Zojuist hoorde ik deze weer eens:
Een liedje wat me altijd enorm raakt. Ik vind de muziek mooi, en de tekst heeft veel raakvlakken met hoe ik het zelf in mijn jeugd ervaren heb.
Zondagmiddag negentienvijftig
Met mijn vader naar de kerk
Voor mij is het een wekelijks uitje
Voor hem is het zijn dagelijks werk
Het kerkje staat in Brandeburen
Heidenskip noemen de Friezen het
De garagehouder komt ons halen
In zijn zwarte Chevrolet
De kosteres zet mij op mijn plaatsje
In de ouderlingenbank
Ze geeft mij twee pepermuntjes
Wat zegje dan!’
Ik mompel: Dank
Als alle mensen zijn gezeten
Verschijnt de ouderlingenrij
Vader loopt daarin als tweede
Klimt op de kansel, knikt naar mij
Jongetje op zondagmiddag
Dat niets begrijpt maar alles hoort
Verliefd is op de stem van vader
Die rustig voorleest uit Gods woord
In de verte loeien koeien
Een eendejager lost een schot
Maar niets verstoort de stem van vader
Die voorleest uit het woord van God
Terug in de consistoriekamer
Staan de thee en koekjes klaar
Vader bevrijdt zich uit zijn toga
En jaagt de brand in een sigaar
Maar ik heb eventjes geen aandacht
Voor de daden van mijn held
Ik mag collectezakken legen
Helpen bij het tellen van het geld
Wij rijden door de Friese weiden
Benzine ruik ik, gier en hooi
De chauffeur vraagt hoe ik de preek vond
Vader glimlacht, ik zeg: Mooi
Het is maar tien minuten rijden
Thuis wacht moeder, nog meer thee
Ik mag de togakoffer dragen
En een volgend keer weer mee
Jongetje op zondagmiddag
In de ban van vaders stem
Dat niets begrijpt maar heel goed luistert
Of hij zacht klinkt of met klem
Jongetje op zondagmiddag
Dat niets begrijpt van de Heilige Geest
Maar weet dat die stem op zijn mooist klinkt
Als vader uit de bijbel leest
Uit: Dankzij De Dijken (1994) Muziek: Henk Hofstede / Robert Jan Stips
Mijn vader was geen dominee. Hij was wel ouderling en diaken.
Over het algemeen ging ons gezin 1x naar de kerk, op de ochtend, naar de Noorderkerk in Hilversum.
De middagdienst van 5 uur bezochten we niet samen.
Maar als mijn vader dienst had in de middag, dan ging ik graag mee. Gewoon hij en ik.
Ook ik mocht dan in de ouderlingenbank zitten, met een paar pepermuntjes in de zak van mijn jas.
Heel alleen zat ik in een hoekje, terwijl het orgel speelde en de kerkgangers een plekje zochten. Maar ik voelde me heel bijzonder, omdat ik in die bank mocht zitten.
‘sMiddags was de kerk altijd wat minder vol, maar de sfeer was anders. Fijner, serener. En als het ‘t seizoen was dat het om 5 uur al donker was, dan straalden de ronde glazen lampen aan het hoge plafond met een zachte gloed en ik vond die sfeer heerlijk.
Als de ouderlingenrij dan kwam, liep mijn vader voorop als hij ouderling van dienst was en deed de aankondigingen.
Had hij ‘gewoon’ dienst, of was hij die periode diaken, dan liep hij ergens in de rij. Netjes in pak gestoken, want alleen op zaterdag had hij een ‘weekendshirt’ aan.
Daarna kwam hij naast me zitten in de bank en zongen we samen uit één psalm- of gezangenboek. Later werd dat vervangen door het ‘Liedboek der Kerken’.
Mijn vader zong altijd uit volle borst, hij had best een goede stem. Maar hij had altijd haast, liep minstens een halve noot vooruit op de rest van de goegemeente.
En ik zong mee, met mijn kleinemeisjesstem.
Tijdens de preek zat ik lekker tegen hem aan. Ik begreep net zomin als Freek veel van wat de dominee vertelde. Maar de stem van dominee Goeman was mooi en ik hield ervan.
Ik had van mama twee kwartjes meegekregen voor de collecte, die ik netjes in de zwartfluwelen zakjes deed toen die langskwamen. Ik mocht dan, omdat ik aan het eind in de bank zat, de zak doorgeven naar de volgende rij. Omdat de collectezakken bij het begin achter in de kerk werden aangegeven, waren ze al goed zwaar tegen de tijd dat ik ze, (de ouderlingenbank stond vooraan) aanpakte. Dat was soms een heel gewicht in die smalle handjes.
Als de dienst was afgelopen, ging de hele kerkeraad inclusief dominee als eerste weg. En dan mocht ik naast mijn vader meelopen naar de consistorie.
Net als Freek mocht ik helpen met het tellen van het geld.
De zakken werden geleegd in een stapel blikken schalen met gaatjes, die mocht ik schudden en dan vielen vanzelf de centen, stuivers, dubbeltjes, kwartjes, guldens en rijksdaalders in de aparte lagen. Het briefgeld deden de volwassenen, ik mocht rijtjes maken van het muntgeld op de grote consistorietafel.
10 guldens naast elkaar en dan rijtjes eronder, 4 rijksdaalders, 4 kwartjes, 10 dubbeltjes en van de stuivers dubbele rijen van 10.
Zo werd alles geteld en genoteerd.
En dan nam degene die verantwoordelijk was alles mee en gingen wij naar huis. Niet met de Chevrolet, maar op de fiets, ik bij papa achterop.
Dan kwamen we bij mama en mijn broer en zus en was het eten klaar.
Het is een fijne herinnering,die me nog steeds een gevoel van vertrouwdheid en veiligheid geeft.
Die togakoffer kon ik dus niet dragen, want een lid van de kerkeraad droeg geen toga.
Maar toch doet die zin in de liedtekst me ook aan mijn jeugd denken.
Mijn vader ging altijd op de fiets naar zijn werk en had zo’n leren tas mee, die ook vaak als schooltas gebruikt werd.
Aan het eind van de middag vroeg ik aan mijn moeder of het al tijd was en als ze knikte dan ging ik naar de hoek van de straat. Daar wachtte ik op mijn vader. Ik zou hem al van ver aan kunnen zien komen, de Erfgooiersstraat in Hilversum was lang en recht. Om de tijd te doden hield ik mijn hand om de lantaarnpaal en slingerde mezelf er in eindeloze rondjes omheen. Af en toe de andere kant op, om niet te duizelig te worden.
En als hij er dan aankwam, stapte hij af op de hoek waar ik stond. Dan gaf hij mij de fiets, ik stak mijn been onder de stang van het frame door en fietste zo staand op de trappers naar huis, terwijl mijn vader achter me aanliep. Voordat hij de fiets in de fietsenkelder bracht, haalde hij zijn tas van de bagagedrager en die mocht ik dan dragen. Ik sjouwde de grote leren tas het trapje van het balkon op naar de keukendeur, waar mijn moeder steevast zei: Kind kind, heb je zoveel huiswerk? Ik genoot daarvan,altijd weer. Dan voelde ik me zo gewichtig!
De Noorderkerk bestaat allang niet meer. Dominee Goeman is al heel lang geleden overleden. De guldens en rijksdaalders zijn verleden tijd. Mijn vader en moeder leven allang niet meer. Alleen de leren tas is er nog, die bewaar ik zorgvuldig.
Net als de intens goede herinneringen.

