wist niet dat er na de waaromfase nog een tweede fase kwam. Weer wat geleerd. 
Als mama komt is het gezellig, zelf vind ik het ook erg leuk om nog een poosje samen met mijn dochter te zijn voordat ik weer naar huis ga. 
Zoals beloofd vraag ik haar over het tv kijken, mama zegt ‘Eén filmpje’ en houdt voet bij stuk als Finn daarna bedelt om nog meer.
Als Lucas nog een dutje heeft gedaan, gaan we nog even met z’n vieren naar de kinderboerderij in de wijk. Ja, het is nog steeds warm, maar de hele tijd binnen zitten is ook niet ideaal. Even er lekker op uit is beter, dan smaakt het waterijsje bij thuiskomst des te lekkerder.
Lucas heeft iets te kort geslapen, aan het eind van de middag, als mama gaat koken, is hij het zat. 
‘Zal ik hem even in de draagzak nemen?’ stel ik voor. 
Dat is een goed plan, ik moet wel geholpen worden, want om dat ingewikkelde ding dicht te gespen met banden kruiselings over je schouders, nek, middel, weet ik veel waaromheen allemaal en dan ook nog met een kind voor je buik, moet je wat mij betreft zowel wiskunde als anatomie gestudeerd hebben. Maar mijn dochter heeft dat blijkbaar want binnen no-time hangt Lucas heerlijk bij me en begint direct tevreden geluidjes te maken.
‘Niet te zwaar?’ informeert zijn moeder.
‘Nee kind, ik geniet nog even zolang dit nog kan!’ zeg ik en ik meen het uit de grond van mijn hart. Het cliché dat kindjes zo gauw groot worden is namelijk waar. Dat ik nu dit kleine lijfje tegen me aan heb en een kus kan geven op die zachte haartjes op zijn bolletje, is zo heerlijk, nu kan het nog. 

We eten op tijd en daarna ga ik direct naar huis. Ik moet nog ruim twee uur rijden en ook al is het overdag hoogzomer, ‘s avonds is het al weer aardig vroeg donker en ik ben enorm nachtblind.
Wat een heerlijke dag was dat zo, ik ben op en top de oma waar ik vroeger van gedroomd had. 


Positieve energie

Zwetend nam ik even rust. Hoezo had ik het idee dat het de perfecte dag was om de buxushaag uit te graven?
Vanmorgen liep ik in de regen boodschappen te doen, vanmiddag werd het droog en ik dacht: Hop! Nu dan! Grond is zacht van de regen, temperatuur aangenaam, dit is het moment.

Eigenlijk kwam het omdat ik zo blij ben dat ik weer energie heb. Ik voelde me al maandenlang zo moe en lusteloos, zag overal tegenop. De jaarlijkse longtest viel tegen en dat was ook geen opsteker.
De huisarts stelde een algeheel bloedonderzoek voor. Vage klachten zijn immers vaag en wie weet kwam er hier wat uit.
Yes. Iets wat heel goed op te lossen was: ik bleek een behoorlijk tekort aan vitamine D te hebben.
Huisarts: ‘U weet toch wel dat vrouwen vanaf 50 jaar geadviseerd wordt om extra te nemen?’
Ik: ‘Nee’. 
‘En als ik uw huid zie is het zeker nodig’ 
Ik knikte en voelde me nogal onnozel dat ik hiervan niet op de hoogte was. Ik ben immers de 50 allang gepasseerd.
Maar goed, supplementen zijn makkelijk verkrijgbaar, ik begon ermee en na een paar weken merkte ik al duidelijk resultaat.
Hoe blij kan je dan zijn! Ineens voel je je weer goed, heb je weer zin in dingen, ben je niet meer uitgeput en ook nog eens veel vrolijker. 
Ik had alle symptomen die hier genoemd worden. En nu zijn ze weg!

Wisten jullie het wel, trouwens? Vrouwen vanaf 50 jaar en mannen vanaf 70 jaar worden geacht hun vitamine D aan te vullen. Dat je maar even op de hoogte bent! 

