Maandelijks archief: maart 2024

Lammetje

Mijn voorliefde voor nostalgie moet soms een beetje binnen de perken gehouden worden.
Zodra het ‘niks kunnen wegdoen’ wordt, dan gaat er toch wel een alarmbel af. Bij mijzelf wel te verstaan. Dan ga ik nog weer eens kijken van welke dingen de herinnering alleen goed genoeg is, zonder ook het fysieke te bewaren. Ik heb gelukkig nog wel grenzen. 

Met dingen uit mijn kindertijd ligt dat anders. Het is natuurlijk aanleg, maar ook wel een soort tegenwicht voor het feit dat er bij ons thuis weinig bewaard werd en vooral mijn vader erg opruimerig en weggooierig was. Vaak zonder overleg, zodat ik over een aantal dingen echt een spijtig of zelfs verdrietig gevoel had en soms zelfs nog steeds heb. 

Gelukkig heb ik, toen ik 40 jaar geleden mijn ouderlijk huis verliet, zelf mijn dierbaarste speelgoed meegenomen. Waaronder mijn knuffellammetje, hoe oud, vies en gaar hij toen al was.

Mijn lammetje kreeg ik toen ik een baby was. Ik was heel blij dat mijn zus nog wist dat Oma van Bloois het mij gegeven had. Die lieve, lieve oma, die ik veel te kort gekend heb.
Zelf wist ik namelijk niet meer dat het een cadeautje van haar was, in mijn herinnering was Lammetje er gewoon altijd.
Mijn steun en troost in de vele nachten met astma-aanvallen en het herstel daarna.  Mee op vakantie, mee naar de dokter. Mee in de poppenwagen, mee naar…  noem het maar op. Lammetje hoorde bij mij en had een intensief leven. Het pluizige van z’n vachtje verdween, zijn halsje werd slap. Er kwamen gaten in de stof, die mijn moeder netjes probeerde te repareren.
Uiteindelijk is Lammetje liefdevol verpakt en in een doos met persoonlijke spullen van mij bewaard. Mijn bedoeling was om ‘ooit’ nog eens te proberen hem op te knappen.

Het ‘ooit’ was vorige week aangebroken. Eindelijk had ik genoeg moed en, ook heel belangrijk, een duidelijk plan hoe ik mijn lammetje kon restaureren.
Mijn inspiratie hiervoor heb ik opgedaan bij de Teddy Bear Ladies:  Julie Tatchell en Amanda Middelditch. 

Deze vrouwen zag ik bij de Repair Shop knuffels restaureren.  Hoe kapot, vergaan en vies de beren, aapjes en hondjes ook waren. Knuffels die een speciale betekenis hadden voor de eigenaars, net zoals mijn lammetje dat heeft voor mij. Talloze afleveringen heb ik gezien de afgelopen jaren. Door heel goed te kijken naar hun werkwijze, durfde ik het nu aan om zelf te proberen mijn lammetje te restaureren. Ik wilde het ook echt met net zoveel geduld en precisie doen als zij.

Toen ik Lammetje vorige week  tevoorschijn haalde zag hij er zo uit:

Ook al had ik een duidelijk plan, het was doodeng om ermee aan de gang te gaan. Eén fout en het was bedorven, dan was Lammetje voorgoed verloren. 
Dus met de grootst mogelijke voorzichtigheid en concentratie werkte ik mijn plan uit. 

Eerst moest hij uit elkaar. Het kopje bleek gevuld met stro, het lijfje en de pootjes met kapok. Ik heb dit niet bewaard, dit was te oud en te slecht.

Voordat ik de onderdelen kon wassen heb ik alles gevoerd met een nieuwe, witte stof. Ik naaide alles met de hand, ik durfde geen machine hierbij te gebruiken. 

Toen gingen de stukken in een sopje met heel zachte zeep, spoelde ik ze voorzichtig uit, smeerde ze in met een papje van maizena en legde ze op een schone witte handdoek op een rekje te drogen.
Na een dag waren alle onderdelen door en door droog en heb ik met een zacht borsteltje de opgedroogde maizena er af- en uitgeveegd.
Ik was zo blij dat het goed geholpen had om de ergste bruine vlekken eruit te trekken. De stof was immers veel te kwetsbaar om het te poetsen of erover heen te wrijven. 

