We gingen gezellig eten bij onze zoon. En een kleed brengen, dat ik had gehaakt. En nog een groot vloerkleed, maar dat was er later bijgekomen. Wel makkelijk natuurlijk om al deze dingen te combineren. Het eerste kleed ging in een schone vuilniszak.
Het tweede kleed was groot. Zelfs in de breedte opgerold nog. Dus die nam nogal wat ruimte in, in de auto. De conclusie was dat het vloerkleed het beste op de bijrijdersstoel en de bank erachter kon liggen en dat ik dan achter de chauffeur ging zitten. Mijn eigen taxi, wat een luxe.
Dat het eruit zag of we een lijk vervoerden was een bijkomstigheid. En wat er dan in die vuilniszak zat, daar moest je dan helemaal maar niet over nadenken.

Ik keek gezellig in de nek van mijn man, ook weer eens wat anders. Tussen de rugleuning en de hoofdsteun was precies een plekje. Ik kwam enorm in de verleiding om hem in zijn nek te kriebelen, maar dat zou misschien ongelukken veroorzaken. Dus ik deed dat niet.
‘Net als vroeger op de motor hè?’ zei hij, ‘Jij zo achter mij’
Dat was wel wat knusser geweest, hier kon ik toch echt mijn armen niet om hem heen slaan.
‘We hadden de intercom wel mee kunnen nemen,’ merkte ik op. De gesprekken tussen iemand voorin en achterin de auto zijn altijd nogal moeizaam, met veel ‘wat zeg je?’s.
Kortom, mijn man en ik hadden goede gesprekken samen.
Ik: O kijk, wat een mooie antieke brandweerauto
Hij: Die is van hij uit Leens
Ik: ……
Ik: Hij uit Leens
Hij: Ja, die woont daar en daar
Ik: Hoe heet hij dan
Hij: Weet ik eigenlijk niet
Ik: Waar ken je hem dan van
Hij: Ik kwam hem wel eens tegen als ik onderdelen ging halen bij die-en-die garage
Ik: O
HIj: Hij is met de zus getrouwd van eh…. eh…
Ik: Wie?
HIj: Met wie jij laatst stond te praten
Ik: O. Ik wist niet dat die een zus had
Enorm interessant allemaal, ik had nog steeds geen flauw idee over wie het ging, maar we waren in ieder geval alweer een kwartier verder. Het kleed was nogal een stille passagier, zelfs zonder lijk.
We kwamen in de buurt van Oude- en Nieuwe Pekela.
Ik: Waar komt die naam Pekela eigenlijk vandaan, heeft dat nog iets te maken met de zoutwinning?
Hij: Zout niet weten
Nou, zo gaat dat een beetje met ons, en uiteindelijk kwamen we op de plek van bestemming. Nu moesten we nog weer als Buurman en Buurman dat kleed uit de auto zien te krijgen en het naar het huis van zoon brengen.
Het gestuntel viel eerlijk gezegd nogal mee en mijn beeld van samen heel grappig met dat opgerolde kleed verschijnen ging ook in rook op, want Buurman kon het wel in z’n eentje af. Hij slingerde heel stoer de rol over zijn schouder en liep weg, zodat deze Buurman met het gehaakte kleed in een vuilniszak er wat minder stoer achteraan sjouwde. Jammer.
Maar goed, zoon was er blij mee, zowel met het grote als met het kleine kleed en ook wel met ons.
We hebben superlekker en gezellig gegeten.
En op de terugweg mocht ik weer naast mijn man zitten en hebben we de reis grotendeels in gemoedelijk zwijgen doorgebracht.
Ajeto.






