Maandelijks archief: augustus 2024

Dagje oppassen

‘Oma, wil je met mij kwartetten?’ Finn van 5 kijkt me verwachtingsvol aan. Oma heeft net haar ogen open, zit dus nog in de nachtpon met een kop koffie maar zegt: ‘Natuurlijk, ga het maar pakken.’
Vandaag mag ik een dagje oppassen. Dochter en schoonzoon kregen het logistiek niet rond, met werk en kinderen, omdat er aan het begin van het studiejaar altijd speciale dingen zijn (ze werken allebei op de HU) en ik kom graag een keertje helpen.
Omdat ik nou niet echt naast de deur woon, ben ik gisteravond al gekomen en daar hoorde dus een nachtje logeren bij.
‘O, moet je niet eerst ontbijten?’ bedenk ik, maar Finn vindt dat het wel ondertussen kan en legt het Paw Patrol kwartetspel klaar. 
‘Mag ik van jou de groene Rubble?’ begint hij. 
‘Nee. Mag ik van jou misschien de grijze Chase?’
‘Ik heb geen grijs.’ Finn schudt zijn hoofd. Zijn vader zegt:’ Eigenlijk moet je dat niet zeggen’ 
‘Hoezo?’ vraagt Finn. Dit woordje zal ik vandaag nog vele, vele keren horen. Het is het nieuwe ‘waarom’.
‘Dan weet ik dat ik verder ook geen grijze dingen moet vragen,’ leg ik uit. 
O ja, dat begrijpt hij. 
Hij is weer aan de beurt. ‘Mag ik de rode Marshall?’ Die heb ik. ‘En de rode Skye?’ Die heb ik ook. ‘En de rode Rubble?’ 
‘Nee zeg, het blijft geen feest,’ zeg ik. Hij giechelt. ‘Jij bent aan de beurt!’
‘Mag ik van jou…ehm….de blauwe Chase?’ probeer ik. 
‘Nee!’ 
‘Nou hoor!, zeg ik op huilerige toon. ‘Ik mag ook nóóit wat!’ 
Daarvan krijgt hij de slappe lach, die zo aanstekelijk is dat ik ook zit te gieren. 
Helaas tikt de klok wel door, het is een gewone schooldag en iedereen moet bijna de deur uit. Ik moet me nog aankleden, wil ik zometeen paraat staan voor Lucas, die 9 maanden is en bij mij thuis blijft. Snel snel spelen we door, wat Finn ook weer hilarisch vindt en uiteindelijk win ik. Maar het is zo gezellig en leuk dat hij dat niet eens erg vindt, ook al is hij nog maar 5. 
Als mama en Finn weg zijn door de voordeur en even later papa door de achterdeur, zie ik Finns schooltas nog op een stoel staan. In alle hilariteit helemaal vergeten.
Dat wordt omslachtig als ik die moet brengen, maar anders heeft Finn geen eten en drinken vanmorgen.
Ik vlieg nog naar de tuinpoort en blèr als een viswijf:  ‘Jááán!’  Die is net op zijn fiets gestapt maar hij komt weer terug, kan de tas nog wel even naar school brengen.
Rust. 