In de dagen daarna heb ik stukje bij beetje Lammetje weer in elkaar gezet, met de hand. Hebben die verfoeide handwerklessen van vroeger toch nog hun nut bewezen.
De originele glazen oogjes met het stukje groene vilt eronder heb ik ook kunnen redden, ik hoefde alleen maar een nieuwe zwarte katoenen draad voor zijn snuitje te gebruiken.
Uiteindelijk kreeg hij een nieuwe vulling en was hij weer zoals hij er ooit uitgezien moet hebben.
In zoverre tenminste, dat hij vroeger pluizig is geweest, en nu zijn kaalgeknuffelde velletje nog heeft.

Ik ben echt onwijs trots op het resultaat. 

Toen ik de onderdelen los had, heb ik er een patroontje van getekend, misschien dat ik ooit nog een nieuw exemplaar maak van pluche.
Maar dit lammetje is er weer. Met alle dierbare herinneringen die in zijn oude lijfje geknuffeld zijn. Uniek en oneindig waardevol. Mijn Lammetje.

Geneuzel

Inmiddels ben ik bezig met grondverf op de zoldertrap. Maandag al een stukje gedaan, mijn favoriete werkje (not) van de ronde spijltjes van de balustrade en de randjes van de treden, en wat stukjes zijkant. 

Vandaag ging ik weer verder, de onderkant van een aantal treden en het andere houtwerk langs de trap.
Dat is wel een rustig werkje, en net als bij wandelen gaan mijn gedachten dan alle kanten op:

Gister heb ik niet geverfd, ik had darmkrampen. Gelukkig gaat het vandaag een stuk beter.
De hond blaft beneden, ik hoor het geluid van een bestelauto. Zou dat DHL zijn met mijn bestelde garenpakket? 
Nee, ik hoor de karakteristieke claxon van de kaasboer. O ja, het is al donderdag natuurlijk, dan komt ie altijd langs. Ik koop alleen nooit wat bij hem, dus ik hoef niet naar beneden. 
Ik doe nog wat verf in het bakje en beweeg mijn roller kalmpjes over een trede.

Jammer dat het mijn garen niet is. Ik ga een lentedeken haken, een CAL (Crochet ALong). Alleen is deze CAL een beetje raar geregeld. Het principe is dat alle haaksters tegelijk beginnen met deel 1 van het patroon en dat stukje voor stukje de andere delen van het patroon online verschijnen.
Hier zit patroondeel 1 in het pakket. Die pakketten worden blijkbaar niet tegelijk verzonden.
Eergister stond er in de Facebookgroep al een foto, met een triomfantelijke tekst: Zo, deel 1 klaar! 
Eronder een stroom van reacties van mensen die nog niet hadden kunnen beginnen omdat ze het garenpakket nog niet hadden. 
Ik had geen zin om te reageren. 30 x ‘Ik wacht nog op me pakket’, wat voegt dat nou toe? (ja ik weet het, het is ‘mijn pakket’, maar dat staat er vaak niet )

Ik begin aan een volgende trede. De grondverf verwerkt prettig. Fijn is dat.
Sowieso heb ik het niet zo op Facebookgroepen trouwens. Hier moest ik me wel voor aanmelden, wil ik de overige delen van het patroon kunnen downloaden.
Er is altijd wel gezeur, commentaar, gesneer en onnozel gedoe in zo’n groep.
De enige uitzondering is de groep van Troostdekentje, daar wordt streng op toegezien dat er geen enkele negatieve uitlating, oordeel of commentaar gespuit wordt. Iedereen haakt daar voor het goede doel, op haar eigen manier en naar eigen kunnen.

Waarom zit er in vredesnaam een enorme spijker aan de buitenkant van de trap? Het ding steekt er een stukje uit en dat staat erg lelijk. 
Nu moet ik toch naar beneden om een tang te halen. Ik wrik en wrik en trek een spijker van ongeveer 10 cm uit het hout. De trap stort niet in elkaar, het was geen nuttige spijker dus. Werkelijk geen idee wie hem erin getimmerd heeft en waarom.
Zouden er nu ook tientallen foto’s van hetzelfde stukje deken op de fb groep verschijnen? 
Vast wel en dan altijd reacties eronder:  ik kan niet zo snel hoor, of: jeetje wat ben jij snel. Het is geen wedstrijd toch. 

