Alle berichten door Annelies

Beurs

Na jarenlang dubben is Bert zo’n anderhalf jaar geleden begonnen met een nieuwe hobby: modelspoor. En dat beginnen hield in: veel oriëntatie, plannen maken, plannen weer afkeuren en uiteindelijk het besluit: modelspoor voor buiten, in de tuin.
Hadden we nu in Engeland gewoond, dan was het zo voor elkaar geweest. Daar is de Garden Rail een fenomeen, met eigen tijdschriften, verenigingen en beurzen.
Maar aangezien we in het noordelijkste gedeelte van het nuchtere Nederland wonen, waar men dingen snel onnodig, kinderachtig en raar vindt, valt het nog niet zo mee om juist die hobby te faciliteren.
Bert laat zich daar gelukkig niet door uit het veld slaan en gaat op zijn eigen manier door. Inmiddels is er een overkoepelend plan, een 3D printer en 100 kleine plannetjes en zo begint de hobbby langzaam maar zeker een fysieke vorm te krijgen. 

Voor zijn verjaardag kreeg hij kaartjes voor de Modelspoorbeurs in Houten. Kaartjes is meervoud, dus ik mocht ook mee. Leuk!
Helaas was er bizar weinig informatie te vinden op de betreffende website. De gulle gevers, in de vorm van dochter en schoonzoon, hielden daarom een slag om de arm: ‘We hopen dat je het leuk vindt, al hebben we geen idee wat je kan verwachten.Drie tafels van verzamelaars? Stoffige restanten van winkeltjes die bijna failliet waren? Alleen modelspoor voor binnenshuis? Geen idee.’
Er was geen lijst van standhouders, geen plattegrond, geen… nou ja, er was niks. Alleen het adres.
Maar we gingen er heen, toch echt wel vol verwachting en daarnaast met een heerlijk lunchpakket, wat bij het cadeau was inbegrepen.

Ik was al eens in de Expo Houten geweest voor de Handwerkbeurs.
Zalen vol kramen met wol, haak- en breigaren, lapjes, kraaltjes, knoopjes, naaimachines, patronenboeken, nog meer garen en heeeeel veel kakelende dames. Nee, ik sluit Irene en mijzelf hier niet van uit, wij kakelden gewoon ook. Hoe zou het nu zijn?
Direct bij binnenkomst keek ik mijn ogen uit. Wow! Een ander woord had ik er niet voor. Blijkbaar was het heel niet nodig geweest om informatie op de website te zetten of reclame te maken, want iedereen die ook maar iets te maken had of te maken wilde hebben met modelspoor was er. De zalen waren stampvol met standhouders en het was heel druk met publiek.


Het was echt de omgekeerde versie van de handwerkbeurs. Daar liepen toen talloze vrouwen rond, een heleboel met van die ellendige trolleys. Die zijn handig voor boodschappen, maar een aanslag op je enkels in drukke gangpaden en ruimteverslinders als je probeert om naast zo iemand ook nog een glimp op te vangen van wat er in een kraampje aangeboden wordt. De enkele man die er toen was, zag er een beetje gelaten uit zoals hij dan achter zijn vrouw aansjokte en wekte mijn medelijden op.
Maar hier! Nu waren het talloze mannen, meest van middelbare leeftijd en ouder. Ik weet niet of ik ooit zoveel geruite overhemden en gestreepte polo’s bij elkaar gezien heb. Hier werd niet met trolleys gesleept, maar stoer met rugtassen gesjouwd. Eerlijk gezegd weet ik niet waar mijn voorkeur naar uitgaat, want zo’n rugtas is in een vol gangpad eveneens een ruimteverslinder en met mijn lengte kreeg ik er regelmatig een in mijn gezicht geduwd of tegen mijn hoofd gemept als de eigenaar zich omdraaide.
Ik was nu een van de erg weinige vrouwen, maar wij sjokten niet gelaten achter onze mannen aan, dat zag ik wel. Deze vrouwen vonden het zelf ook leuk om te kijken naar de treintjes en alle toebehoren, ikzelf inbegrepen. 

Bert was als een kind in een snoepwinkel, hij liep stralend van kraam naar kraam. Er was best veel aanbod van de grotere schaal modeltreinen en rails waar hij mee werkt. 


Sommige kraameigenaren zaten verveeld op hun krukje op hun telefoon te klooien, maar anderen waren enthousiast om informatie te geven en vragen te beantwoorden.
Van de eerste categorie vraag ik me dan echt af wat ze komen doen. Pleur je handel op een tafel, ga er met een chagrijnig gezicht achter zitten en doe alle moeite om geen contact te maken met je klanten. Waarom?  

Op een gegeven moment hadden we zin in onze lunch. Omdat iedereen dat blijkbaar had, was er vrijwel geen zitplaats te vinden. Na veel gezoek zag ik een tafeltje waaraan drie mannen zaten te eten, maar er waren ook nog twee stoelen vrij. Vriendelijk gevraagd of we erbij mochten komen zitten en even vriendelijk antwoord gekregen dat het mocht.
We pakten onze lunch uit en ik opende mijn flesje bruiswater. Dat woord ‘bruis’ had een waarschuwing kunnen zijn: 