Terug naar de tuin.
Handschoenen. T-shirt, lange broek om geen krassen te krijgen op mijn benen,  werkschoenen. Heb ik nu alles aan? Aan den arbeid!
O wacht, armbeschermers vergeten. (iets met die huid, wat de huisarts al zei), dus weer naar binnen om die te halen.
Het eerste struikje was het lastigst, waar begint en eindigt zo’n ding in een aaneengesloten haag? Ik probeerde wat contouren te vinden tussen alle dorre blaadjes en takjes, resultaat van de buxusmot of een andere parasiet, wie zal het zeggen. Oké, eerste struikje gelocaliseerd. Gravers klaar? Graven maar!
Het leek alsof het struikje ingegoten was in beton, geen beweging in te krijgen.
Ik moest er een bijl halen, om de te lange wortels door te kunnen hakken,  dus naar de schuur.
De zon ging schijnen. En niet zo’n beetje ook. Normaal vind ik het alleen maar heerlijk als de zon schijnt, nu kwam het me helemaal niet uit.
Weer naar binnen, waterfles vullen.
Dat schoot lekker op zo, al vier keer er bij weggelopen (ik had ook nog een kruiwagen gehaald om de dode struiken in te doen) maar nog geen struikje eruit. 

Eindelijk, het eerste struikje gaf zich gewonnen. Victorie! Vol van deze succeservaring ging ik nogmaals naar binnen, nu om een pet te halen. Zo kon ik zowel de zon als mijn haren uit mijn ogen houden. En nee, daar is geen foto van, zo ijdel ben ik dan ook wel weer.
Ik ploegde, wrikte, groef en ploeterde dapper door, tot ik ongeveer een kwart van de haag eruit had en toen op het punt kwam waar dit blogje mee begon. 

Na een poosje rust en wat slokjes water met zand omdat ik mijn bidon niet erg handig had neergezet ging ik weer verder. Nu was er een taaie, kwaaie struik aan de beurt. Die de houding had van ‘Mens ik sta hier al ruim 40 jaar en ik blijf hier minstens nog eens 40 jaar staan. Parasiet of niet, 60-plussers met een cap op of niet, ik verroer geen wortel.’
Maar ik vond dat ik ging winnen. Op de knietjes groef ik alle wortels bloot met een klein schepje, ik voelde me zowat weer een archeoloog.
Toen nogmaals met de spade aan de gang, ik gebruikte hem als hefboom op hoop van zegen dat hij niet zou breken.

Ik ben niet zo verbaal aangelegd maar nu ontsnapte mij een kreet waar Monica Seles jaloers op geweest zou zijn, terwijl ik de struik met alle kracht die ik maar in me had uit de grond lostrok.
Tegelijkertijd vloog een grote wit met grijze mot in mijn gezicht. Toch die buxusmot dus. 
Geheel tegen mijn principes in had ik geen medelijden.  Ga om te beginnen uit mijn gezicht en zoek daarna maar een ander leefgebied, onze struikjes hebben jullie al opgevroten. Dag hoor.

De zon werd minder fel, dat was prettig voor het werken. Ik kreeg zin in een biertje, maar eerst moest ik nog verder, vond ik. Ik moest eerst al die calorieën verbranden voordat ik ze weer ging aanvullen. 
Er was nog zo’n zeikstruik die ook weigerde uit de grond te komen. De kracht in mijn armen was inmiddels afgenomen, ik riep om hulptroepen. 
Mijn eigen druif was bezig met de druif die was afgebroken, maar hij wilde me wel even bijstaan. Samen wrongen we de struik uit de grond en toen was het op voor mij. Geen kracht meer.
Vrijwel de helft van de haag was inmiddels verwijderd, ik was tevreden.
Tijd om te stoppen.

Tot mijn grote vreugde voelde ik alleen maar vermoeidheid in mijn armen.
Niet het totaal uitgeputte gevoel dat ik zo vaak ervaren had de afgelopen tijd. En tranen waren ook totaal niet aan de orde, terwijl ik wat afgejankt had in de voorbije maanden.
Ik had gewoon zin in een douche, schone kleren en een biertje, meer niet.
Serieus, ik werd daar erg gelukkig van. Mijn energie was nog niet op.
Daarom zei ik dat ik nog wel even eieren zou gaan kopen, die hadden we nodig voor het avondeten en voor ons zondagse ontbijt.
Op de fiets naar de boerderij, als die ze niet meer te koop had, zou ik naar de volgende fietsen.
Echt, de euforie van dit gevoel, geweldig.
Wat niet wegneemt dat ik blij was dat de dichtsbijzijnde boerderij het kraampje weer aangevuld had, want dan kon ik eerder weer thuis zijn. 