Lucas heeft in zijn stoel al die gezelligheid met glimmende oogjes aangekeken. Het is een heerlijk mannetje, dat veel lacht.
Omdat ik zelf een logistiek probleem had met oppas voor de hond, is die met me meegekomen. En nu gaan we even lekker wandelen. Het wordt een warme dag vandaag heb ik begrepen, daarom gaan we nu alvast wat langer.
Lucas gaat in de wandelwagen, oma zit nog een poos te prutsen en te dubben hoe dat nou toch ook alweer zat met die gespen van het tuig want ik mis wat… tot ik zie dat hij er met zijn luierkontje opzit.
Hij giebelt als ik het ontbrekende stuk onder hem vandaan trekt en ik moet hem gewoon even knuffelen daarom. Dat lokt weer nieuwe giebeltjes uit, zo komen we niet weg natuurlijk. Arme hond.
‘Sorry Lenny, we gaan al,’ sus ik en voeg uiteindelijk daad bij het woord. 
Als ik, met de hond naast de wandelwagen, richting de bosrand loop, denk ik aan vroeger. Ik was een poppenkind en liep vaak met de poppenwagen. Zonder hond, want die mocht ik niet. Mijn ultieme droom was: als ik later groot ben, loop ik achter de kinderwagen met een hond ernaast.’ 
Komt die droom toch nog uit zeg.
We wandelen heerlijk in de schaduw, de ochtend is nog koel. Lucas kijkt zijn oogjes uit en speelt ondertussen met de rammelaar die aan de wagen vast zit. We maken een flinke wandeling en als we weer thuis zijn, is het al tijd voor zijn fruithapje.
Onder dwingende klanken op hoog volume omdat hij NU eten wil, maak ik een schaaltje met banaan en aardbeitjes klaar,
We hebben alle tijd, hij mag zelf het lepeltje pakken en hapjes nemen en er komt verbazend weinig op de grond terecht. 
Er wordt wel flink gegaapt, dus het is tijd voor een slaapje. Als ik hem uit de stoel pak, komt er een enorme walm mee. O jee, oma valt in de prijzen. Kan ik het nog, het is al weer een paar jaar geleden dat ik iedere dag kindertjes verschoonde. Maar blijkbaar is het net als fietsen, je verleert het niet. Automatisch trek ik tevoren al billendoekjes uit het pak zodat er een paar klaar liggen, geef ik Lucas iets in z’n handjes tegen het graaien en neem dan pas de schade op. Die is behoorlijk, maar ik zal niet in details treden. Ik ben tevreden over mezelf dat ik zo geroutineerd gebleven ben, en ook nog steeds niet geef om luchtjes of structuurtjes.
Schoon mannetje gaat in zijn zomerslaapzak, knuffeltje in zijn handjes, speentje, slaapliedje.. op hoop van zegen.
Ik word nog beloond met een glimlach achter de speen, voordat ik de kamer uitloop.
Beneden hoor ik nog wat ‘dadadeda, brrgrr dada’ door de babyfoon en dan is het stil.
Koffie! (en twee manden schone was, want dat kan ik makkelijk even doen, ik was ook altijd heel blij als mijn moeder zulke dingen deed toen mijn kinderen klein waren)

Lucas knoert heerlijk door, het loopt al tegen de tijd dat we naar school moeten. Het is woensdag, om half 1 is Finn vrij. Het is ongeveer een half uur lopen, dus ik wil iets voor 12 de deur uit. Een kwartier voor die tijd hoor ik dat kleine lieve stemmetje weer brabbelen, wat een timing!
En dan komt er nog een droom uit, oma mag haar kleinkind uit school halen!
Toen ik zelf nog voor de klas stond, vond ik het altijd zo schattig als kinderen opgetogen waren als ze door hun oma opgehaald werden. Als het toch eens zo mocht zijn, dat ik zelf ook zo’n feestje mocht meemaken!
Vandaag is het dan zo’n feestje.
Lucas gaat nogmaals in de wandelwagen, nu weet ik hoe het zit met die gespjes. Hij krijgt alvast een soepstengel om op te sabbelen, broodje eten doen we straks met z’n drietjes.
Lenny blijft thuis, het is nu te warm voor hem om een uur te lopen. Voor de zekerheid zet ik Google aan voor de route, dat gedeelte hoorde niet bij die toekomstdroom, maar ik wil niet verdwalen.
Ik zoek zoveel mogelijk de schaduw op, zowel voor Lucas als voor mezelf en we arriveren op tijd op het schoolplein, waar we onder de bomen kunnen wachten.
Grotere kinderen rennen de deur uit, de kleuters komen achter de meester aan. Och wat is mijn grote kleinzoon dan ineens weer klein, als hij een beetje aarzelend om zich heen kijkt. Dan licht zijn gezichtje op en komt hij op me toe, ik krijg een knuffel. Mama heeft zijn fiets in het rek gezet, oma heeft er aan gedacht om zijn fietssleutel en -helm mee te nemen en in een enorme drukte van kinderen van alle leeftijden, vaders, moeders, opvangers, fietsen, bakfietsen, kinderwagens en een stint gaan we op zoek naar de fiets. Ik hoor de vertrouwde geluiden van vroeger: ‘ Mama mag ik spelen met..,  Papa gaan we naar het zwembad.. Juf gaan we buiten eten? Oma, hier staat mijn fiets.’ Dat laatste is voor mij bedoeld, ik maak het hangslot open en bewonder de grotere fiets die hij nu heeft en die ik nog niet gezien had.
Voor mij uit fietst hij over de stoep, en wijst de weg naar huis, veel leuker dan Google.
Ik kijk naar dat smalle rugje, de trappende blote beentjes in sandalen van deze lieve kleuter. Daarna naar de baby in de wagen, wat ben ik ontzettend rijk. 