Waarom nou weer. En hoezo had Bert geen enkel probleem met zijn blikje cola, dat in dezelfde tas dezelfde beweging had gehad.
Toen we klaar waren met eten, zei ik tegen Bert: ‘Ga jij nog maar even lekker in je eentje rondkijken, ik vind het wel even goed zo.’
Soms is dat immers gewoon prettig, dan kan je net zo lang of kort ergens blijven kijken of praten als je zelf wilt.
En ik was een beetje overprikkeld geraakt van de drukte, dus ik zat daar prima.
De drie mannen zaten nog te praten, eentje kreeg een appje.
‘Dat zal mijn vrouw wel zijn, we zouden vanmiddag nog weg. Die begint vast te mauwen waar ik blijf,’ zei hij en een van de mannen reageerde lacherig.
Ik ergerde me. Blijkbaar stoer, om je vrouw belachelijk te maken tegenover je vrienden, ook al ben je al over de zestig.
De mannen gingen en een andere verscheen. Een heer om te zien, met een keurige tas, waaruit een zorgvuldig verpakt broodje opgediept werd, nadat hij eerst op hoffelijke toon had gevraagd of hij bij mij plaats mocht nemen.
‘Eet smakelijk,’ zei ik en hij antwoordde: ‘Dank u. Ik ga mijn best doen maar ik kan het niet beloven.’ Zijn ogen twinkelden, en de mijne ook toen ik zei: ‘Het was mijn wens en geen gebod’. Ik mag dit soort humor meer als een opmerking over een mauwende vrouw.
‘Zo,‘ zei hij toen hij zijn broodje ophad. ‘Nog even ophalen wat voor mij gereserveerd is en dan heb ik alle beschikbare pecunia uitgegeven. Zodoende moet ik mij daarna huiswaarts begeven.’
Ik knikte hem vriendelijk toe, hij liep weg en ik bleef nog heerlijk zitten mensen kijken. Tot Bert er weer aankwam en ik nog even meeging naar de laatste zaal, waar het gelukkig wat minder druk was.
Bert had ook een budgetje gereserveerd, maar nog niets gekocht. Toen hij geschikte rails zag, vroeg hij de verkoper welke kromming de bochten hadden.
De standhouder bleek Duits en verstond het dus niet. ‘Welche Ecke?’ probeerde Bert. Geen resultaat. ‘Wieviel grad ist die eh eh,’ wees Bert de bocht aan.
‘Keine Ahnung,’ zei de verkoper schouderophalend. Ondertussen at hij een broodje en kruimelde hij over zijn spullen.
Daar hebben we wat aan, zulke handelaren! Eigen schuld, Bert kocht dus niks.
Bij een ander zag hij een wissel, die wilde hij wel graag hebben. Ook een Duitse meneer. Die alleen contant geld aannam.
Ja jeetje, dat zijn we toch niet meer gewend! Bij iedere Nederlandse kraam stond ‘ Pinnen mogelijk’ en bij sommige zelfs ‘Alleen Pinbetalingen’.
Dat was nou ook wat. Eindelijk na een paar uur wikken en wegen een keus maken en het dan alsnog niet kunnen kopen!
We gingen naar de infostand, of er een geldautomaat was. Ja die was er, maar die was inmiddels leeg. Maar bij die en die stand kon je misschien wel contant geld pinnen. Daar links en dan weer links en dan die stand met al die kisten.
Ik vond het zelf nogal een vage aanduiding, maar Bert had voor ogen waar het moest zijn en nogmaals doorkruisten wij dus de beurs.
Bert moest lang wachten voor hij aan de beurt was, de standhouder had, gelukkig voor hem, een stel klanten die dingen wilden kopen in plaats van alleen geld pinnen. Uiteindelijk kon Bert zijn vraag stellen en het was nog maar net op tijd want Johnny Cash was bijna door de contanten heen.
Toen maar hopen dat de wissel inmiddels niet aan een ander verkocht was en weer terug naar die kraam.
Ik kuierde wat rond toen Bert zijn zaken deed en zag een standhouder aan zijn collega’s jamkoeken uitdelen. ‘Lekker hoor, mijn kleindochter heeft ze gebakken!’
Ineens ontroerde me dat zo. Zo’n kleine scene die niets met treinen of handel te maken had. Maar met de liefde van een kleindochter en de trots van een opa. 

Bert kwam blij aanlopen met de wissel en we stopten die zorgvuldig in mijn tas.
Toen waren we klaar. Ook Berts pecunia waren op en we hadden alles gezien wat er te zien was.
We gingen niet huiswaarts maar Huis ter Heidewaarts, waar nog een fantastisch etentje op ons wachtte.
Voor het eten ging Bert nog met de kleinzoons taartjes bakken in de zandbak.
Daar zat net zoveel liefde en trots in als in de jamkoeken op de beurs, ik weet het zeker. 

Belevenis

Meestal als ik iets bijzonders heb gedaan, schrijf ik er vlak daarna een blog over. Maar deze keer wilde het maar niet komen in mijn hoofd.
Ik had zeker iets bijzonders gedaan. Samen met mijn schoonzoon ben ik vorige week maandag naar het Archeon geweest om deel te nemen aan het Romeins Festival. En niet als publiek, maar als Romeinen.
Het was een fantastische dag. Dus waarom zo lang gewacht met schrijven erover?
Misschien klinkt het vreemd, maar ik was in een andere wereld. En ik had tijd nodig om het te laten landen, toen ik weer gewoon thuis was.
Sowieso ben ik iemand die alles intens beleeft. En dit was iets wat ik niet eerder had ervaren, het was haast magisch. 

Al heel wat weken terug zei Jan: ‘Ik heb contact met iemand van de re-enactmentgroep LEGIO II Avgvsta en ik mag een dag meelopen op het Romeins festival in het Archeon. Heb jij daar ook zin in? ‘
Ja, dat had ik, ik was ontzettend enthousiast. En buiten dat: aan welke schoonmoeder wordt nou gevraagd om zoiets samen te doen? Dat we zo’n leuke band hebben is iets wat ik koester.
We kozen een datum, vulden wat online gegevens in,  kregen informatie terug en we hadden er zin in.
Hiervandaan is het Archeon heel ver, dus de zondag ervoor ging ik al naar Irene en Jan en de jochies. Maandagochtend werden we om 9 uur verwacht en zo hoefde ik niet voor dag en dauw de deur uit, vanaf hun huis is het maar iets meer dan een half uur rijden. 

Het Archeon was nog niet open voor publiek, maar wij konden er al wel in. Dat was al een bijzondere ervaring op zich, om op een vroege zomerochtend daar door een stil park te lopen. Langs de prehistorische huisjes, er liepen moederkippen met talloze kuikentjes te scharrelen, alles was zo sereen alsof er geen 21e- eeuwse drukte bestond.
In het Romeinse gedeelte was het ook nog heel stil, toen we naar de herberg liepen waar we ons zouden melden. In de herberg was niemand te zien en we keken elkaar een beetje aarzelend aan. Toen kwam er een jonge vrouw met een jongetje aanlopen, allebei in Romeinse kleding en zij vertelde ons dat we op de bovenverdieping moesten wezen.
Daar aangeland kwamen we in een zaal vol leven. Drie re-enactmentgroepen, uit Italië, Engeland en Nederland zaten aan het ontbijt. De meesten al in Romeinse kleding, sommigen nog niet. Direct kwam er iemand naar ons toe en we werden gastvrij ontvangen. Mochten ook nog wat ontbijt nemen als we wilden en we lustten inderdaad wel iets. Jan werd gekoppeld aan een andere jongeman, hij zou legionair zijn vandaag. En ik maakte kennis met een vrouw van mijn eigen leeftijd, zij was de priesteres van de groep en mijn aanspreekpunt van de dag. Ze zorgde voor een prachtige outfit voor mij en ik voelde me serieus direct anders toen ik het aanhad. Een groene tunica met een geweven gordel, een rode palla die op mijn schouder vastgespeld werd met een koperen fibula. Alles helemaal in stijl, zelfs de schoenen. 
Even later zag ik Jan ook weer, die zag er inmiddels ook uit als een echte Romein. 

Hij zou die ochtend training krijgen met de andere soldaten en in de middag meelopen met de show in de arena. Dan zou hij ook een harnas aankrijgen, dat hoefde eerst nog niet. 

