Wachtkamer

sign-575511_960_720

We lopen de groenige gang in. Bert meldt zich bij de balie, hij krijgt een polsbandje en mijn 06-nummer wordt genoteerd. We mogen plaatsnemen in de wachtkamer.
Daar zit al een aantal mensen. De stilte is oorverdovend.
Wij zeggen: “Goedemorgen” en sommigen mompelen wat terug. We zoeken een plekje.
Koppeltjes mensen zitten als kleine eilandjes in de ruimte, er is niemand die pal naast een ander gaat zitten, we houden allemaal netjes afstand.
Het enige stemgeluid wat we horen is van de baliemedewerkster die aan iemand anders een polsbandje geeft en een ander 06-nummer noteert.
De situatie van “goedemorgen” en wat gemompel herhaalt zich .
Ik pak mijn boek uit mijn tas, Bert pakt een auto-tijdschrift van de tafel.
“Mevrouw Jansen?” Een verpleegkundige met een klembord kijkt vragend rond. Mevrouw Jansen schiet overeind en loopt zonder om te kijken de gang op. Ze heeft geen woord meer gewisseld met haar man, laat staan een kus.
“Meneer van Dijk?” klinkt de stem van een andere verpleegkundige. Meneer van Dijk pakt z’n plastic tasje, waar ongetwijfeld dezelfde spullen inzitten als in het tasje van Bert en loopt mee. Geen woord van zijn vrouw, geen woord aan zijn vrouw, geen kus. Ik ben verbijsterd. Het lijkt alsof de mensen zó gespannen zijn, dat ze vergeten hoe ze normaal doen.
“Meneer de Vries?” Bert is aan de beurt. Ik ga ook staan, we geven elkaar een kus en ik zeg: “Veel sterkte lieverd”. Dan is hij weg en ben ik alleen tussen de andere wachtenden. Ik pak mijn breiwerk, als afleiding.
Er komen nog twee stellen in de wachtkamer. Een vrouw praat van tijd tot tijd fluisterend tegen haar man en hij fluistert af en toe wat terug, met fluitende s-en in zijn woorden. Het andere stel zwijgt.
Ik vind het hier vreselijk. Alsof we in de aula van een uitvaartcentrum zitten en niemand hardop durft te praten omdat dat niet gepast is. Alsof iedereen hier al een doodvonnis heeft gekregen, puur omdat men opgeroepen is voor onderzoek. Je mag hier blijkbaar niet normaal praten, laat staan een grapje maken. En dat komt vanuit de mensen zelf, er hangen nergens bordjes met “Stilte”.
Zelfs geen Xenosbordje met : “In deze kamer zijn wij allen gepast ernstig, kijken wij elkaar niet aan, spreken wij niet, en als wij dan toch moeten spreken doen wij dat fluisterend. “
Als ik opkijk van mijn breiwerk, omdat ik wil weten hoe laat het is, zie ik de verstolen blikken van Meneer Jansen en Mevrouw van Dijk, ze draaien allebei gauw hun hoofd af. Zouden ze zich afvragen wat ik aan het breien ben? Niemand zegt wat en ik brei weer verder.
Er komt een oude mevrouw de gang op, ze is klaar met het onderzoek. Haar zus, of misschien vriendin, loopt met haar mee. “Alles is goed!” zegt de mevrouw blij. “Ik heb een parasiet!”
“Een wat?” Vraagt de zus/vriendin. Ze lopen richting de uitgang, maar omdat het zo stil is kan ik nog duidelijk horen wat ze zeggen. “Een parasiet!” herhaalt mevrouw, het woord galmt door de gang.
Ik zie dat mevrouw van Dijk naar me kijkt, maar voordat ik naar haar kan glimlachen heeft ze haar blik al weer afgewend. Ik heb geen zin meer in breien en haal mijn boek weer tevoorschijn. Het is boeiend geschreven en heeft humor, dus af en toe zit ik te grinniken. Totdat ik bij een gedeelte komt wat serieuzer is, een man heeft gezondheidsproblemen, het lijkt zorgelijk en hij moet een kijkoperatie. Ik doe resoluut het boek dicht, dit wil ik niet juist op dit moment lezen.
Ik maak dan maar een kruiswoordpuzzeltje op mijn mobiel. Meneer van Dijk komt terug, zijn vrouw staat op en zwijgend lopen ze weg.
Dan zie ik een wat levendiger stel mensen bij de balie arriveren. Een  oudere man gaat hardop staan voorlezen wat je moet doen als er niemand achter de balie zit.
“Nou je moet hier alles blijkbaar zelf doen!” buldert hij. “Zullen we het onderzoek dan ook maar zelf doen, hahahaha…” Hij is blijkbaar de enige die het leuk vindt, zijn gezelschap, een jonge vrouw en een jonge man, glimlachen plichtmatig. Ik heb een beetje medelijden met de man, hij doet in ieder geval zijn best om de sfeer wat luchtiger te maken.
Ik weet niet wat ik erger vind: een wachtkamer waarin mensen de vreselijkste verhalen vertellen over ziekte en dood, of deze akelige stille gedrukte sfeer.
En dan ineens staat Bert voor mijn neus. Ik ben verbaasd, ik was ervan uitgegaan dat ik hem op zou moeten halen. Meneer Jansen kijkt naar ons, zijn mevrouw Jansen is nog steeds niet terug.
Bert vertelt me wat de uitslag is en we zijn dankbaar dat we opgelucht kunnen ademhalen.  We gaan weg uit de wachtkamer, het voelt alsof we uit een andere dimensie weer terug komen in de normale wereld als we door de centrale hal naar de koffiehoek lopen.   Hier wordt hardop gepraat, er worden mensen omhelsd, er wordt gegeten en gedronken.
Als we koffie bestellen glimlachen we naar elkaar.

 

Een gedachte over “Wachtkamer

  1. Troost je, dit geldt voor alle wachtkamers. Ikzelf blèr altijd goedemorgen, etc. en soms is er aanleiding tot een miniem gesprekje. Maar verder: rust….. 😁

    Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.