Thuis eten we binnen, in de tuin is het echt te warm. Oma smeert bolletjes en voor de kleinste twee boterhammetjes.
Finn is het eerste klaar en mag van tafel.
‘Mag ik een filmpje kijken?’
‘Dat weet ik niet hoor, of dat van mama mag.’ 
‘Maar mama is er toch niet?’
Slimmerik. Ik weet hoe mama over tv kijken denkt en zeg: ‘Als mama thuis is zullen we het vragen. Maar niet de eerste seconde dat ze een voet over de drempel heeft!’ Ik ken hem al langer dan vandaag. 
‘Ik weet niet wat ik moet doen!’ zucht hij.  Ik noem een paar dingen op maar natuurlijk is alles: ‘Nee, daar heb ik geen zin in.’ 
‘Weet je wat mijn moeder dan zei?’ zeg ik uiteindelijk. ‘Ga dan maar met je grote teen spelen.’ 
Dat vindt hij enorm grappig. ‘Zei ze dat echt?’
‘Ja hoor. Dan zei ik ‘Mam, ik weet niet wat ik moet doen.’ 
Hij neemt de proef op de som.
‘Oma, ik weet niet wat ik moet doen’
‘Ga maar met je grote teen spelen’
Weer een lachbui. Nog een keer of 10 wordt dit herhaald, tot hij helemaal slap van het lachen op de grond ligt.
Ondertussen eet Lucas met kleine smakgeluidjes zijn stukjes brood. Waarom is dat van een baby schattig en zeg je tegen een groot kind of volwassene: O alsjeblieft smak niet zo! 

De tijd gaat snel, mama appt alweer dat ze eraan komt.
‘Hoezo?’ vraagt Finn.
‘Omdat ze klaar is met wat ze vandaag moest doen.’ 
‘Hoezo?’
Ik leg nog wat meer uit maar overal komt ‘Hoezo?’ op zodat ik maar gewoon stop.
Ik wist niet dat er na de waaromfase nog een tweede fase kwam. Weer wat geleerd. 
Als mama komt is het gezellig, zelf vind ik het ook erg leuk om nog een poosje samen met mijn dochter te zijn voordat ik weer naar huis ga. 
Zoals beloofd vraag ik haar over het tv kijken, mama zegt ‘Eén filmpje’ en houdt voet bij stuk als Finn daarna bedelt om nog meer.
Als Lucas nog een dutje heeft gedaan, gaan we nog even met z’n vieren naar de kinderboerderij in de wijk. Ja, het is nog steeds warm, maar de hele tijd binnen zitten is ook niet ideaal. Even er lekker op uit is beter, dan smaakt het waterijsje bij thuiskomst des te lekkerder.
Lucas heeft iets te kort geslapen, aan het eind van de middag, als mama gaat koken, is hij het zat. 
‘Zal ik hem even in de draagzak nemen?’ stel ik voor. 
Dat is een goed plan, ik moet wel geholpen worden, want om dat ingewikkelde ding dicht te gespen met banden kruiselings over je schouders, nek, middel, weet ik veel waaromheen allemaal en dan ook nog met een kind voor je buik, moet je wat mij betreft zowel wiskunde als anatomie gestudeerd hebben. Maar mijn dochter heeft dat blijkbaar want binnen no-time hangt Lucas heerlijk bij me en begint direct tevreden geluidjes te maken.
‘Niet te zwaar?’ informeert zijn moeder.
‘Nee kind, ik geniet nog even zolang dit nog kan!’ zeg ik en ik meen het uit de grond van mijn hart. Het cliché dat kindjes zo gauw groot worden is namelijk waar. Dat ik nu dit kleine lijfje tegen me aan heb en een kus kan geven op die zachte haartjes op zijn bolletje, is zo heerlijk, nu kan het nog. 