Die zeldzaam zalige regendouche! Mijn armen waren zowat te moe om mijn haren te wassen maar ik voelde me heerlijk.
Daarna met Bert dat welverdiende biertje drinken in de tuin.



Nu is hij aan het koken, hij maakt de lekkerste nasi. En ik schrijf dit, moet nog opschieten ook, want volgens mijn keukenprins is het tijd om de tafel te dekken.

Ik voel me ongelooflijk voldaan. En ook dankbaar, dat ik nu weet wat er aan mankeerde en er zo gemakkelijk iets aan gedaan kon worden.

Een laatste terrasje

Dertien dagen lang was het prachtig weer in onze vakantie. De veertiende en laatste dag was ineens heel anders. We hadden een week eerder ‘s morgens wat regen gehad, maar dat stelde niet veel voor. Nu kwam het met bakken uit de lucht, we bleven binnen in ons knusse huisje en zeiden tegen elkaar dat we het toch maar enorm hadden getroffen de afgelopen tijd. Iedere dag heerlijk naar buiten en pas naar binnen als het te koud werd door de wind van zee.
Stiekem was het een beetje jammer natuurlijk dat het nu zo eindigde. Maar nu hoefden we  niet te miepen over dat het te mooi weer was om de koffers weer in te pakken, het een en ander op te ruimen en schoon te maken, en wat er verder voor bezigheden zijn voordat je vertrekt. 

Toch was onze vreugde groot toen het ‘s middags rond half drie een heel klein beetje leek op te klaren. Hup, we gaan! Naar Svendborg, het stadje in de buurt van ons huisje aan de kust van Funen, Denemarken, en daar voor de laatste keer deze vakantie een biertje drinken op een terrasje.
We streken neer bij een tafeltje, het terras stond in een winkelstraat.
Tegenover ons was de Kvickly, een grote supermarkt. En daarom had ik zoveel te kijken en te genieten…. 

Er was een groepje van een stuk of vijf jongens en twee meisjes, allemaal rond de veertien jaar.
Het is nu blijkbaar mode (ja ik weet het, oma is niet meer zo up to date) voor meisjes van die leeftijd om te grote broeken en te kleine hemdjes te dragen. Of dat is misschien alleen in Denemarken zo, ik weet het eigenlijk niet. Het ene meisje voelde zich blijkbaar comfortabel, het andere was toch steeds stiekem haar broek aan het ophijsen. Vrij zinloos want direct daarna hing hij weer onder haar heupbeenderen. De meiden gedroegen zich heel relaxed, in tegenstelling tot de jongens die zich vreselijk uitsloofden, elkaar steeds moesten duwen, veel te hard lachten om hun eigen selfies, alles om maar de aandacht te krijgen van die twee leuke meisjes.  
Ik zat er zo van te genieten. Sommige dingen veranderen nooit, in welke tijd je ook leeft. Als je veertien bent, wil je indruk maken op degene die je leuk vind, maar je weet eigenlijk niet precies hoe, dus je doet maar wat. Je bent net geen kind meer, maar ook nog geen jongvolwassene.
Het was gewoon zo’n leuk stel met elkaar, chips en pakken chocomel (die combinatie!)  werden doorgegeven, de jongens stoeiden onderling en keken uit hun ooghoeken of de meisjes dat wel zagen.
Er was niks negatiefs aan deze hangjongeren, ze vielen niemand lastig, ze gooiden hun afval netjes weg, het was gewoon leuk om naar ze te kijken, en een beetje terug te denken aan de tijd dat ik zelf veertien was.

Waar ik ook van genoot was mijn biertje,( Krönenburg 1664 witbier voor de geïnteresseerden) en van het feit dat we nu toch nog op een terrasje konden zitten.