Ik maakte kennis met andere burgers, meest vrouwen en ik kon zelf bepalen wat ik wilde doen. Werkelijk iedereen was even vriendelijk en gastvrij en gaf me het gevoel dat ik enorm welkom was.
Ik kreeg ook een aardewerken beker te leen, zo kon ik voortdurend water bij de hand hebben, want het was een heel warme dag.
Het park was inmiddels open voor publiek en ik figureerde de hele dag als Romeins burger.
Wat ik heel bijzonder vond is dat ik me totaal op me gemak voelde. Ik had geen moeite met alle blikken, alle onbekenden, alle drukte. Ik was, samen met de andere Romeinse dames, in een eigen wereld.
In de ochtend nam ik deel aan een tempelceremonie. Uiteraard had ik geen idee wat er van me verwacht werd, maar ik werd netjes meegenomen door de anderen.
‘Je moet je hoofd bedekken,’ fluisterde iemand naast me en ik schoof direct de palla over mijn haar.
‘Pluk nog even een takje kruid,’ zei een ander zachtjes en wees naar de kruidentuin waar anderen ook iets uitzochten om te plukken.
Ik koos een bloeiend takje rozemarijn en sloot weer aan in de kleine stoet.
Voor de tempel stond een klein altaar met een reukofferschaal. We stelden ons op in een halve cirkel en de priesteres leidde een ceremonie waarbij je in je hoofd zelf kon invullen hoe je dat wilde ervaren. Oei dat is een vage zin, maar ik bedoel dus te zeggen: het was niet zo dat je nu moest bidden tot een godin waar je niet in gelooft. Het was een uiterlijk ceremonieel, het publiek kon zien hoe het er vroeger aan toe moest zijn gegaan, maar als deelnemer kon je je eigen waarden aanhouden, er werd niets van me gevraagd wat tegen mijn gevoel in ging.
Toen we bij de tempel weggingen, zag ik Jan langsmarcheren met zijn groep legionairs. Och die arme jongen, het zweet liep in stralen van zijn hoofd af, het was ook zo warm. En dan had hij nog niet eens een harnas aan!
Maar hij gaf me wel een stralende lach, hij vond het fantastisch.

En verder de dag? Hij vloog voorbij. Ik heb gehandwerkt met linnen, ik heb geholpen met strengen maken, overal rondgekeken, praatjes gemaakt, vragen beantwoord van publiek en vooral: genoten.
In de middag kwam Irene met de jongens ook kijken. De jongste, hij is nu ruim anderhalf, keek me vreemd aan.
‘Kijk Lucas, daar is oma!’ zei Irene, maar Lucas schudde zijn hoofdje en zei beteuterd: ‘Nee’. Dat was zo schattig, zo ziet zijn oma er toch niet uit!
Maar toen ik ging praten en tegen hem lachte, zag hij dat ik het toch was, en toen was het goed.
We gingen met z’n vieren in de arena naar de show van papa Jan kijken en ook dat, ik val voortdurend in herhaling, was zo bijzonder!
De entourage, de geluiden, het meemaken, ik kan gewoon niet goed verwoorden hoe dat voelde!
Na de show was Jan verder vrij om de middag zelf in te vullen en kon hij ook Finn, zijn oudste, laten voelen hoe zwaar de helm is, hoe de wapens vastgehouden moesten worden.
Met elkaar hebben we ook nog de gladiatorenshow bijgewoond, dat was een echt spektakel en ik vroeg me af of ik dat vroeger, als Romeinse wel gedaan zou hebben. Dan was het geen spel maar echt, wreed en bloederig. Zou ik dat  wel aangekund hebben, of was het gewoon iets wat erbij hoorde? 

Tegen sluitingstijd gingen Irene en de jongens weer naar huis, wij bleven nog en weer was het bijzonder om in het park te zijn als er verder geen publiek meer was.
UIteindelijk trokken we onze eigen kleding weer aan en direct was ik weer gewoon Annelies.
In de bovenzaal van de herberg kregen we allemaal nog lekker eten en er was zelfs voor mij iets vegetarisch geregeld, zo lief!
En toen zat het er echt op en gingen we naar huis.

Waarom moest het zo lang duren voordat ik dit verslag schreef?
Omdat het meer was dan een verkleedpartij.
Nogmaals, ik was in een andere wereld, een andere tijd. Maar ook met een ander soort mensen.
Ik kende niemand behalve Jan, maar toch voelde het direct vertrouwd. Het waren gelijkgestemden, misschien is dat een woord wat het meest beschrijft wat ik bedoel.
Iedereen was in hetzelfde geïnteresseerd, had hetzelfde enthousiasme en dezelfde behoefte om die te delen.
Niemand was dik, dun, oud, jong, vreemd, raar, groot of klein. Iedereen was een onderdeel van deze dag, sfeer en beleving, en iedereen genoot daarvan.
Ieder had zijn of haar eigen karakter en uitstraling, maar respecteerde de ander en verwelkomde die. Ook mij. Zelden heb ik me ergens zo welkom gevoeld als daar.

Het is fijn om er op terug te kijken. Fijn om dat samen met Jan zo beleefd te hebben. En om, zonder zweverig te willen zijn, te proberen een stukje ervan te bewaren in de gewone dagelijkse wereld.


Off-day

Ongetwijfeld heb je dat ook wel eens: zo’n dag dat werkelijk alles tegenzit. 

Een financiële tegenvaller en dan nog een. Zijn we te naief, of hadden we dit moeten weten? Nee, we konden het niet weten want als er iemand geen duidelijkheid biedt dan is het wel de belastingdienst en als er één ding bizar gecompliceerd is, is het wel het Nederlandse belastingstelsel. En als er iets is wat geen antwoord geeft op vragen vooraf, alleen wat vage ‘ja dat hangt er van af’s’, dan is het wel de belastingdienst.
Goed, ik heb mijn punt nu wel gemaakt, het waren flinke tegenvallers. Geen fijn begin van de dag.

Een servicebeurt voor de fiets die ik vorig jaar gekocht had. Eerst al een hoop gemail en geregel omdat ik niet wist hoe ik de fiets in het dorp 25 km verderop moest krijgen. Nou hoor ik je haast zeggen: ‘Nou, gewoon fietsen’, maar dat lukt me niet. Het waait hier altijd te hard en mijn longconditie kan dat gewoon niet aan en aangezien het geen e-bike is, krijg ik geen hulp bij het trappen.
Familie was zo lief om hun fietsendrager uit te lenen, gelukkig heeft de auto die we nu hebben een trekhaak, dus het kon.
Fiets weggebracht, we zouden wel een telefoontje krijgen als hij klaar was. Tijd kon niet gegeven worden.
Nog een beetje winkelen in dat dorp en toch maar naar huis, met een lege fietsendrager.
Halverwege: telefoon. ‘Uw fiets is klaar.’
‘O mooi, dan draaien we weer om.’
‘We zijn alleen wel dicht tussen 12 en 1.’ (Het was 5 voor 12.)
‘Maar dan kan ik hem toch wel even ophalen, zeker?’
‘Er is dan niemand.’
Ja jemig, dan moeten we nog weer een uur zoekbrengen in dat dorp, of nog een keer terugkomen vanmiddag. Wat een timing.
Op mijn verzoek zetten ze de fiets dan maar in het gangetje van de werkplaats, dan kon ik ‘m zo meenemen.
Ieder ander die daar toevallig liep trouwens ook, maar ik nam het risico.
Gelukkig, daar stond de fiets. Op de fietsendrager gezet en weer naar huis.
Had ik nou maar even een rondje gefietst daar bij die fietsenmaker nog. Want nu kwam ik er thuis pas achter dat de fiets beroerd reed. Dat was voor de servicebeurt niet aan de orde, dus het was juist een enorme verslechtering in plaats van verbetering.
Fietsenmaker gebeld. Ik kreeg een hele verhandeling over opgepompte banden, maar ik voel echt het verschil wel tussen op harde banden fietsen of een gehaper in iedere omwenteling van de trappers. 
Uiteindelijk werd er afgesproken dat de fiets gehaald zou worden. Fijn natuurlijk. Service. Maar als dat nou voorgesteld was in de eindeloze mailwisseling vooraf, had het ons een hoop gedoe bespaard.