Over wedstrijd gesproken. Wat was dat dinsdag toch ook een geneuzel. 
Toen heb ik overigens ook niet geverfd.
We gingen naar een informatiebijeenkomst in het ziekenhuis, als onderdeel van het revalidatieprogramma van Bert. Deze was met een diëtiste en een cardioloog, er komt er nog een met een fysiotherapeut, psycholoog en een verpleegkundig consulent. Mooi dat ze dat doen, er komt zoveel op je af na een hartinfarct. Nuttige info en tips zijn dan meer dan welkom. 

Er was een hele groep op komen dagen en wij zaten met twee andere stellen aan een tafel. 
Het ene echtpaar was vriendelijk en makkelijk om een praatje mee te maken. Dat lukte maar nauwelijks, want het andere echtpaar was erg aanwezig. Tenminste zij. De hele tijd was ze aan het woord om te vertellen hoe erg het allemaal wel geweest was met haar man, hoe en waar het gebeurd was en hoeveel stents hij wel had gekregen. ‘Vijf!’ zei ze trots. De man zelf was aardig maar kwam niet echt aan bod. Ze bleef maar praten, over het huis in het buitenland wat ze hadden en dat het daar gebeurd was en bla bla bla…. ik had zo geen zin om te luisteren, maar wilde ook niet onbeleefd zijn. ‘Heeft u ook stents?’ kreeg Bert ineens de beurt.
‘Ik heb er drie gekregen, en voor de andere kant weet ik het nog niet.’ antwoordde hij. 
‘Mijn man heeft er vijf!’ zei ze nog een keer.  ‘En u?’ ze keek de andere man vorsend aan. 
‘Eén,’ zei hij eenvoudig.
‘Een? Hij heeft er wel vijf!’ zei ze.  
Jahaaa, dacht ik, dat weten we nou wel. Wat wil je nou eigenlijk? Dat we allemaal zeggen: woehoe, jij wint?  
Ze zag dit blijkbaar als een wedstrijd, hoe meer stents, hoe interessanter. Dat was pas erg, wat haar man had gehad, daar konden die van de andere vrouw en mij niet tegenop. 
Ik zweeg, maar zat met kromme tenen. 
‘En nooit wat gehad hè, van tevoren. Nooit klachten!’ blaatte ze door. 
‘Nee, dat is herkenbaar,’ zeiden wij in koor. Geen punten voor haar deze keer dus.
Ik wilde bijna vragen of de man Richard heette, want zijn vrouw deed me enorm denken aan Hyacinth Bouquét die eigenlijk Bucket heet, inclusief dure kleding en kapsel. Die heeft het ook altijd over hoe belangrijk haar man is, terwijl de ziel zelf helemaal niet aan bod komt.
Toen kwam er nog een verhaal over een vriendin van een kennis, of een achternicht van een vriendin van de buurvrouw, ik weet het niet meer, die ook nooit klachten had en heel gezond leefde en zomaar kanker bleek te hebben. 
Wat moesten we daar nou weer op zeggen. Wat wilde deze vrouw nou eigenlijk, aandacht scoren met ellende? 
Gelukkig begon toen het programma  en hoefden we niet meer beleefd te doen, iedereen moest gewoon stil zijn. Natuurlijk stopte ze aan het eind nooit meer met vragen stellen aan de spreker, over ‘mijn man’. 
Vreselijk. Over twee weken is er nog een bijeenkomst, ik hoop haar niet weer te treffen.

Ik ben zo’n beetje klaar met mijn houtwerk voor vandaag. Misschien ben ik zelf wel een zeur, als ik zoveel moeite heb met mensen, hetzij in fb groepen, hetzij bij een bijeenkomst. 
Alleen reageer ik dan niet dus. Daar heb ik mijn blog voor, dan kan ik zaniken wat ik wil. En dan kunnen jullie zeggen, als je tenminste de moed gehad hebt om het uit te lezen:  jahaaaa…..