We eten op tijd en daarna ga ik direct naar huis. Ik moet nog ruim twee uur rijden en ook al is het overdag hoogzomer, ‘s avonds is het al weer aardig vroeg donker en ik ben enorm nachtblind.
Wat een heerlijke dag was dat zo, ik ben op en top de oma waar ik vroeger van gedroomd had. 


Positieve energie

Zwetend nam ik even rust. Hoezo had ik het idee dat het de perfecte dag was om de buxushaag uit te graven?
Vanmorgen liep ik in de regen boodschappen te doen, vanmiddag werd het droog en ik dacht: Hop! Nu dan! Grond is zacht van de regen, temperatuur aangenaam, dit is het moment.

Eigenlijk kwam het omdat ik zo blij ben dat ik weer energie heb. Ik voelde me al maandenlang zo moe en lusteloos, zag overal tegenop. De jaarlijkse longtest viel tegen en dat was ook geen opsteker.
De huisarts stelde een algeheel bloedonderzoek voor. Vage klachten zijn immers vaag en wie weet kwam er hier wat uit.
Yes. Iets wat heel goed op te lossen was: ik bleek een behoorlijk tekort aan vitamine D te hebben.
Huisarts: ‘U weet toch wel dat vrouwen vanaf 50 jaar geadviseerd wordt om extra te nemen?’
Ik: ‘Nee’. 
‘En als ik uw huid zie is het zeker nodig’ 
Ik knikte en voelde me nogal onnozel dat ik hiervan niet op de hoogte was. Ik ben immers de 50 allang gepasseerd.
Maar goed, supplementen zijn makkelijk verkrijgbaar, ik begon ermee en na een paar weken merkte ik al duidelijk resultaat.
Hoe blij kan je dan zijn! Ineens voel je je weer goed, heb je weer zin in dingen, ben je niet meer uitgeput en ook nog eens veel vrolijker. 
Ik had alle symptomen die hier genoemd worden. En nu zijn ze weg!

Wisten jullie het wel, trouwens? Vrouwen vanaf 50 jaar en mannen vanaf 70 jaar worden geacht hun vitamine D aan te vullen. Dat je maar even op de hoogte bent! 

Terug naar de tuin.
Handschoenen. T-shirt, lange broek om geen krassen te krijgen op mijn benen,  werkschoenen. Heb ik nu alles aan? Aan den arbeid!
O wacht, armbeschermers vergeten. (iets met die huid, wat de huisarts al zei), dus weer naar binnen om die te halen.
Het eerste struikje was het lastigst, waar begint en eindigt zo’n ding in een aaneengesloten haag? Ik probeerde wat contouren te vinden tussen alle dorre blaadjes en takjes, resultaat van de buxusmot of een andere parasiet, wie zal het zeggen. Oké, eerste struikje gelocaliseerd. Gravers klaar? Graven maar!
Het leek alsof het struikje ingegoten was in beton, geen beweging in te krijgen.
Ik moest er een bijl halen, om de te lange wortels door te kunnen hakken,  dus naar de schuur.
De zon ging schijnen. En niet zo’n beetje ook. Normaal vind ik het alleen maar heerlijk als de zon schijnt, nu kwam het me helemaal niet uit.
Weer naar binnen, waterfles vullen.
Dat schoot lekker op zo, al vier keer er bij weggelopen (ik had ook nog een kruiwagen gehaald om de dode struiken in te doen) maar nog geen struikje eruit. 