Dat ik merkte dat de fiets beroerd trapte, kwam doordat ik halsoverkop naar de winkel moest.
Ik was namelijk jam aan het koken, ik had ruim 2 kilo pruimen gekregen.
Het was ’s morgens al een queeste geweest om jampotjes te kopen, maar dat was uiteindelijk gelukt. Natuurlijk weer duurder als waar ik op had gehoopt, maar oké.
De pruimen waren erg rijp dus ik had er een kledderzooi van om ze te ontpitten en in stukjes te snijden. In de pan, geleisuiker en citroensap erbij en koken maar. Ik heb al vaker jam gekookt, en het lukt altijd wel. Vandaag niet. Het bleef dun. Heel dun. Toch de verkeerde hoeveelheid geleisuiker dan? Volgens het recept niet maar volgens de pruimensap wel.
Gauw op de fiets naar de Jumbo. (Allemachtig wat trapt dat ding beroerd, waarom is dit, wat is er gebeurd, wat hebben ze in vredesnaam gedaan, waren we maar nooit gegaan, kan het nou nooit eens in 1x goed, waarom…o ik ben er.)
Vakken vol suiker, klontjes, staafjes, basterd, poedersuiker, kandij, maar, je raadt het al, geen geleisuiker. Wel gloeiende gloeiende….%*(Q%@&% 
O, daar staat nog wat anders. Van Gils, geleisuiker speciaal. Zo werd de jam wel duur, maar nu weggooien was ook zonde. Vooruit dan maar.
Haperend en foeterend weer naar huis getrapt. Jam verder maken, met die speciale suiker. Het bleef dun. Ik snapte er werkelijk niets van en nu nog steeds niet.
In vredesnaam dan maar wat blaadjes gelatine weken. Fu** de kraan stond nog op heet en ze moeten in koud water weken. Alle blaadjes plakten aan elkaar en aan de schaal en waren niet meer te redden. Hoeveel blaadjes had ik nog over? Net genoeg. Weken, uitknijpen, bij de jam. Nul resultaat.
Inmiddels was ik in staat om de pan jam of wat daar voor door moest gaan, door de toch al kleverige keuken te smijten. Toch maar niet gedaan.
Met tranen in mijn ogen van frustratie de potjes gevuld, in de hoop dat de jam bij afkoeling nog gaat indikken.

Ik vond deze dag helemaal niet leuk. Ik was moe, onvoldaan en jankerig, en had niet het idee dat er ook maar iets gelukt was.
Toen ging de telefoon.
Een klein gezichtje verscheen, en ik hoorde ‘OoooommmmA! Oooma! Oma!’
Op slag was al mijn frustratie verdwenen.
‘Hoi, lieverdje!’ riep ik blij. Er volgde vanaf de andere kant een brabbelverhaal op conversatietoon, met veel ‘oma’ s ertussen en ik gaf (hopelijk de juiste) antwoorden.
Dit gesprek was precies wat ik nodig had. Een opkikker van mijn jongste kleinzoon.
Bij iedere ‘oma’ smolt ik nog een beetje verder.
Wat maakte ineens die stomme belastingdienst, de beroerde servicebeurt en mislukte jam nog uit.
Dit was rijkdom. Toch nog een fijn besluit van de dag. 

P.S. Stiekem is de jam uiteindelijk best lekker geworden. Gelukkig.

Leuker kunnen we het niet maken

Vandaag voel ik me erg opstandig. Je hebt wel eens van die buien dat je alle meegaandheid en vergoelijking en relativering laat varen. Nou ja, ik schrijf ‘je’ maar laat ik het persoonlijk houden. Ik dus. Waar gaat het deze keer om? Om dit: 

Ja, om 1 euro. Maar het is een principekwestie, dus ik ga jullie er gewoon deelgenoot van maken.
Ik keek vanmorgen op de bankrekening en zag onder andere dit:  

Wel verdorie. Hoezo moet de belastingdienst een euro hebben terwijl ze míj nog een euro schuldig zijn? 

Want kijk, dat leg ik even uit. Ik had nog wat zorgtoeslag tegoed van vorig jaar, en dat was € 11. 
Wat ik overgemaakt kreeg? € 10. 
Raar, maar het ging maar om 1 euro dus ik had geen zin om daar achteraan te gaan.
Tot vanmorgen dus. Als zij gaan beginnen over 1 euro, dan ga ik dat ook doen. 

Ik belde de belastingtelefoon, stond niet eens zo lang in de wacht en ik kreeg een mevrouw aan de lijn. Ik zei: ‘Het gaat maar om een euro, maar toch wil ik weten hoe het zit.’

Ze ging het voor me uitzoeken en zette me in de wacht. Dat duurde. En duurde. En.. o daar was ze weer. ‘Mevrouw? Bedankt voor het wachten. Om u te kunnen helpen moet ik nog even het een en ander verifiëren. Wat is uw geboortedatum?’
Ik gaf die door en verwachtte nog een aantal vragen maar ze zei: Dank u, ik ga het voor u nakijken’, en zette me weer in de wacht.  Geen idee wat ze dan in die eerste wacht had gedaan, maar oké.
‘Mevrouw? Bedankt voor het wachten. Ik zie dat u € 11 terug krijgt.’
‘Ja, dat staat op de beschikking, maar ik kreeg € 10.’
‘Dat heeft te maken met ons betalingssysteem.’
‘Wat dan?’
‘Dat heeft te maken met de afronding in ons betalingssysteem.’
‘Maar € 11 is een rond bedrag.’
‘…..’

‘Mevrouw?’