Door merg en pijpje

Welkom bij Heel Holland Plakt

We gaan vandaag uit het prachtige boek Bakkershart van Manuela van der Heijden, in 2016 deelnemer van HHB, mergpijpjes maken. 

Volgens Manuela klinkt dat moeilijker dan het is. In de tent was het destijds de technische opdracht. Geen idee hoeveel tijd ze daarvoor kregen, maar ik heb zo’n beetje de hele dag als het moet, dus dat is geen punt. 

Alle onderdelen maak ik zelf, inclusief de marsepein. Dat staat niet eens in het boek, ik verwacht bonuspunten. Het ligt al 24 uur in de koelkast te rusten (zie blog van gister)

De banketbakkersroom wordt zo lekker dat het maar goed is dat ik het afgedekt moet laten afkoelen, anders was het zo op. 
Daarna is de biscuit het volgende onderdeel. Dit vind ik altijd moeilijk, maar het komt heel redelijk uit de oven. Het heeft wel wat richels, zoals een strand bij eb, maar dat zie je straks niet meer. 
De botercrème is aan de beurt, dat gaat ook prima. Ik ben enorm in mijn nopjes en denk: het is inderdaad niet zo moeilijk. 
Dat had ik beter niet kunnen denken. Want pas dan begint het echt. 

Hoezo moet ik hier acht mergpijpen uit kunnen halen. Ik meet en meet nog eens na. Het worden er zes, meer kan ik er niet van maken. Tijd om het op te bouwen. 

Wat, punt 6?  Komt ze nu mee! Ik heb alle botercrème er al opgesmeerd! Het is op!

Oké, bovenste laag biscuit er weer af, laagje botercrème  afgeschraapt, biscuit er weer op. 
Inmiddels loopt de jam eruit en wordt het aardig kleverig allemaal. 

Dan de marsepein uitrollen. 
‘Rol de mergpijpjes in de marsepein en zorg dat de sluiting onderzit.’ Ja Manuela, dat had nou wel wat uitgebreider gemogen. Hoe groot moet zo’n lapje zijn? Hoe ga je dat uitmeten, ik ben geen rekenwonder. Mijn centimeterband doet het prima bij haakwerk maar bij marsepein is hij veel te flexibel en slingert alle kanten op. Die band plakt inmiddels dus ook van de jam en crème.
Mijn deegroller plakt. Er komt jam op de marsepein. De marsepein scheurt, want te dun. Overnieuw rollen. Te dik, zo komt het niet uit met de hoeveelheid. Ik doe uiteindelijk maar wat en bekleed de mergpijpjes en wat er toevallig nog meer op mijn aanrecht ligt met marsepein. 
O help. Alsnog dat laagje botercrème wat ik er weer afgeschraapt had en wat onder de marsepein moest, bij vijf van de zes mergpijpen vergeten. Heb ik alsnog botercrème over. Jammer dan. 

Goed, de marsepeinpakketjes gaan in de koeling.
Tijd voor de chocolade. Ik voeg na punt 9 nog een punt 9a toe:  Zoek je wezenloos naar de kookthermometer die in de la moet liggen maar er niet ligt. Haal je la leeg. Haal vervolgens  de la eronder met de bakspullen leeg. Mopper dat je dat ding echt nergens kan vinden. Aanvaard de hulp van je man die eerst vraagt hoe die thermometer er uit ziet en die vervolgens in nog meer laden en kasten gaat zoeken. Vergeet ondertussen niet in de chocolade te roeren. Vraag je vertwijfeld af of die chocola nu warm genoeg is of misschien inmiddels wel te heet. Vind tot je verbijstering alsnog de thermometer in de eerste la. Meet de temperatuur van de chocola. Negeer de volkomen chaos die inmiddels in de keuken is ontstaan. 

Uiteindelijk kom ik bij punt 12. Dit wordt een ware chocolade-orgie. Het moet niet zo moeilijk zijn om die dingen aan beide kanten in de chocola te dopen. Maar dat is het blijkbaar wel. Werkelijk overal zitten vegen chocola: op het aanrecht, de keukenkastjes, het bakgerei en het bestek. Alles plakt, pikt, kleeft en is besmeurd. 