Mensen kijken die langs lopen hoort daarbij. Ik voel me daar niet schuldig over, anderen kijken ook naar mij en denken daar al of niet wat van.
Er kwam een gezin van vier voorbij, met een hond. Het was een opvallend dier vond ik, heel hoog op de poten en smal, met de kleuren van een wolf. Grote donkere ogen en hangende oortjes, en ik meende te kunnen zien dat ze niet meer de jongste was.
Ze waren de winkelstraat bijna uit toen de moeder zich bedacht en de hele familie weer omdraaide. De hond had daar blijkbaar niet zo’n zin in, die zette zich net zo schrap als Lenny dat kan doen. Ze werd door de vrouw streng toegesproken, en probeerde het goed te maken met een klein likje op de hand van de vrouw. Dat hielp niet, ze kreeg nog meer boze woorden en ik zag haar houding inzakken. Natuurlijk kende ik het dier niet, maar ik vond dat die vrouw wel een beetje liever voor haar mocht zijn, zo dwars had ze niet gedaan.
De hele familie liep terug naar de Kvickly, alwaar de hond aan een kar  met bloembollen gebonden werd. Het leek mij niet ideaal om een hond vast te zetten aan iets op wielen, maar mij werd niks gevraagd.  Het dier moest gaan zitten en daar ging het complete gezin de winkel in. De hond bleef met grote zorgelijke ogen achter.
Werkelijk, had nou niet één van die vier mensen bij haar kunnen blijven, moet je echt met z’n allen  naar de supermarkt? Ik had het zo met haar te doen, maar ik kon me er niet mee bemoeien.

De hond keek eens in een doos met bloembollen, snuffelde wat aan de grond en wierp iedereen die langsliep een verlangende blik toe, met haar grote donkere ogen. Het deed me gewoon een beetje zeer.
En het mocht dan de Kvickly heten, haar gezin was verre van quickly want het duurde en duurde maar.
Er kwam nog een man een hondje aan de andere kant van de kar binden en ging ook naar binnen. Volgens ons zat het riempje veel te strak aan de halsband, maar het hondje leek er niet zo’n last van te hebben. Misschien zijn we ook wel wat te fijngevoelig wat honden betreft. De beide honden keken elkaar eens aan, gaapten en seinden waarschijnlijk woordeloos: duurt lang hè, voordat die stomme mensen van ons terugkomen…’
Het kleine hondje werd weer opgehaald, maar wie er verder ook allemaal uit de winkel kwam, van een Freek de Jonge lookalike tot een heel iel, krom oud vrouwtje in  een veel te grote mannenjas, niet het gezin van die arme hond.
Er marcheerde een ander gezin langs, lijnrecht achter elkaar in ganzenpas. Allevier in een degelijk regenjack gestoken en met een mobieltje voor hun neus, ze keken niet op of om. Ik verslikte me in mijn witbiertje van het lachen, het leek wel een cartoon. Vroeg me ook af of als de voorste zou stoppen, ze dan a la de zeven dwergen van Sneeuwwitje tegen elkaar op zouden botsen, of dat ze juist allemaal als één man tegelijk zouden stilstaan. Ik ben er niet achter gekomen, ze waren alweer voorbij.

Eindelijk eindelijk, daar kwam het goede gezin naar buiten. Ik zag geen grote tassen boodschappen, dus ik weet werkelijk niet wat ze met z’n vieren daar de hele tijd hebben gedaan, maar dat gaat mij ook al niet aan. 
Gelukkig, de hond kreeg wat lekkers, een kus op haar neus en lieve woordjes van de vrouw die eerst zo boos was geweest. Dat deed me goed, ze hielden dus echt wel van haar.
Ze werd losgemaakt en huppelde op haar hoge poten mee met haar gezin, mijn gezichtsveld uit. 


Het werd enorm donker in de lucht en het begon weer te regenen. We zaten onder een scherm dus het deerde ons niet, de tafeltjes aan de rand hielden het echter niet geheel droog.
Een serveerster kwam naar buiten met een doek en maakte een tafel zo onhandig droog dat het water grotendeels over de knieën van een man die daar zat heengutste. ‘Undskyld’ riep ze ontdaan, maar de man was al natter dan wanneer hij in de regen was gaan zitten. De jongeren hadden hun heil bij de ingang van de Kvickly gezocht, tussen kratten watermeloenen. Toepasselijk fruit wel, met al die regen. En daar kon je blijkbaar ook goed dollen.
Wij moesten maar eens gaan. Berts bier was uiteindelijk ook op en het zag er niet naar uit dat het weer droog zou worden.
De terugtocht naar de auto was voldoende om mijn hoodie (oké ,misschien toch een up to date oma?) te doorweken.
Maar wat hinderde het, wij hadden toch maar mooi ons laatste vakantieterrasje kunnen pakken.

Steengoed

Ik hou van stenen. Niet op de manier dat ik alle namen weet en herkomsten, ik heb geen boeken en vitrinekasten, maar ik hou van stenen.
Stenen zijn de oudste stukjes aarde en dat intrigeert me enorm.
Als ik in een landschap ben waar dat heel duidelijk is, voel ik me klein, maar heel gelukkig. Dat kan ik niet verder uitleggen, het is een soort oergevoel denk ik. 