‘Ja het betalingssysteem, de afronding eh, het heeft daarmee te maken.’ ‘Nou, dat begrijp ik niet, maar ik begrijp wel dat ik die euro dus niet krijg. En die afronding in het betalingssysteem was niet van toepassing op de euro die er nog afgeschreven is voor de auto die ik heb verkocht?
‘…… eh..’
Nu kreeg ik toch een beetje medelijden, dwars door mijn opstandigheid heen. Zij doet ook alleen maar haar werk als telefoniste en heeft de regels niet gemaakt.
‘Laat het verder maar,’ zei ik dus. ‘Het ging mij om het principe.’
‘Heeft u verder nog vragen?’ vroeg ze, omdat het in haar protocol staat. Volgens mij hield ze ondertussen haar vingers gekruist dat ik niks meer te zeiken had.
‘Nee, dank u wel. Goedemorgen.’
Ik kreeg nog een bandje met de vraag of ik mee wilde werken aan een telefonisch onderzoek van 12 vragen. Daar had ik geen zin. Beetje gratis werken voor de belastingdienst, tsss. Zo opstandig was ik nog wel. 
Nu ik erover nadenk, had ik het wel moeten doen en dan na 11 vragen stoppen. In verband met afronding in mijn antwoordensysteem. Gemiste kans, jammer.

Zo Genaamd

Vroeger vond ik het niet zo leuk om Van Bloois te heten. Er was, natuurlijk met uitzondering van mijn familie, niemand anders die zo heette. Ik moest mijn achternaam altijd herhalen en, zodra ik het kon, ook spellen.
Liever had ik een gewone naam gehad, zoals Van Dam, of De Vries.
‘Hoe?’ of ‘Wat’? was steevast de reactie als ik mijn naam gezegd had.
Vele variaties heb ik voorbij zien komen op lijsten en post enzo. 
Blois. De Blos. Blovis. Blooijs. Booi. Bloos. (ja bijna altijd werd de ‘Van’ vergeten). De meest bijzondere was Blokvis.
En als mensen mijn naam eerst geschreven zien en het dan gaan uitspreken is er negen van de tien keer een aarzeling.
Nu nog steeds. ‘Mevrouw Van eh,  Bl…. Blwah? Zeg ik het zo goed?’
Tuurlijk blijf ik altijd vriendelijk, ik snap het best. ‘Nee hoor, gewoon uitspreken zoals je het schrijft.’
‘Ah, Bloois dus?’ 
‘Ja, Van Bloois dus.’
Mijn man heeft het omgekeerde, want die heet De Vries. Die hoefde nooit zijn naam te herhalen vroeger of te spellen. En nu nog steeds niet.
Als hij in een wachtkamer zit en er wordt: ‘Meneer De Vries!’ geroepen, dan staan er zo drie meneren De Vries op. Dat dan weer wel.  

Nu ik ouder ben, vind ik mijn naam wel mooi. Ik gebruik dan ook geen pseudoniem voor het schrijven omdat het makkelijker in het gehoor zou liggen. Van Bloois is een prima naam, ook al moet ik nog steeds het riedeltje zeggen wat ik al bijna zestig jaar gebruik: B, L, dubbel O, I, S.
Of aan de telefoon: Bernard, Leonard, dubbel Otto, Isaak, Simon.
Waarom zijn dat eigenlijk allemaal mannen, bedenk ik ineens nu ik dit opschrijf. Ik ga een eigen spelling maken voortaan: Bella, Lisa, dubbel Olivia, Irene, Saskia.
Ben benieuwd wanneer ik het kan gaan gebruiken! 

Mijn moeder had een mooie achternaam, vind ik , die heette Van Egmond. Ik was vroeger gewoon een beetje trots als ik op school tijdens de geschiedenisles leerde over de Graven van Egmond en Hoorne. En haar oma heette Guldemond. Ook al zo mooi.
Maar niet iedereen in haar familie was bedeeld met zo’n chique naam.
Ik had twee tante Mijntje’s.  Een gewone tante Mijntje en een tante Mijntje Spek. Dat was eigenlijk een tante van mijn moeder, dus mijn oudtante. Ze zaten daar trouwens nog meer in de vleeswaren, want er was ook nog een nicht die Ham als achternaam had.
Dan was ik stiekem toch wel weer blij dat ik Van Bloois heette, vooral ten opzichte van die naam Spek.

De acteur Kevin Bacon heet natuurlijk eigenlijk gewoon ook zo. Maar in het Engels klinkt het ineens anders, vind je niet? Dat is nog met meer bekende namen zo.
Johnny Cash heet in het Nederlands Jantje Contant. Klinkt als een stripfiguur. En Reese Witherspoon is dan gewoon Ries Methaarlepel. Dat wil je toch niet…
Doe maar Van Bloois.
Ik vind het helemaal prima.

64

Will you still need me, will you still feed me, when I’m 64? 

Tja, toen de Beatles dat zongen leek dat inderdaad heel oud.
En nu? Nu ben ik zelf zo ver en voelt dat helemaal niet zo. Het is best een knus beeld hoor, wat de liedtekst schetst. 

  • Een trui breien (nou ja, zonder de fire-place dan): check
  • Onkruid wieden in de tuin: check
  • Kleinkinderen op m’n schoot: check
  • Zomerhuisje huren als het niet te duur is: check. 

Maar verder is er weinig bezadigdheid de laatste weken.
Ineens gebeurt er van alles tegelijk.


Bert werkt niet meer, dat is een hele verandering. Heel veel geregel. Dat zijn ontslag op de juiste manier ging, WW aanvragen, en oneindig veel berekeningen maken hoe we het verder zullen doen nu. Veel onzekerheden, omdat het op papier wel rond is maar we in de praktijk nog niet echt weten waar we aan toe zijn. Nieuwe levensfase.


Twee auto’s ingeruild voor één, waar we hopelijk jaren plezier van kunnen hebben. Een grote beslissing en een grote uitgave.
Het was uiteraard maar een auto, mijn Cuore. Maar ik had moeite met het afscheid. Het was mijn eigen Omamobiel en die gaf me vrijheid en zelfstandigheid. Ik vind het moeilijk om afhankelijk te zijn van iets of iemand. Maar we hebben nu een ander leven gekregen en dan zijn twee auto’s gewoon onzin. Toch deed het me wat. Nieuwe levensfase.

Uit onverwachte hoek kwam er nieuw werk voor mij op mijn pad. Ik kreeg een tip voor een vacature, ik solliciteerde. Educatief auteur voor een lesmethode voor groep 5 t/m 8, met thematisch onderwijs waarin vrijwel alle leerdomeinen zijn geïntegreerd.
Volkomen in mijn straatje, daar ligt mijn hart qua onderwijs. Zo werkte ik vroeger met de kleuters, wat nu groep 1 en 2 is en liefst ook in de hogere groepen. Helaas kon dat door allerlei regels hoe langer hoe minder in de loop van de jaren en ik ben uiteindelijk mede daarom afgehaakt als leerkracht.
Nu komt dit idee meer en meer terug en daar word ik enthousiast van. Ik solliciteerde. Maakte een proefopdracht. Had een gesprek. Werd aangenomen.
En als absolute kroon daarop mag ik gaan werken aan: ‘Van oermens tot Romein’.
Dat is voor mij wel zo geweldig. Die periode vind ik fantastisch interessant, ik heb er veel over gelezen, gezien, geleerd, gepraat, geschreven, propedeuse in gehaald, kinderboek over geschreven… en zo kan ik nog heeeel lang doorgaan. Van alle onderwerpen die maar aan de orde hadden kunnen komen had ik niets liever gekregen dan juist dit.
Hoe mooi is dat. Maar ook : hoe spannend. Gaat het me lukken? Kan ik waarmaken waar mijn werkgever op rekent? Hoeveel tijd zal ik er voor nodig hebben? Kan ik goed samenwerken met mijn duo-auteur? Zal… nou ja, honderd vragen en onzekerheden.
Nieuwe levensfase.