Maar hèhè, de mergpijpjes zijn dan uiteindelijk klaar en kunnen afkoelen in bijkeuken, de chocola zal straks gestold zijn. Ik begin orde in de chaos te scheppen, veeeeeel af te wassen en te poetsen en dan is de keuken weer toonbaar. Mijn schort niet: 


Daarna ga ik mijn welverdiende zaterdagse biertje drinken en samen met Bert een aflevering van de mooie serie 1883 kijken.

Als die is afgelopen, loop ik nieuwsgierig naar de bijkeuken. De mergpijpen zijn klaar. Ik schiet onbedaarlijk in de lach als ik ze zie. Hoezo: ‘Hier kan ik er echt geen acht uithalen, het worden er zes?  Ze zijn belachelijk groot geworden, ik had er met gemak twaalf van kunnen maken.

Nee, ze zijn niet mooi. Ja, ze zijn vast lekker, we gaan ze proberen.
Maar grote genade, het is echt een veel te grote hap zo. Ik halveer er eentje, we gaan er samen van eten. De binnenkant ziet er gelukkig prima uit. 
We gaan proeven, wat smaakt dat goed! Maar echt, zelfs een halve is al behoorlijk machtig. . Hier gaan we dus nog lang plezier van hebben. Tot we er helemaal zat van zijn. 
‘Wil je nog een mergpij..’ 
‘ NEEEE!’ 

Bezig

Voordat de hartperikelen van Bert begonnen, hadden we ons voorgenomen om klussen in huis aan te pakken. De zoldertrap moest nu eindelijk eens geschilderd en de overloop opgeknapt. We hadden de smoes dat we dat niet zouden doen voordat de nieuwe badkamer geinstalleerd was, maar die zit er inmiddels ook al weer een jaar. De trap naar het halletje, tenminste als je van boven naar beneden gaat, anders is het de trap naar de overloop, moest ook weer opgeknapt, evenals de bijhorende muren. Dan het halletje zelf en last but not least eindelijk de muren en houtwerk in de huiskamer.
Een hele toestand dus, maar het kan in gedeeltes en als we van boven naar beneden werken komen we vanzelf in de huiskamer uit. 

Bert was al begonnen met de balustrade op zolder te schuren, daarna zou de trap aan de beurt zijn. We hebben gekozen voor gebroken wit voor de trappen en antracietgrijs voor het andere houtwerk. Ook de chocoladebruine trap (lezers die me al langer volgen herinneren zich misschien Trap van 4 jaar geleden) moet die lichte kleur worden, de hele filosofie daarachter zal ik even achterwege laten anders wordt dit een novelle in plaats van een blogje. Ik dwaal inmiddels al zo af…


Oké, de zoldertrap moest dus nu. Maar Bert gaat dat nu natuurlijk niet doen (het gaat gelukkig wel heel goed met hem) dus dacht ik van de week: laat ik er dan maar eens aan beginnen .
We zouden sowieso allebei dingen doen, alleen niet aan hetzelfde werken want dat kunnen we niet zo goed. We weten namelijk allebei hoe het moet en die zienswijzen komen niet altijd overeen. Maar nu begon ik aan de trap. 
´Ik pak de grote schuurmachine er maar bij,’ zei ik. 
‘Grote schuurmachine? Die hebben we helemaal niet,’ zei Bert. ‘Alleen dat kleintje, die muis.’ 
‘Die hebben we wel,’ hield ik vol. ‘Een vlakschuurmachine, ik weet het zeker.’ 
‘Nee hoor, dat is niet zo,’ hield Bert eveneens vol. 
Kijk, daarom werken we nooit samen. Bij de voorbereidingen zijn we het al niet eens. 
Ik moet zeggen dat ik wel een beetje irritant triomfantelijk was toen ik de vlakschuurmachine toonde die ik opgegraven had uit onze ongeorganiseerde garage. (Misschien een project voor als de huiskamer klaar is. Ooit)
‘Kijk eens wat ik hier heb,’ zei ik. Je merkt het al, we hebben een heel geëmancipeerd huishouden. 