Eindelijk, het eerste struikje gaf zich gewonnen. Victorie! Vol van deze succeservaring ging ik nogmaals naar binnen, nu om een pet te halen. Zo kon ik zowel de zon als mijn haren uit mijn ogen houden. En nee, daar is geen foto van, zo ijdel ben ik dan ook wel weer.
Ik ploegde, wrikte, groef en ploeterde dapper door, tot ik ongeveer een kwart van de haag eruit had en toen op het punt kwam waar dit blogje mee begon. 

Na een poosje rust en wat slokjes water met zand omdat ik mijn bidon niet erg handig had neergezet ging ik weer verder. Nu was er een taaie, kwaaie struik aan de beurt. Die de houding had van ‘Mens ik sta hier al ruim 40 jaar en ik blijf hier minstens nog eens 40 jaar staan. Parasiet of niet, 60-plussers met een cap op of niet, ik verroer geen wortel.’
Maar ik vond dat ik ging winnen. Op de knietjes groef ik alle wortels bloot met een klein schepje, ik voelde me zowat weer een archeoloog.
Toen nogmaals met de spade aan de gang, ik gebruikte hem als hefboom op hoop van zegen dat hij niet zou breken.

Ik ben niet zo verbaal aangelegd maar nu ontsnapte mij een kreet waar Monica Seles jaloers op geweest zou zijn, terwijl ik de struik met alle kracht die ik maar in me had uit de grond lostrok.
Tegelijkertijd vloog een grote wit met grijze mot in mijn gezicht. Toch die buxusmot dus. 
Geheel tegen mijn principes in had ik geen medelijden.  Ga om te beginnen uit mijn gezicht en zoek daarna maar een ander leefgebied, onze struikjes hebben jullie al opgevroten. Dag hoor.

De zon werd minder fel, dat was prettig voor het werken. Ik kreeg zin in een biertje, maar eerst moest ik nog verder, vond ik. Ik moest eerst al die calorieën verbranden voordat ik ze weer ging aanvullen. 
Er was nog zo’n zeikstruik die ook weigerde uit de grond te komen. De kracht in mijn armen was inmiddels afgenomen, ik riep om hulptroepen. 
Mijn eigen druif was bezig met de druif die was afgebroken, maar hij wilde me wel even bijstaan. Samen wrongen we de struik uit de grond en toen was het op voor mij. Geen kracht meer.
Vrijwel de helft van de haag was inmiddels verwijderd, ik was tevreden.
Tijd om te stoppen.

Tot mijn grote vreugde voelde ik alleen maar vermoeidheid in mijn armen.
Niet het totaal uitgeputte gevoel dat ik zo vaak ervaren had de afgelopen tijd. En tranen waren ook totaal niet aan de orde, terwijl ik wat afgejankt had in de voorbije maanden.
Ik had gewoon zin in een douche, schone kleren en een biertje, meer niet.
Serieus, ik werd daar erg gelukkig van. Mijn energie was nog niet op.
Daarom zei ik dat ik nog wel even eieren zou gaan kopen, die hadden we nodig voor het avondeten en voor ons zondagse ontbijt.
Op de fiets naar de boerderij, als die ze niet meer te koop had, zou ik naar de volgende fietsen.
Echt, de euforie van dit gevoel, geweldig.
Wat niet wegneemt dat ik blij was dat de dichtsbijzijnde boerderij het kraampje weer aangevuld had, want dan kon ik eerder weer thuis zijn. 

Die zeldzaam zalige regendouche! Mijn armen waren zowat te moe om mijn haren te wassen maar ik voelde me heerlijk.
Daarna met Bert dat welverdiende biertje drinken in de tuin.



Nu is hij aan het koken, hij maakt de lekkerste nasi. En ik schrijf dit, moet nog opschieten ook, want volgens mijn keukenprins is het tijd om de tafel te dekken.

Ik voel me ongelooflijk voldaan. En ook dankbaar, dat ik nu weet wat er aan mankeerde en er zo gemakkelijk iets aan gedaan kon worden.