Maar ook: dankbaar. Dat ik met m’n 64 jaar dit kan gaan doen, een fijne relatie heb, een lief gezin, een mooi huis, een heerlijke tuin. Dat ik echt wel merk dat ik ouder ben geworden, maar dat mijn/ons leven niet stilstaat. Dat er nieuwe dingen op ons pad komen, nieuwe uitdagingen zogezegd.
En dat ik, zoals van de week, heerlijk even met mijn man in de keuken kan dansen op ‘When I’m 64’, zoals we vroeger op andere nummers deden.
Yes, I need you and I feed you when I’m 64.

Robin

Vanmorgen vroeg is het wat frisser buiten, ik wil op tijd wandelen met Lenny.
Maar mijn eerste loopje is naar de konijnenren.
Wat vreemd. De hele groep zit aan de rechterkant, in een soort halve cirkel, en iedereen zit rechtop als een paashaas. Het ziet er wel schattig uit, maar ik voel me toch ongerust. Er is iets aan de hand, dit is totaal geen normaal gedrag.
Zelfs El, die extreem schuw is, blijft zo zitten als ik eraan kom. Ik kijk ze allemaal aan en zie: Robin is er niet.
Al snel zie ik aan de andere kant een uitgestrekt bruin lijfje liggen. Veel te stil. Een vlieg kruipt over haar achterpoot.
Lieve Robin, de hitte is haar teveel geworden. Gisteravond was ze er nog, maar vannacht heeft haar hartje het opgegeven. Veel te jong, ze was nog maar pas twee jaar geworden. 

Ik schiet helemaal vol. Mijn lieve meisje. Het is onvermijdelijk dat er verdriet komt wanneer je dieren hebt, ik weet het wel. Maar het is zo moeilijk. 
Al zo vaak heb ik over onze konijnen geschreven en over het intense plezier dat ik aan ze beleef. Hun karakters, de groepsstructuur, hun gewoontes.
Nu zit er een gat in de groep. En is Bert bezig een gat in de grond te graven.

Kleine Robin, die eigenlijk inmiddels zo groot was. Al vanaf het moment dat ze haar babyneusje uit het nestje stak, heb ik van haar gehouden. Haar karakter gezien, haar plaats in de groep. En haar plaats in mijn hart. Ik had zo graag gewild dat ze oud mocht worden.
Dag, lief meisje. Je wordt gemist. 

Op naar de sterren (en daar voorbij)

We zijn in een periode beland dat één auto volstaat. En we hebben er twee. Een stoere Punto Diesel, die was voor Bert en de lange afstanden, en mijn eigen lieve Omamobiel, die me zoveel vrijheid gaf.
Maar nu is het tijd om samen met één auto te doen.
Een zoektocht op internet was afgelopen week al gestart, want een automonteur weet precies welke merken betrouwbaar, betaalbaar en geschikt zijn voor onze nieuwe situatie.
Er kwam een bonte (nou eigenlijk niet want de meeste auto’s waren zwart of wit) stoet aan autootjes voorbij en mijn oren tuterden van alle mogelijke typetjes.
Uiteindelijk zagen we de goede:  een Mitsubishi Space Star.  Ik kreeg gelijk visioenen van ruimtereizen waar Musk alleen maar van kan dromen.

Het karretje stond bij een garage in Friesland, een uur rijden bij ons vandaan. Bert belde gister op, of we vandaag misschien konden komen kijken.
Er schetterde een stem met een vet Fries accent uit de telefoon, ik luisterde stiekem mee en hoorde dat we dan aan het eind van de middag konden komen want hij moest ‘eerst nog een houten pop halen in Brabant.’
Ik trok mijn wenkbrauwen op naar Bert. Nou ja, kan natuurlijk, misschien voor de etalage, of zijn kind was gek op Pinocchio ofzo. 
Bert sprak een tijd af en verbrak de verbinding.
‘Hoezo een houten pop halen?’ vroeg ik. 
‘Een auto ophalen!’ Bert is niet iemand die vaak hardop lacht, maar nu toch wel. 
Ik lachte ook, dit paste wel beter bij een autohandel. 

Vandaag belde Bert nog even terug of de man ervoor open stond om twee auto’s in te ruilen, dan zouden we ook met twee auto’s komen vanmiddag.
‘Om welke auto’s gaat het?’ schetterde de Friese stem.
‘Een Fiat Punto uit 1911,’ begon Bert en nu was het mijn beurt om in de lach te schieten.
Zo’n oldtimer zou heel zeldzaam zijn en waarschijnlijk onbetaalbaar.
‘Ach nee, 2011 natuurlijk,’ verbeterde Bert zich. ‘En een Daihatsu Cuore uit 2007.’
Daar had de man wel oren naar, dus wij togen vanmiddag met twee auto’s naar Friesland.
Bert had de afgelopen dagen veel werk gedaan om de auto’s zowel van buiten als van binnen onberispelijk  schoon te maken, dus shinend reden wij achter elkaar aan. 
De garage was gevonden, we zagen de Space Star al staan. Uiteraard in het echt nèt iets minder mooi als op de foto’s maar een prima auto.
Proefrit gemaakt, hij beviel ons allebei goed.
Ondertussen had de autohandelaar onze auto’s bekeken.
We werden uitgenodigd in het verkoopkantoortje, en kregen koffie en thee. Mijn thee smaakte alsof hij geschonken werd uit een thermosfles waar eerst koffie in had gezeten, maar ik wou niet onbeleefd zijn en werkte het weg.
Toen het op zakendoen aankwam, liep de boel uiteindelijk jammerlijk vast.
De Space Star moest best wat kosten, en wij zouden dat kunnen betalen als we een fatsoenlijke inruilprijs kregen.
‘Ik geef jullie € 750,-, ‘ zei de man met een stralend gezicht.
Wij straalden niet, maar vielen verbijsterd stil.
‘Voor twee auto’s?’ wist ik uiteindelijk uit te brengen.
Ja, voor twee auto’s. Ongelooflijk.
Bert en ik keken elkaar aan en schudden tegelijk ons hoofd. 
We hadden allang op internet gezien wat onze auto’s waard zijn. En dit leek nergens op.
‘Dan gaat het niet door, dan is deze Space Star te duur voor ons.’
“Waar dachten jullie dan aan?’ vroeg de man nog.
Ik noemde zelfs nog wat minder dan we verwacht hadden maar dat lag nog veel te ver van zijn ideeën.
Het ging niet door.
Daar gingen we weer. Vieze koffietheesmaak in de mond en geen andere auto. Het zij zo. 
In mijn Omamobieltje aaide ik even over het dashboard.
‘Kom maar,  je mag weer mee naar huis.’ zei ik.
Ik weet niet of  Bert ook wat tegen de Punto zei, maar achter elkaar aan reden we weer een uur terug. 
Geen Space Star gekocht.
We zullen zien wat er in de toekomst voor ons in de sterren staat.