Maar ook kleine stenen vind ik prachtig. Ik moet me ook altijd wel een beetje beheersen om als we in het buitenland op vakantie zijn, niet allerlei mooie stenen mee te nemen. Wat goed helpt is een wandelvakantie, dan laat je het wel uit je hoofd om je rugzak vol te stoppen met stenen. Het enige waar ik niet enthousiast over ben op dit gebied is een steentje in mijn schoen. 

Ik ben vooral enorm onder de indruk van stenen met een binnenste. Van buitenaf gezien gewoon een grijze of beigebruine steen, maar van binnen blijken er de prachtigste vormen en kleuren te zitten. Denk maar aan amethist bijvoorbeeld: Aan de buitenkant lijkt het gewoon een stuk grijze rots, maar van binnen schitteren paarse kristallen. Prachtig! 

Er zijn mensen die stenen bepaalde krachten toedichten, zelf voel ik dat niet zo. Ik vind ze alleen maar intrigerend (hoe ze zijn ontstaan) en vaak heel mooi. 

Mijn kinderen zijn dan ook niet vergeten hoe ik me twee jaar geleden, ergens in Drenthe, op een doos stortte, die voor een winkel op de stoep stond. De doos was, op één ovale steen ter grote van een eendenei, leeg en er stond ‘Gratis meenemen’ op.
‘O een geode! En ik mag ‘m gratis meenemen!’ jubelde ik.
Geodes zijn eivormig stenen die je kan splijten, waarna je het verrassende binnenste ziet. 
Een beetje zoals de box of chocolates van Forrest Gump: you never know what you gonna get’ 
Ik stond al te stuiteren met de steen in mijn handen, toen ik hoorde: ‘Eh mam? Deze doos was voor gratis krantjes en de steen was het gewicht waardoor ze niet weg zouden waaien…..’ 
De desillusie, gevolgd door een niet te stuiten lachbui waardoor zowel ik als mijn dochter zowat een droge broek nodig hadden (de mannen zijn niet zo extreem uitbundig met lachen als wij) zorgden voor een nog regelmatig aangehaalde anekdote als we weer bij elkaar waren. Mam en haar geode. 

Gister vierden we met elkaar onze verjaardagen (als we zo dicht op elkaar jarig zijn is het leuk om het samen te vieren) en kreeg ik cadeautjes. Dingen die ik heel graag wilde hebben: een mooi haakboek, nieuwe haaknaalden, een mooi handwerkschaartje, een krat voor op mijn nieuwe fiets…. en een klein, heel zwaar pakje. Op dat moment dacht ik totaal niet aan de steen, maar daar was hij! De glimmende ogen van mijn kinderen waren een extra cadeau: ze hadden het toch maar mooi voor elkaar gekregen, mam kreeg een echte geode!

Vanmorgen ben ik er mee aan de gang gegaan. Eerst een instructiefilmpje op YouTube gekeken, en daarna is het me gelukt om het ‘ei’ open te tikken. De binnenkant leverde een ‘oooh!’ op:


prachtige grijswitte kristallen. Het grootste stuk spleet bij het oppakken nog een keer, dus nu heb ik drie prachtige stukken edelsteen. Eentje voor ieder kind? Je zou het haast zeggen.
Mam is happy. Heel happy. Een schat uit de aarde, miljoenen jaren oud, door mijzelf nu blootgelegd. Dat gevoel… schatrijk ben ik.





Verkikkerd

Heb jij dat ook weleens, dat je vanuit je ooghoek iets ziet bewegen en als je dan goed kijkt, is er niks?
Vanmorgen zat ik met een kop koffie een beetje te zombieën in een stoel. Om een volstrekt onduidelijke reden had ik vreselijk slecht geslapen en nu manlief de deur uit was, hing ik nog rond in mijn badjas.
Vanuit mijn ooghoek zag ik iets bewegen, iets groens. Toen ik mijn hoofd draaide, was er niks. Er stond een vaag tv-programma over aliens aan, dus ik dacht: Tuurlijk, er beweegt iets groens hier. Neem nog maar een kop koffie, misschien word je dan eindelijk wakker. 