Een laatste terrasje

Dertien dagen lang was het prachtig weer in onze vakantie. De veertiende en laatste dag was ineens heel anders. We hadden een week eerder ‘s morgens wat regen gehad, maar dat stelde niet veel voor. Nu kwam het met bakken uit de lucht, we bleven binnen in ons knusse huisje en zeiden tegen elkaar dat we het toch maar enorm hadden getroffen de afgelopen tijd. Iedere dag heerlijk naar buiten en pas naar binnen als het te koud werd door de wind van zee.
Stiekem was het een beetje jammer natuurlijk dat het nu zo eindigde. Maar nu hoefden we  niet te miepen over dat het te mooi weer was om de koffers weer in te pakken, het een en ander op te ruimen en schoon te maken, en wat er verder voor bezigheden zijn voordat je vertrekt. 

Toch was onze vreugde groot toen het ‘s middags rond half drie een heel klein beetje leek op te klaren. Hup, we gaan! Naar Svendborg, het stadje in de buurt van ons huisje aan de kust van Funen, Denemarken, en daar voor de laatste keer deze vakantie een biertje drinken op een terrasje.
We streken neer bij een tafeltje, het terras stond in een winkelstraat.
Tegenover ons was de Kvickly, een grote supermarkt. En daarom had ik zoveel te kijken en te genieten…. 

Er was een groepje van een stuk of vijf jongens en twee meisjes, allemaal rond de veertien jaar.
Het is nu blijkbaar mode (ja ik weet het, oma is niet meer zo up to date) voor meisjes van die leeftijd om te grote broeken en te kleine hemdjes te dragen. Of dat is misschien alleen in Denemarken zo, ik weet het eigenlijk niet. Het ene meisje voelde zich blijkbaar comfortabel, het andere was toch steeds stiekem haar broek aan het ophijsen. Vrij zinloos want direct daarna hing hij weer onder haar heupbeenderen. De meiden gedroegen zich heel relaxed, in tegenstelling tot de jongens die zich vreselijk uitsloofden, elkaar steeds moesten duwen, veel te hard lachten om hun eigen selfies, alles om maar de aandacht te krijgen van die twee leuke meisjes.  
Ik zat er zo van te genieten. Sommige dingen veranderen nooit, in welke tijd je ook leeft. Als je veertien bent, wil je indruk maken op degene die je leuk vind, maar je weet eigenlijk niet precies hoe, dus je doet maar wat. Je bent net geen kind meer, maar ook nog geen jongvolwassene.
Het was gewoon zo’n leuk stel met elkaar, chips en pakken chocomel (die combinatie!)  werden doorgegeven, de jongens stoeiden onderling en keken uit hun ooghoeken of de meisjes dat wel zagen.
Er was niks negatiefs aan deze hangjongeren, ze vielen niemand lastig, ze gooiden hun afval netjes weg, het was gewoon leuk om naar ze te kijken, en een beetje terug te denken aan de tijd dat ik zelf veertien was.

Waar ik ook van genoot was mijn biertje,( Krönenburg 1664 witbier voor de geïnteresseerden) en van het feit dat we nu toch nog op een terrasje konden zitten.

Mensen kijken die langs lopen hoort daarbij. Ik voel me daar niet schuldig over, anderen kijken ook naar mij en denken daar al of niet wat van.
Er kwam een gezin van vier voorbij, met een hond. Het was een opvallend dier vond ik, heel hoog op de poten en smal, met de kleuren van een wolf. Grote donkere ogen en hangende oortjes, en ik meende te kunnen zien dat ze niet meer de jongste was.
Ze waren de winkelstraat bijna uit toen de moeder zich bedacht en de hele familie weer omdraaide. De hond had daar blijkbaar niet zo’n zin in, die zette zich net zo schrap als Lenny dat kan doen. Ze werd door de vrouw streng toegesproken, en probeerde het goed te maken met een klein likje op de hand van de vrouw. Dat hielp niet, ze kreeg nog meer boze woorden en ik zag haar houding inzakken. Natuurlijk kende ik het dier niet, maar ik vond dat die vrouw wel een beetje liever voor haar mocht zijn, zo dwars had ze niet gedaan.
De hele familie liep terug naar de Kvickly, alwaar de hond aan een kar  met bloembollen gebonden werd. Het leek mij niet ideaal om een hond vast te zetten aan iets op wielen, maar mij werd niks gevraagd.  Het dier moest gaan zitten en daar ging het complete gezin de winkel in. De hond bleef met grote zorgelijke ogen achter.
Werkelijk, had nou niet één van die vier mensen bij haar kunnen blijven, moet je echt met z’n allen  naar de supermarkt? Ik had het zo met haar te doen, maar ik kon me er niet mee bemoeien.