DAF

Zondag was het Vaderdag en Bert mocht zeggen wat hij graag wilde doen. We zijn nog steeds op vakantie in Limburg, dus dat geeft andere mogelijkheden voor leuke uitjes dan vanuit Groningen. Hij had al snel de keus gemaakt: naar het DAF museum in Eindhoven.
Prima, het is jouw dag, we gaan DAFjes kijken en ik ga mee voor de gezelligheid.
Zo, wat had ik dat onderschat! Hoezo ‘DAFjes kijken’?  Het museum staat bomvol indrukwekkende vrachtwagens, bussen, rallywagens en ja ook DAFjes. Maar, ik vond het dus voor mezelf ook een heel stuk leuker dan ik tevoren had gedacht! 

Ik neem het risico dat de loketmevrouw deze blog niet leest, dan kan ik vertellen dat ik vermoedde dat zij tegelijk met de DAFfabriek in 1928 is opgericht en hier een museumstuk was geworden. Ze liep niet over van arbeidsvreugde en klantvriendelijkheid, maar schoof ons, na het scannen van de museumkaarten ‘een bonneke’ toe.
‘Een bonneke is altijd goed’ zei Bert.
‘Behalve als je die van de politie krijgt’ vulde ik aan.  Mevrouw DAF vond het niet grappig maar mopperde over mijn mini rugtasje.  Dat moest in de kluis want rugtassen waren verboden. Ik sputterde tegen dat het mijn handtasje was en dat er dingen inzaten die ik nodig had. Mevrouw sloeg haar ogen ten hemel, haalde haar stokoude schouders op zodat ik een gekraak verwachtte, en zei nors: ‘U moet maar doen wat u niet laten kunt.’
Tot zover het gezellige begin van ons bezoek. 

Gelukkig zette dat niet de toon voor de middag, want het was verder ontzettend leuk.
Voor mij volkomen onverwacht stond ik eh, (ik wou oog in oog zeggen maar een auto heeft geen ogen) voor een vuilniswagen uit mijn jeugd. Och ja! Zo zagen ze eruit toen!
Waarom ik dat nog zo goed weet? Omdat wij aan een straat woonden waar alle vuilniswagens uit de regio langskwamen om hun lading te gaan lossen bij Stortplaats Crailo.
En natuurlijk omdat er eentje wekelijks langskwam, met twee vuilnismannen op de treeplank achterop, om de zinken emmers van iedereen in onze flats met veel gekletter te legen.
De nostalgie! Echt iets voor mij, ik was nu al gelukkig. 

Er stonden ook grote bussen, bij sommige kon je even naar binnen stappen. Ook dat was een ‘Och ja!’ De rode leren bekleding en werkelijk, bij iedere zitplaats een asbak binnen handbereik. 

Als we op schoolreisje gingen kregen we ook altijd te horen dat we van de asbakken af moesten blijven, maar we propten er toch onze fruitella papiertjes in. 
De dieselgeur van die bussen vond ik toen nog ‘gezellig.’ Als je zoiets rook ging je wat leuks doen. Naar de stad, of dus op schoolreisje. 
Tabaksrook en dieseldampen. Het mocht toen allemaal nog in het openbaar, maar ik ben toch wel blij dat het nu anders is. 

Bert had nog weer andere herinneringen. HIj wees naar een grote legervrachtwagen: ‘Kijk daar heb ik in mijn diensttijd in gereden.’ En bij een vrachtwagen van de Fa. Schaap: ‘O die reed vroeger in Leens, ik werd ‘s morgens wakker van het geronk als ze vertrokken.
‘s Winters reden ze met suikerbieten en ‘s zomers met bier en frisdrank. ‘
Bij de afdeling rallywagens was het helemaal geweldig, want als groot fan van de Dakar kon hij nu een auto in het echt zien. 

Uiteraard waren er ook vitrines met modelauto’s.  Vrachtauto’s die winkels bevoorraadden die er nu niet meer zijn.
Vroom en Dreesman. De A&O supermarkt.  En ik dacht ook Ahrend, maar die blijkt nog in bedrijf, alleen het logo is veranderd.

O ja, ik had bij de echte auto’s er ook nog een zien staan van Van Gend & Loos.  Dat was toch een begrip vroeger! Ik herinner me dat een wieltje van de kinderwagen waar baby Irene in lag, niet helemaal lekker liep. Prompt zei mijn vader: ‘Als je hem zo vol boodschappen blijft stouwen, kan je beter een Van Gend & Loos wagen gebruiken.’
Van Gend & Loos werd, door verkoop, DHL en die auto’s zijn nog te jong voor in een museum. 

Toen we twee verdiepingen hadden gehad, wilden we wel even wat drinken. En dat kon, in de Daffetaria. Dat vind ik nou echt zo leuk gevonden, die naam!
Ik thee, Bert een Variomaatje. Speciaal voor het DAFmuseum gebrouwen bier .Het flesje was zo leuk dat we het mee naar huis hebben genomen. Ja dat mocht. we hebben het netjes gevraagd. 

Daarna nog naar de bovenste verdieping met personenautootjes. Ook de speciale stranduitvoering met rieten dak was er, de DAF- Kini. Een rode die van Onassis en Jackie was geweest, en ook de blauwe van ons koningshuis was er, waarin Willem en Amalia een paar jaar terug nog in hebben gereden op Koningsdag.
Ik heb een klein beetje spijt dat ik niet een foto heb genomen van de foto’s die erbij hingen. Want daarop staan twee onbekommerd blije kleuters die even achter het stuur mochten zitten. Twee jongetjes, gewoon aan het spelen.
Nu is de ene koning en de ander leeft niet meer. Juist daarom raakte die foto me meer dan die bijzondere auto. Die lachende, zorgeloze gezichtjes, lang voordat ze in het koninklijk stramien gedwongen werden.
De Kini was niet voor de gewone man en vrouw, maar de Daffodil en de DAF 33 wel. Daar stonden er dus ook veel van! Ik herkende ze wel uit het straatbeeld van vroeger. En ook mijn bovenbuurvrouw had er eentje, zodat ze als pedicure al haar klanten kon langsgaan. Helemaal nog niet zo gewoon in die tijd, omdat de meeste vrouwen (nog) niet buitenshuis werkten. 