Ik sufte weer verder en zat ineens rechtop toen ik toch ècht iets zag bewegen. Het was wel degelijk groen en het verdween onder de stoel naast de mijne. Nou moest ik het weten: was ik aan het hallucineren of was er een alien geland in Leens? 
Ik ging op de knieën en keek onder de stoel. Behalve een spinnenweb zag ik een klein kikkertje zitten. Angstige kraaloogjes die smeekten: ‘je ziet me niet, hè?’
‘Ja, ik zie je heus wel,’ mompelde ik. ‘En beter ik dan de hond, vind je ook niet?’ Ik strekte langzaam mijn arm uit, hield mijn hand boven het kikkertje, verwachtte dat hij op het laatste moment weg zou schieten, maar ik kon hem rustig oppakken.


Wat een klein ding. Hoelang zou hij hier al binnen zijn? Kikkertjes horen buiten en hebben vocht nodig. Dus een paar tellen later opende ik mijn hand in de tuin en hopte het beestje eruit.
Het had vannacht weer  flink geregend dus vocht genoeg. 


Ik dacht nog aan het sprookje van de Kikkerprins. Die was vast wat robuuster dan dit tengere schepseltje. Maar ik hoefde hem sowieso niet te kussen, want ik heb natuurlijk al een prins. Die appte ik, met een fotootje. Hij antwoordde: ‘Dan moet je de vijver maar in orde maken!’ Daar had hij gelijk in. 

Vijver is op zich een groot woord, het is een ingegraven speciebak. Maar onderdeel van de kaboutertuin, dus voor hen is het echt een vijver.
Het hele seizoen heb ik nog niks aan die tuin gedaan (Overigens is het dus ook een fabeltje dat de kaboutertjes het werk doen, want ze steken nog geen nagel van hun pinkjes uit om iets te doen)
Ik had er gewoon geen zin in, het regende eindeloos en waarom zou ik er dan een gezellige boel van maken daar. Alles zou binnen 3 tellen weer onder de modder zitten en bovendien zaten we zelf nooit in de tuin, dus wie zou er naar kijken?
Het lijkt er op dat het nu een beetje beter weer is inmiddels, en dat het af en toe ook droog is. Dus het vijvertje was een leuk idee om mee te beginnen. 

Grote genade, wat een smerige stinkbak was dat geworden. Vol met rottend blad en kastanjes en levensvormen die ik niet eens wil definiëren. Met een zeef heb ik zoveel mogelijk blad eruit geschept, daarna emmers brak water gehoosd en geloosd, en uiteindelijk kwam ik bij de bodem, waar minigrind ligt. Kabouterformaat dus. Die steentjes moesten schoon. Dus ik ben in de weer geweest met schoon water en een schaal en een zeef en een vergiet en ik voelde me als een goudzoeker. Zag er waarschijnlijk ook zo uit, met een oude broek en t-shirt van Bert aan, ploeterend op mijn knieën. Nog net geen verfomfaaide hoed op mijn knar.
De konijnen vonden het enorm interessant wat ik aan het doen was, er zat een hele rij naar me te kijken.
Het kikkertje, om wie het allemaal ging, was in geen velden of wegen te zien.
Nou ja, dat is grootspraak. We hebben helemaal geen velden of wegen in de tuin, zo groot is die niet.
Uiteindelijk waren de steentjes schoon, de vijverbak ook, dus kon de boel weer gevuld worden. Het fonteintje weer geïnstalleerd, die deed het gelukkig nog! En toen de omgeving een beetje aangekleed. De visser had ik zo rigoureus van z’n plek getrokken dat zijn hengel was weggevlogen en ik heb een hele zoektocht ondernomen waar dat ding was. Zo groot is de tuin dan weer wel. Gelukkig vond ik hem uiteindelijk, anders had ik nog weer een kabouterhengel in elkaar moeten prutsen.
Visser op zijn steen, nepkikker ernaast,  kabouter in de hangmat erbij… wat zou het nou leuk zijn als het echte kikkertje kwam kijken!
Alleen nog wat waterplantjes regelen. Vorig jaar had ik een paar leuke, maar die heeft de hond uit het vijvertje gejat om er op het gras uitzinnig blij mee te spelen. Konden de plantjes niet tegen…  

Nu dit kleine stukje klaar is, heb ik misschien toch een beetje moed gekregen om de rest ook weer mooi te maken. We zullen zien. Nou ja, ik eigenlijk. Als het nou maar mooi weer blijft!