Het huis is opgeleverd in 1979, met een bruingebeitste trap, maar de toenmalige bewoners besloten dat het leuk was om hem rood te maken. En niet zo’n beetje ook. Ik denk dat het de bedoeling was dat archeologen over 1000 jaar nog die rode trap tegen zouden komen. Want goeie genade wat zit die verf er belachelijk dik op.
Ik schat in dat ze een blik verf per trede gebruikt hebben en nog eens 20 liter voor de zijkanten en balustrade. Ik moet toegeven dat het in zoverre werkte, dat er na 40 jaar nog nauwelijks een beschadiging op trap zat. Maar ja, die kleur hè, die waren we inmiddels spuugzat. En als je hem wit wil maken, moet dat rood er niet doorheen schijnen. Dus het moest er echt af. 

Ik begon dapper met schuren, machine aan de stofzuiger aangesloten, wat kon er misgaan. Niks, maar er werd ook niet geschuurd. Die verf…. het ging er gewoon niet af.
Stond ik daar met mijn vlakschuurmachine die we wel hadden. Had ik zo ook niks aan. 
Dan maar hardere maatregelen, ook al hou ik daar eigenlijk niet van. Ik ging naar de bouwmarkt en haalde verfafbijt.
Zolderraam open, voordeur open, mondmasker voor en die smurrie op de treden smeren.
Lekker handig ook dat door het mondmasker mijn bril besloeg en ik in de mist moest smeren.

Ik was nog zo slim om te bedenken dat ik niet meer dan vier treden moest doen, anders kon ik er nooit meer bij om het eraf te halen als het ingewerkt was. 

‘Kwaad spul’ zoals ze hier in Groningen zeggen, ik zag na een half uur de blaren op de traptreden komen. Met een plamuurmes kon ik vervolgens de vellen eraf halen, dat is best een leuk werkje. Alleen, als je de vellen dan opvangt in het blik (van stoffer-en-blik) en vervolgens in een onbewaakt ogenblik dat blik uit je tengels laat vallen in het trapgat, dan zit de trap eronder ook onder de rode vellen met smurie. ‘Niet handig’ is dan een understatement.
Helaas zat de onderlaag van bruine beits nog wel grotendeels op de treden, ook ouderwetse kwaliteit blijkbaar. 

Nogmaals een poging met de schuurmachine. Die vond dat niet leuk, die gleed alle kanten uit en haperde en stuiterde over die oude lak en ik had de grootste moeite om het ding in het gareel te houden.  Het ging zo ongeveer als in dit Gifje op de achtergrond gebeurt.

Maar de aanhouder wint en vanmorgen heb ik de laatste vier treden uiteindelijk geschuurd. En ben verstrikt geraakt in het laken wat ik op de vloerbedekking had gelegd ter bescherming. En in de knoop met de stofzuigerslang en het snoer van de schuurmachine. En had zo lang op mijn hurken gezeten voor de onderste tree dat ik niet meer overeind kon komen. Deze vrouw van 62 is duidelijk niet meer zo soepel als toen ze 26 was. Maar kijk eens even, ik ben tevreden: 

Ik ga vandaag niet meer beginnen met schilderen, want ik wou ook nog marsepein maken. Voor de mergpijpjes die ik morgen wil bakken, die marsepein moet eerst 24 uur in de koelkast rusten. Lui spul. Nog niks gedaan en dan gelijk al weer rusten.
Ikzelf ga wel nog andere dingen doen. 

Ik moest denken aan een passage uit de Spreuken van Salomo en vind dat ze wel een update kunnen gebruiken.  Het loflied op de sterke vrouw, Spreuken 31 vers 10 t/m 27:

‘Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?
‘s Morgens zorgt zij voor het ontbijt. 
Ze schuurt de treden van de trap.
Ze vecht met machines, lakens, snoeren en slangen. Zij overwint.

‘s Middags maakt zij haar eigen marsepein. 
Ze gaat met de hond naar het bos. 
Zij doet de boodschappen. 
Zij maakt twee soorten curry. Eentje met kip en een vegetarische versie. 

‘s Avonds haakt zij warme dekens. 

(en valt in slaap voor de tv, maar dat hoeft er wat mij betreft niet persé bij. Dat vertel ik alleen aan jullie)