De hond keek eens in een doos met bloembollen, snuffelde wat aan de grond en wierp iedereen die langsliep een verlangende blik toe, met haar grote donkere ogen. Het deed me gewoon een beetje zeer.
En het mocht dan de Kvickly heten, haar gezin was verre van quickly want het duurde en duurde maar.
Er kwam nog een man een hondje aan de andere kant van de kar binden en ging ook naar binnen. Volgens ons zat het riempje veel te strak aan de halsband, maar het hondje leek er niet zo’n last van te hebben. Misschien zijn we ook wel wat te fijngevoelig wat honden betreft. De beide honden keken elkaar eens aan, gaapten en seinden waarschijnlijk woordeloos: duurt lang hè, voordat die stomme mensen van ons terugkomen…’
Het kleine hondje werd weer opgehaald, maar wie er verder ook allemaal uit de winkel kwam, van een Freek de Jonge lookalike tot een heel iel, krom oud vrouwtje in  een veel te grote mannenjas, niet het gezin van die arme hond.
Er marcheerde een ander gezin langs, lijnrecht achter elkaar in ganzenpas. Allevier in een degelijk regenjack gestoken en met een mobieltje voor hun neus, ze keken niet op of om. Ik verslikte me in mijn witbiertje van het lachen, het leek wel een cartoon. Vroeg me ook af of als de voorste zou stoppen, ze dan a la de zeven dwergen van Sneeuwwitje tegen elkaar op zouden botsen, of dat ze juist allemaal als één man tegelijk zouden stilstaan. Ik ben er niet achter gekomen, ze waren alweer voorbij.

Eindelijk eindelijk, daar kwam het goede gezin naar buiten. Ik zag geen grote tassen boodschappen, dus ik weet werkelijk niet wat ze met z’n vieren daar de hele tijd hebben gedaan, maar dat gaat mij ook al niet aan. 
Gelukkig, de hond kreeg wat lekkers, een kus op haar neus en lieve woordjes van de vrouw die eerst zo boos was geweest. Dat deed me goed, ze hielden dus echt wel van haar.
Ze werd losgemaakt en huppelde op haar hoge poten mee met haar gezin, mijn gezichtsveld uit. 


Het werd enorm donker in de lucht en het begon weer te regenen. We zaten onder een scherm dus het deerde ons niet, de tafeltjes aan de rand hielden het echter niet geheel droog.
Een serveerster kwam naar buiten met een doek en maakte een tafel zo onhandig droog dat het water grotendeels over de knieën van een man die daar zat heengutste. ‘Undskyld’ riep ze ontdaan, maar de man was al natter dan wanneer hij in de regen was gaan zitten. De jongeren hadden hun heil bij de ingang van de Kvickly gezocht, tussen kratten watermeloenen. Toepasselijk fruit wel, met al die regen. En daar kon je blijkbaar ook goed dollen.
Wij moesten maar eens gaan. Berts bier was uiteindelijk ook op en het zag er niet naar uit dat het weer droog zou worden.
De terugtocht naar de auto was voldoende om mijn hoodie (oké ,misschien toch een up to date oma?) te doorweken.
Maar wat hinderde het, wij hadden toch maar mooi ons laatste vakantieterrasje kunnen pakken.