(Geen) Stalen zenuwen

Op zo’n Facebookpagina met nostalgische onderwerpen (heerlijk voor zo iemand als ik, ik kan eindeloos genieten van foto’s van dingen uit mijn jeugd) werd de vraag gesteld:
Van welke film werd je bang als kind? 
Direct schoot me niet een film, maar een serie te binnen. Het heette  Dossier Saffier en Staal. Het was een Britse serie  en ik vond het doodeng.
Waarom keek ik dan? Geen idee, misschien omdat ik moest weten hoe het afliep. 

Ik herinner me dat een opgezegd kinderrijmpje ( Ring-a-ring o roses) iets engs veroorzaakte,  en spoken in een oud huis met veel klokken.  Lekker vaag, hè?
Toch staan me nog beelden op het netvlies, geesten van middeleeuwse soldaten die eindeloos de trappen opliepen, ouders die verdwenen waren, stemmen, lichten… brrrr.
Ik krijg nog kippenvel als ik eraan denk. 

Toch ben ik nieuwsgierig, wat dit eigenlijk geweest is. Zoals vaak biedt Google een antwoord.
De serie heette oorspronkelijk Sapphire and Steel en er zijn vier seizoenen van gemaakt.
Alleen de eerste is maar in Nederland uitgezonden, door de Tros en wel in 1980. 

Wat? 1980? Toen was ik niet echt een kind meer, ik was inmiddels achttien. Hoe kan het dan dat ik het toch zo eng vond? Het verklaart trouwens wel dat ik mocht kijken, want als ik werkelijk nog een kind was geweest, had dat vast niet gemogen. 

Zou er nog iets van terug te zien zijn? Streamingsdiensten geven geen resultaat, maar YouTube wel. Ik moet het zien! En wel nu.
Werkelijk met de bibbers in mijn knieën zet ik de eerste aflevering op. 

De kwalteit is als een grijsgedraaide videoband, maar dat voegt wel wat toe aan de nostalgie en de sfeer.
Het intro… ik herken het. Zo ging het, een korte uitleg over onduidelijke identiteiten in de ruimte die er waren om ons te beschermen. Een soort ruimteagenten. En deze keer waren Sapphire en Steel naar de aarde gestuurd.
In een oud huis woonden een vader, moeder, zoon van een jaar of twaalf en dochter van ongeveer 7 jaar. De ouders verdwenen bij het voorlezen van dat kinderrijmpje, iets met een scheur in de tijd. Ik snap er nu ook nog niet veel van, maar wel dat het spannend is.

Ja echt wel, ook al is het nog zo gedateerd en simpel gemaakt. Voor onze huidige begrippen knullige special effects en een traag verloop. Er zijn maar een handjevol acteurs, waaronder Joanna Lumley. Zij is Sapphire. Steel wordt gespeeld door David McCallum, ik ken die kop maar geen idee waarvan, dat moet ik ook nog eens opzoeken. Of toch alleen hiervan, heb ik meer onthouden dan ik dacht?
Ik zit een beetje lacherig te kijken, de aflevering duurt maar een half uur. Bert kijkt ook mee.
De echte angst van vroeger is er niet meer. Ik kan er nu wel doorheen kijken, het decor, de effectjes, de typische jaren ‘80 muziekstijl die het geheel omlijst.
Na die eerste aflevering hebben we geen zin, op dat moment, om nog verder te kijken. Even een herinnering opgehaald en dat is genoeg. 

Stiekem toch niet voor mij. De volgende dag zet ik tijdens koffietijd nog een aflevering op. Ik moet die soldaten nog zien, en wat was er nou toch ook alweer met die moeder… en daarna kijk ik er nog een….. Heel stiekem voel ik weer een bepaalde spanning, angst zelfs. Wat is dat, dat ze met zulke simpele middelen iets maken wat me 44 jaar later nog bang maakt? Ik lach mezelf uit, doe even normaal joh. Maar toch… ik moet nog twee afleveringen zien voordat de serie uit is, maar ik doe het nu niet. Ik blijf er anders teveel mee bezig.
Misschien morgen. 

Ik lig er niet meer wakker van, zoals vroeger. Maar toch snap ik wel waarom ik het zo griezelig vond. En toch wilde kijken.
Eigenlijk heb ik dat nu met Stranger Things. Er zitten dingen in die ik werkelijk doodeng vind. Maar ik vind het een geweldige serie en kijk reikhalzend uit naar seizoen 5.
Is het dan prettig om te griezelen? Blijkbaar wel, tot een bepaalde hoogte. Als ik maar weet dat alles weer goed komt.