Uiteindelijk hadden we alle grote en kleine DAF’s gezien en gingen met met het lege Variomaatje flesje in mijn minirugtasje weer naar huis. Maar toch niet helemaal leeg genoeg blijkbaar, want toen ik mijn tasje uit de auto pakte zat er een natte plek in, geurde het naar bier en was het bonneke vochtig.
Ik dacht even aan de loketmevrouw.  Ze zou vast haar ogen weer ten hemel slaan. Of verstolen grijnzen achter haar perkamenten hand en denken: dat komt er nou van. 

Natuurpark

Er zit een tegenstrijdigheid in mij. Enerzijds hou ik ontzettend veel van de natuur en anderzijds ben ik op veiligheid en een zeker comfort gesteld.
Dus, hoe heerlijk ik het ook vind om in het bos of een ander natuurgebied te zijn, je zult mij niet kamperend aantreffen.
Maar er zijn compromissen! Zoals een huisje. In het bos. Op een natuurpark. Een huisje met een goed bed, een douche en wc, een keukentje en een deur die op slot kan.
Dat hadden we dus voor onze vakantie geboekt en daar zijn we nu.
In Limburg, vlakbij de grens met België. Midden in het bos! Gelukkiger kan je me bijna niet maken.
Toch was het nog wat meer natuur dan ik van tevoren had gedacht. 
Ons huisje staat aan een prachtig ven, met waterlelies en rietplanten. Eenden, meerkoeten, reigers, opspringende vissen… en kikkers. Héél veel kikkers. Die in de avond en nacht onvermoeibaar een groot gemeenschappelijk concert geven.
Waar ik woon zijn ook wel kikkertjes. En die kwaken wel eens en dan zeg ik: ‘Ach hoor nou hoe leuk.’ Maar dat valt helemaal in het niet bij dit: 

Zouden we wel kunnen slapen? Ja, dat kunnen we. Blijkbaar is het toch een heel rustgevend geluid, ook al is het oorverdovend. Ik vraag me ook steeds af hoe ze het doen. Met zijn honderden, misschien wel duizenden, kwaken ze eensgezind en dan ineens zijn ze allemaal op exact hetzelfde moment stil. Om een paar seconden later weer met de hele goegemeente vrolijk verder te kwaken. Wat gebeurt er in die paar seconden dan steeds? Is er gevaar? Moeten ze even uitrusten? Vertellen ze elkaar bij een bepaalde kwaak dat het nu even stil moet zijn? Er was vroeger zo’n leuke videoclip met een kikkerconcert en dirigent.’We all stand together’. Zou er hier ook een dirigent zijn misschien? They stand in ieder geval wel all together. Geheimen van de natuur. Ik zal er wel nooit achterkomen.

Maar we hebben niet alleen kikkers. Er is nog meer natuur, in de vorm van wilde zwijnen. Ook wel op het park. En nogmaals, hoeveel ik ook van de natuur hou, dit is best een beetje eng. Ik moet zeggen dat ik in de loop van de week wat meer ontspannen ben geraakt, maar in het begin liep ik zowat op eieren.  

Vlak bij ons huisje staat dit bord: 

Zo’n bemoedigende tekst ook!
Ze beginnen met Als een zwijn niet in de aanval gaat. Dat ‘als’ daar krijg ik al een onrustig gevoel van. Loop rustig achteruit, zonder te rennen. Achteruit rennen is nou niet een van mijn specialiteiten dus dat rustig lopen zou ik wel kunnen. Alleen zie ik dan niet waar ik mijn voeten ga neerzetten en omdat zwikken, struikelen en vallen juist wel mijn specialiteiten zijn, heb ik er weinig vertrouwen in.
Als een zwijn wel in de aanval gaat: Klap in je handen (dat kan ik), schreeuw (dat kan ik ook) en maak je groot. Tja, dat is wel een dingetje. Ik was altijd al aan de kleine kant, maar de laatste jaren krimp ik ook nog, dus van dat groot maken verwacht ik niet veel effect. 

Blijft het dier op je afkomen, klim dan ergens op. Verstop je achter een boom. 

Ja. Vertel me maar eens waar ik op moet klimmen in deze omgeving of achter welke boom ik me moet verstoppen. 


Het enige wat ik kan bedenken is dat ik dan op de schouders van mijn heldhaftige man moet klimmen. Op zich wel weer een goed idee, want dan hebben we ons wel groot gemaakt natuurlijk.
Gelukkig is het nog niet nodig geweest. We hebben wel veel sporen al gezien, ook rondom de huisjes, van omgewoelde aarde. 

Bert heeft gelijk tijdens de eerste avondwandeling met Lenny al een familie zwijn gespot, maar die was gelukkig een heel eind weg en dat heeft hij zo gehouden.
Zondag scharrelden er twee schattige gestreepte biggetjes bij de slagboom van de parkuitgang. Maar omdat we ervan uit gingen dat deze kleintjes niet alleen waren, dus de grote boze ouders wel vlak in de buurt zouden zijn, keerden we direct om en gingen we een andere kant op. Dan maar wat langer wandelen. Dat zat trouwens nog niet zo mee, want de wandeling die we uitgekozen hadden, ging gedeeltelijk door een gebied met wilde runderen. Grote zware beesten met enorme hoorns, het waren net van die Osborne-stieren.Toen we het hek naderden zat daar ook weer een bord op met allerlei waarschuwingen over wat je wel en niet moest doen. Ik begrijp niet dat ze die borden niet wat korter maken. Het woord “Sterkte” zou wat mij betreft helemaal volstaan. Ik zag een paar, waarschijnlijk jonge, stieren met elkaar slaags raken en hield het direct voor gezien. Ik ging me echt niet wagen in een gebied met testeronbommen van een paar honderd kilo. Dus de wandeling werd nog wat langer.
Op de terugweg wilde ik even langs de receptie van het park want al wat wij in de keukenlaatjes hadden: geen enkel keukenmes. Of koksmes moet ik misschien zeggen want de meneer van de receptie reageerde verbolgen toen hij met vier normale bestekmessen aankwam en ik zei dat die er wel waren. ‘Maar u zei keukenmes.’ Misschien eten ze in Limburg uitsluitend in de keuken, ik weet het niet. Ik legde uit dat het dan een koksmes moest zijn. Dat woord vond ik zelf nogal pretentieus voor de eenvoudige maaltijden die we klaarmaken in het huisje, maar de man was tevreden.
Hij kwam met een groot scherp koksmes en nog een mini- machete aan en ik bedankte hem natuurlijk van harte. Omdat het in het begin van de week nog niet zo lekker weer was, had ik een jasje aan. Dat deed ik nu uit, wikkelde de messen daarin en liep met mijn gevaarlijke pakketje naar ons huisje. Zo zie je maar, het is niet alleen een trend onder de jeugd om met messen te lopen, senioren doen het ook.
Ik zei nog onderweg:’Als we nu wilde zwijnen tegenkomen, heb ik in ieder geval een mes bij me.’
Maar dat is bluf. Ik kan amper een vlieg doodslaan, heb er gister nog eentje gevangen in een glas en naar buiten gelaten.
Ik ben tenslotte toch een natuurliefhebber.