Ik lees dat de serie Sapphire and Steel in Groot Brittannië inmiddels een cultstatus heeft. Verdiend denk ik. Als je iemand 44 jaar later met zo’n gedateerde serie, met al z’n knulligheid toch nog spanning kan laten voelen, dan heb je toch wel iets goeds gemaakt.  Misschien ga ik nog eens op zoek naar de DVD box. Als ik het durf.

Wat een bak!

Omdat ik nu al een paar jaar geen gastouder meer ben, heb ik besloten om toch maar mijn bakfiets te verkopen.
Ik heb ontzettend veel plezier van dat ding gehad. De kinderen ook trouwens, het was altijd een feestje in de bak. Zingen, lachen, zwaaien, kneuteren als de regenkap dichtzat…  Zelfs kinderen die helemaal niet bij mij hoorden wilden wel mee als dat zou mogen. 

Nadat Kind aan Huis de deuren sloot heb ik de fiets nog een poosje gebruikt, om boodschappen te doen. Maar ach, het is het gewoon niet meer. Geen zingende en lachende pakken melk en bossen wortelen en ook geen kneuterende zak aardappels onder de regenkap, want als het regende ging ik gewoon niet. Zo gaat dat toch, als je niet perse hoeft doe je het niet.
De hond vertikt het ook om mee te gaan in de bak, dus daar hoefde ik hem ook niet voor te bewaren.
De fiets is echt wel een bakbeest in de schuur, hij staat dus nu gewoon in de weg.

Dus ik heb van de week de fiets netjes schoongemaakt en op de foto gezet, ik wil hem verkopen.
Daarna een advertentie op Marktplaats en op verschillende Facebook Verkoopgroepen geplaatst.
Natuurlijk ging ik eerst kijken wat ik zou kunnen vragen. Op Marktplaats is dat nog niet zo makkelijk, je moet eerst heeeeeeeel ver doorscrollen voordat je een advertentie van een particuliere verkoper treft. Ook als je een zoekopdracht intikt.
Alle ruimte is ingenomen door betalende bedrijven. Zo jammer, daar was Marktplaats toch helemaal niet voor bedoeld. Je (nou ja, ik in ieder geval) haakt toch af als je eindeloze pagina’s moet doorploegen voordat je eindelijk iets vindt waar je wat aan zou kunnen hebben.
Maar goed, mijn advertentie staat erop. Ik heb inmiddels 1 reactie die wel veelbelovend leek, maar waar ineens een complete radiostilte bij is opgetreden. Dus dat wordt ‘m vast niet. 

Zojuist dacht ik: ik kan Marketplace ook nog wel proberen. Dat is ook van Facebook, wie weet bereik ik zo nog iemand.
Eerst snapte ik er niks van omdat ik alleen maar advertenties zag vanuit Parijs en omstreken. Maar dat schijnt de standaard instelling te zijn. Ik zie de logica er niet van in, Facebook weet toch alles van je! Dan zou je verwachten dat je advertenties uit je eigen regio krijgt, maar niet dus.
Ik heb niet de illusie dat er straks een Fransman of Fransvrouw mijn vélo cargo wil kopen om er les petits of une pile de baguettes in te vervoeren en daarvoor helemaal naar Leens komt rijden. Dus het filter aangepast en de advertentie geplaatst.
‘Gefeliciteerd, je advertentie staat nu online’ kreeg ik een blije melding. Vervolgens kan ik hem nergens terug vinden. Jullie?

Ik kreeg wel andere advertenties onder ogen en ik zat te gieren achter mijn laptopje.
Als je iets wil verkopen moet je (uiteraard) aangeven in welke staat je artikel is. Nieuw, z.g.a.n,  in goede staat, etc. Maar kijk dit dan: 

Deze verkoper is wel erg hoopvol.

En toen kwam ik nog een foto tegen waarvan ik ging piepen. Als ik mijn bakfiets niet verkoop, zal ik er dan dit van maken? 


Dat ik er dan niet meer overheen kan kijken als ik op het zadel zit is een detail.
Alleen denk ik dat mijn op zich altijd geduldige echtgenoot hier verschrikkelijk van gaat zuchten. Dus misschien toch maar niet.
Maar!
Je kan er natuurlijk ook zelf mee aan de slag, mensen!  Tiny houses zijn de trend tenslotte.
Je weet me te vinden he, als je snel bent hou ik speciaal voor jou mijn bakfiets vast.